Asch (Aš):



    De eerste bewoning van Asch was door kolonisten uit het noorden van het naburige Beieren, waarschijnlijk al in de elfde eeuw. In de tijd van de Habsburgers was Asch in het Egerland een centrum van textielindustrie; sinds 1918 hoorde de stad, die nu Aš heette, bij Tsjechoslowakije. Na de Conferentie van München werd Asch van 1938 tot 1945 de hoofdplaats van de Landkreis Asch in de Reichsgau Sudetenland, Regierungsbezirk Eger en hoorde de stad zeven jaar land bij het Duitse Rijk; Duitse troepen, met de Duitse dictator Adolf Hitler persoonlijk, trokken op 3 oktober 1938 de stad in. De meeste Tsjechen (113 op een totaal van ongeveer 23.000 inwoners) maakten dat ze weg kwamen. Op 20 april 1945 werd Asch/Aš door de Amerikanen bevrijd; na de overgave van de stad en de streek in november 1945 aan de Sovjets werd de Duitstalige bevolking verdreven. Tsjechen en Slowaken uit andere delen van het land werden in Aš gehuisvest, maar de bevolking was met de helft afgenomen. De slechte economische situatie in deze uithoek plus de verlokkende nabijheid van de grens met Duitsland zorgde ervoor dat velen naar het westen vluchtten en veel van de overgebleven fabrieken moesten wegens gebrek aan personeel sluiten. In de jaren ’70 werden nog meer Tsjechen en Slowaken, maar ook zigeuners en Vietnamezen, naar Aš gehaald. Vanaf 1993 ligt de stad in Tsjechië.
    Op 31 december 2024 woonden er nog maar 12.684 mensen in Aš, een derde van het bevolkingsaantal van 1939.


Google
www op deze website