Eger (Cheb):



    Onder de naam „Egire” werd de stad al in 1061 schriftelijk vermeld; Beierse markgraven richtten hier in 1125 een burcht op, die in 1167 in het bezit van keizer Friedrich I. Barbarossa kwam. Vervolgens was de koning van Beieren heer van de stad, maar in 1322 kwam het gebied aan de koning van Bohemen. De aanvankelijke overgang tot het lutheranisme werd in 1626 ongedaan gemaakt toen de Habsburgers op de troon van Bohemen kwamem. Sinds het einde van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) ontwikkelde de stad zich nauwelijks; de meeste economische impulsen kwamen van de Oostenrijkse garnizoenen die hier gelegerd waren. Na de Eerste Wereldoorlog kwam Eger bij het nieuwe Tsjechoslowakije, maar toen Tsjechische milities in november 1918 het nieuwe gezag wilden vestigen, werden ze door burgerwachten buiten de stad gehouden; een dreiging met een bombardement nmaakte een einde aan deze rebellie. De bevolking was uitgesproken Duits, maar een plan om dit deel van Bohemen bij Duitsland te voegen werd door de „winnaars” van de oorlog, met name door de Fransen, tegengehouden. In 1945 werden de Sudetenduitsers verdreven en Cheb was zo goed als ontvolkt. Om toch wat inwoners in de stad te krijgen werden Slowaken en zigeuners uit Slowakije hier gehuisvest. Vanaf 1850 heette de stad officieel Eger en Cheb, maar vanaf 1945 was Cheb de enig toegestane naam.
    Op 31 december 2022 telde de stad 31.954 inwoners, nog maar 66% van het aantal dat in 1945 hier woonde.


Google
www op deze website