SLAAP MINDER

Henri Knap 1

Een poosje geleden moest ik sollicitanten naar een bepaalde betrekking ontvangen. Ik vroeg iedereen, wat hij de laatste tijd zoal had gelezen en wie zijn lievelingsauteur was. Want de antwoorden op die vragen zijn altijd bijzonder verhelderend.
Zo was er een man van vijfenveertig jaar, die zonder aarzelen antwoordde: „Ik heb zojuist „De Schat in het Zilvermeer” gelezen en mijn lievelingsschrijver is Karl May”.
Als ik dat hoor van een jongen van twaalf, knik ik goedkeurend, maar een man van vijfenveertig, die Karl May leest, is bedenkelijk.
Nog veel bedenkelijker was de man van vijftig jaar, die mij met een air van vertrouwelijkheid en trots (!) zei: „Ik lees eigenlijk nooit, mijnheer, ik heb daar nog nooit tijd voor gehad”.
Hij deed mij denken aan die man, die zijn vrouw, toen die op hun gouden bruiloft hem verweet, dat hij haar nooit eens mee uit had genomen, antwoordde: „’t Is me nogal een wéér geweest”.

Niemand hoeft het lezen te laten wegens gebrek aan tijd.. De heer Dendermonde 2 mag dan al vaststellen, dat de wereld aan vlijt ten onder gaat, de heer Hofland 3 mag ons voorrekenen hoezeer wij ons schaden door onze agenda’s vol afspraken te pennen – tijd om te lezen blijft er altijd wel over. Als u maar wilt!
Maar het is dan wèl zaak voortdurend een boek in de zak te hebben. Geen zakboek – daar verstaan wij wat anders onder. Een pocketbook dan? Niets op tegen, ’tzij Engels, ’tzij Nederlands. Maar een béétje zak, in pak of mantel, dient zo groot te zijn, dat een gemiddeld brok boek er gemakkelijk in kan worden meegedragen.
Wie namelijk van élke minuut, die het leven hem als extraatje laat, wil profiteren door te lezen, moet steeds een boek bij de hand hebben, zoals fotografen, die die naam verdienen, nooit zonder camera de deur uitgaan, onder het motto: „Je kunt nooit weten”.
U moet tien minuten wachten bij de tandarts. Pakt u dan zo’n belegen tijdschrift, waarin u warempel Peron 4 nog tegenkomt en de geest van Genève (zaliger gedachtenis) 5 – óf hebt u een boek bij u, dat bereid is u een hoofdstukje af te staan en zo uw leven te verrijken door u in staat te stellen, behalve uw eigen leven, nog een stukje ànder leven te leven – waar u maar wilt, van wie u maar wilt, wanneer u maar wilt? De televisie, de bioscoop, de radio binden u aan plaats en tijd, ja, u kunt, terwijl de bus nog zeven minuten staat, alvorens van het eindpunt te vertrekken, uw lievelingsmuziek zelfs niet onder de pick-up leggen, want u hebt noch uw platendraaier, noch u discotheek bij u. Maar het boek laat u nooit in de steek.
Het is er op het ogenblik, dat u het nodig hebt – het laat zich op slag de mond snoeren op het moment, dat u weer wat anders te doen hebt. Wees daarom nooit zonder boek! Wie of wat u ook teleurstelt – het boek nooit. „Een boek, ja, dat kan u wel eens tegenvallen maar „het” boek: nimmer.

Fietsen en autorijden is funest voor uw leescultuur. Wandelend lezen is tegenwoordig ook al gevaarlijk. Maar lieden, die reizen met bus, tram, trein of vliegtuig, horen enorm belezen te zijn. Ik geef toe, dat het schudden van de bus en trein het lezen wel eens moeilijk maakt, maar indien u fiks rechtop gaat zitten, los van de rugleuning, los van de armleuningen ook en u heft uw boek in uw vrije handen en armen, danst uw boek met uw hoofd mee, zodat u best kunt lezen.
U wilt de burgemeester spreken, maar hij komt te laat; bij de internist zit u een uur in de wachtkamer, de tram laat zeven minuten op zich wachten; thuis gaat u pas over een kwartier aan tafel; er is echt geen tijd genoeg meer om nog vóór ’t eten aan het werk te gaan – weet u wel, dat u door een efficiënt gebruik van zulke tijd-restjes elke twee dagen een boek kunt uitlezen? Dat zijn zo’n honderdtachtig boeken in een jaar – en dan reken ik alleen nog maar de boeken mee, die gelezen worden in afval van minuten!
Verder zijn daar dan nog uw zondag, uw griep en (zeer belangrijk): uw nacht.
Over die zondag hoef ik niet uit te weiden. U verdoet een veel te groot deel daarvan met suffen. Er zijn mensen, die op zondagen telkens kwartieren voor het raam staan om te kijken naar niets. Want er is op zondag buiten niets – gelooft u mij. Kijk liever niet uit het raam, maar in uw boek.
Uw griep is natuurlijk je-van-hèt om eens „bij te lezen”. Er zijn echter beklagenswaardige mensen, die nooit griep krijgen. Zij komen pas in bed te liggen met een galblaasontsteking of difterie – en in beide gevallen is men te ziek om lekker te kunnen lezen. Dan wil zelfs zoiets eenvoudigs als het telefoonboek er niet in blijven. Maar het griepje (temperatuur 37.8 – 38.3) is voor uw geestelijke restauratie nog veel belangrijker dan voor uw lichamelijke wederopbouw. Wie ongevoelig is voor griep, doet daarom goed zich met zijn arts te verstaan en hem te vragen om een onschuldige ziekte van niet te lange duur. Een goed medicus heeft altijd wel iets in voorraad. Op de duur zal een goedaardige griepvirus trouwens mogen worden verkocht door apothekers, drogisten en boekhandelaren. Verpakt in glazen buisjes – opsnuiven voor het slapen gaan – ook in de voordelige familieverpakking.

Uw voornaamste leestijd is echter de nacht. Eindelijk is het stil in huis. Die vermaledijde telefoon houdt eindelijk zijn mond. Geen schijn van kans, dat uw nicht Emma komt binnendruilen om over haar twaalfvingerige darm te zeuren.
Ook kan uw vrouw u niet opdragen het handdoekenrek in de keuken vast te schroeven – noch kan uw man u, mevrouw, commanderen een lusje aan zijn regenjas te zetten. Duisternis en stilte heersen – hoe heerlijk is dan het bed!
Ja, het bed is ver-ruk-ke-lijk, zoals dat woord in advertenties wordt geschreven. Maar wat merkt u ervan? U slaapt! Wie slaapt, geniet niet. Die kon net zo goed helemeel niet bestaan. Wat hebt u, bijvoorbeeld, aan een heerlijke rijsttafel, die ik uw slaapkamer inschuif als u slaapt en die ik weer weghaal nog vóór u ontwaakt? Niets.
Zo is het ook met een heerlijk bed. U geniet er pas voluit van, indien u er uren en uren op ligt te lezen. Te middernacht naar bed, tot half drie lezen. Rook er gerust een sigaret bij, maar pas op voor brand. Drink er gerust een glas cognac bij, maar mors niet op uw pyjama. Ah, dan merkt uw gebroken rug pas goed hoe lieflijk uw matras zich voegt naar zijn gefolterde spieren en botten!
Hoe vriendelijk steunt uw kussen uw hoofd! Hoe mild schijnt het hartelijk licht van een kleine lamp op uw boek! Onopgemerkt vult u het pakhuis van uw geest met rijkdommen, waaruit u later, wanneer u maar wilt, zult kunnen putten!
Slaap minder, lees meer!


[1]In: Provinciale Drentsche en Asser Courant, 18 februari 1956.
Vrijwel woordelijk dezelfde column, maar dan onder de titel „Ter voorbereiding van de Boekenweek. Slaap minder!”, was op 15 februari 1956 al verschenen in De Zuid-Limburger en onder de titel „Slaap minder!” ook in het Nieuwsblad voor de Hoeksche Waard, IJselmonde en Putten; op 18 februari 1956 verscheen hij ook in de Indische courant voor Nederland, nu weer onder de titel „Slaap minder”.
Henri Knap (voluit: Henri Alexis Anne Reinier Knap, * 8 februari 1911 , † 4 maart 1986) was een Nederlands journalist, schrijver en een verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Onder het pseudoniem „Dagboekanier” schreef hij jarenlang columns voor Het Parool. Bekende boeken en verhalenbundels van hem zijn o.a. „Sanatorium”, „Bent u ook zo’n vader?”, „Rijdt u ook zo auto?”, „Bent u ook van gisteren?”, „Appels in het gras”, „Meneer recht, mevrouw averecht” (met Annie M. G. Schmidt ((voluit: Anna Maria Geertruida Schmidt, * 20 mei 1911 , † 21 mei 1995)), „De weg naar Péruwelz”, „De ronde van ’43” en „Met voorbedachten rade”.
[2]Max Dendermonde (pseudoniem van Hendrik Hazelhoff, * 17 juni 1919 , † 24 maart 2004), was een Nederlandse schrijver. Zijn met afstand beroemdste boek is „De wereld gaat aan vlijt ten onder”, maar ook „Eiland van Circe”, „De dagen zijn geteld”, „Een blauwe maandag op aarde”, „De duiven boven moeders graf”, „Uit Mexico ben ik gevlucht mevrouw, gevlucht!”, „Soms een paar uur van tweezaamheid”, „Kunstmin, liefde en dood in Dordrecht”, „Mondriaan, de man die de charleston danste” en „Twee wonderkinderen in en na de oorlog” zijn bekend.
[3]Henk Hofland (voluit: Hendrik Johannes Adrianus Hofland, * 20 juli 1927 , † 21 juni 2016) was een Nederlandse journalist, columnist, essayist, romancier en schrijver, die door zijn collega’s werd uitgeroepen tot dé Nederlandse journalist van de twintigste eeuw. Hij gebruikte ook de pseudoniemen H. J. A. Hofland en S. Montag. Hier wordt verwezen naar zijn essay uit 1955, „Geen tijd (op zoek naar oorzaken en gevolgen van het moderne tijdgebrek)”. Van zijn romans zijn o.a. bekend „De alibicentrale”, „De Jupiter”, „Nacht over Alicante” en „Man van zijn eeuw”. In 1993 verschenen zijn verzamelde werken onder de titel „De draagbare Hofland”.
[4]Juan Domingo Perón (* 8 oktober 1895 , † 1 juli 1974) was een Argentijns militair en president van Argentinië van 1946 tot 1955 en van 1973 tot 1974, die in het buitenland vooral bekend is geworden door het verlenen van asiel aan gevluchte nazikopstukken.
[5]De Conferentie van Genève was een conferentie die van 26 april tot 20 juli 1954 plaatsvond in Genève. Deze conferentie werd gehouden als poging om een oplossing te vinden voor het conflict op het Koreaanse schiereiland. Vertegenwoordigers van diverse betrokken landen discussieerden voorts over de mogelijkheid om de vrede te herstellen in Indochina. De „Geest van Genève” wordt sindsdien steevast genoemd wanneer er gesprekken tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie dan wel Rusland plaatsvinden.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website