Wenen (Wien), Maria-Theresien-Platz: Kunsthistorisches Museum: Schilderij »De schilderkunst« (± 1667) van Johannes Vermeer (gedoopt 31 oktober 1632, 15 december 1675). Het schilderij is een van de laatste Hollandse meesterwerken en vormt een voorbeeld van Vermeers kunnen; het is een soort allegorie op de schilderkunst: Vermeers model poseert als Clio (Κλειώ), de muze van de geschiedenis, die als het ware de roem van de Nederlandse schilderkunst, die zij in het Boek der Geschiedenis zal vereeuwigen, verkondigt. Het model van de beeldhouwer, het schetsboek en het wordende schilderij op de ezel duiden op de eenheid van de verschillende kunsten. De landkaart aan de muur is er eentje van de 17 provincies der Verenigde Nederlanden, het land dat van oudsher beroemd is door zijn schilderkunst. Als Karl May het Kunsthistorisches Museum al heeft bezocht, heeft hij dit schilderij gegarandeerd niet gezien, want het hangt hier pas sinds 1946. Op de een of andere manier was het in 1813 in het bezit gekomen van graaf Rudolf Czernin (* 1757, 1845) in Wenen; in 1940 verkocht een nazaat van deze graaf, Jaromir Czernin (* 1908, 1966) aan een zekere Adolf Hitler, die het schilderij in zijn salon in Berchtesgaden hing in afwachting van een te bouwen museum in Linz, dat er nooit kwam. Tijdens de oorlog verhuisde het schilderij naar een depot vol nazi-kunst in de stilgelegde zoutmijn Bergungsort Salzbergwerk Altaussee en in 1946 belandde het in het Kunsthistorisches Museum. Na diverse rechtzaken, aangespannen door de nazaten Czernin von und zu Chudenitz, oordeelde de Kunstrückgabebeirat - de Oostenrijkse Raad voor de teruggave van gestolen kunst - op 18 maart 2011 dat de koop rechtmatig was verlopen en het schilderij dus niet onder roofkunst viel. Zo mocht het in het museum blijven hangen. © foto 2020 |
![]() |