Fortuna 3 ,

15 : Horatius, oden over een goed leven


1. Aan een ontrouwe geliefde (Hor., Od. I.5) :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

2. De genoegens van de winter (Hor., Od. I.9) :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

3. Carpe diem (Hor., Od. I.11) :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

4. Cleopatra is dood! (Hor., Od. I.37) :
1Door de herhaling van nunc (vss. 1-2).
2Omdat er in het Romeinse rijk grote ongerustheid heerste ten aanzien van wat de koningin het rijk zou kunnen aandoen (vss. 6 sqq.).
3Van zo’n verwoesting kon slechts een waanzinnige dromen.
4aCleopatra laat zich meeslepen door haar succes.
4b•   Furorem (vs.12);
•   lymphatam (vs. 14).
5Dat ze voor Caesar (Octavianus) een gemakkelijke prooi was.
6De betekenis „verderfelijk” sluit beter aan bij het voorafgaande: de Romeinen hebben Cleopatra werkelijk gevreesd.
7Het leger van Octavianus dat de stad bedreigde.
8Haar besluit om zelfmoord te plegen.
9Zij is niet langer meer koningin.
10Superbus - humilis. Ze misgunt Caesar haar als buit mee te nemen naar Rome.
11Het is het laatste woord van het gedicht. De eerste strofe bevat de toon van een triomfgedicht. Dus triumpho sluit het gedicht passend af.
12Nee. In de eerste vijf strofen is de karakterisering negatief: ze bereidde de ondergang van het Romeinse rijk voor; ze gaat vergezeld van eunuchen; ze laat zich gaan als fatale monstrum (vs. 21).
In de laatste drie strofen wordt ze beschreven als ausa (vs. 25), fortis (vs. 26), non humilis (vs. 32). Dit is veel positiever dan in de strofen daarvoor.


5. De gulden middenweg (Hor., Od. II.10) :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

6. Vergankelijkheid (Hor., Od. II.14) :
1a. Onvermijdelijkheid van het ouder worden en de dood; b. het zinloos streven om hieraan te ontsnappen; c. de noodzaak de rivier van de Onderwereld over de steken.
2Ja, min of meer wel: het zinloos streven om aan de dood te ontsnappen (r. 13-16); de noodzaak van de dood (21-24); de rivier van de Onderwereld (17-18).
3De gedachte dat de erfgenaam van Postumus wel zal genieten van zijn dure wijn, moet hem aansporen nu zelf van het leven te genieten.
4De herhaling geeft een droevige en serieuze toon.
5atricolon en climax (rugis, senectae, morti).
5bMarte, Hadriae, Austrum (13-16); Cocytus, Danai genus, Sisyphus (18-20); tellus, domus, uxor (21-22).
6Het graan of de vruchten; datgene wat de aarde voortbrengt.
7Uit angst dat de zuidenwind onze gezondheid schaadt, vermijden we deze. Toch zal dat niet voorkomen dat we uiteindelijk doodgaan.
8Hij moest een steen tegen een berg op duwen, maar telkens wanneer hij de top bereikt had, rolde de steen weer naar beneden.
9aMet placens (21).
9bOmdat ze op begraafplaatsen werden geplaatst.
10De erfgenaam zal er immers van genieten, terwijl Postumus ze achter slot en grendel had bewaard.


7. Verzoening (Hor., Od. III.9) :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

8. Rivaliteit (Hor., Od. III.20) :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.

9. Schoonheid vergaat (Hor., Od. IV.10) :
Wordt niet gevraagd op de toetsen.


Naar de vertaling van de Horatius-teksten uit dit hoofdstuk.
Naar de indexpagina van Fortuna 3.
Naar de Situs Latinus.
Naar de Situs Classicus.



Online =
Nu online =
Max online =