Fortuna 3 ,

5 : Martialis, bijtende epigrammen


1. Ware moed (I,13 1) :
Toen de gewetensvolle Arria 2 het zwaard aan haar Paetus 3 overhandigde,
dat zij zelf 4 uit haar ingewanden had getrokken,
zei ze: „Als er enig 5 geloof is, doet de wond die ik heb gemaakt, geen pijn,
maar wat jij zult doen, dat doet mij, Paetus, pijn.”


Arria et Paetus, beeldengroep van Lepautre en Théodon, Louvre, Parijs.


2. Hypocriet (I,24) :
Zie jij, Decianus, die man met ongekamde haren,
wiens norse wenkbrauwen ook jijzelf vreest 6,
die spreekt over mannen als Curius 7 en Camillus 8 als bevrijders?
Geloof zijn voorhoofd (gezicht) niet: hij is gisteren getrouwd.

3. Een alcoholiste (I,28) :
Wie 9 gelooft dat Acerra naar (de) wijn 10 van gisteren stinkt,
vergist zich: Acerra drinkt altijd tot het licht is 11.

4. Echt verdriet (I,28) :
Gellia huilt niet om het verlies van haar vader, wanneer ze alleen is,
(maar) 12 als er iemand 13 aanwezig is, springen de tranen op bevel te voorschijn.
Niet treurt degene, die ernaar streeft om geprezen te worden, Gellia,
(maar) 14 híj heeft echt verdriet, die zonder getuige verdriet heeft.

5. Twee beroepen (I,47) :
Onlangs was Diaulus 15 arts, (en/maar) 16 nu is hij een lijkdrager:
wat hij als lijkdrager doet, had hij ook als arts gedaan 17.

6. Arrogantie (I,64) :
Jij bent mooi, wij weten het, en een meisje, het is waar,
en rijk, wie kan dat immers ontkennen?
Maar wanneer jij jezelf al te zeer prijst, Fabulla,
ben jij noch rijk noch mooi noch een meisje 18.

7. Een slimme zet (I,73) :
Er was niemand in de hele stad, die jouw echtgenote,
Caecilianus, voor niets wilde (zou willen) aanraken,
terwijl je het toestond: maar nu, nadat er wachters geplaatst zijn,
is er een geweldige menigte van neukers: je bent een schrandere vent.

8. Schuld (II,3) :
Sextus, jij hebt helemaal geen schuld, jij hebt helemaal geen schuld, Sextus 19, (dat) geven wij toe.
Want als iemand 20 kan betalen, heeft hij (pas) schuld, Sextus.

9. Een kus of een hand (II,21) :
Jij geeft aan sommigen kussen, aan anderen geef jij, Postumus 21, je rechterhand 22.
Je zegt: „Welke van beide wil je liever? Kies.” Ik wil liever de hand.

10. Zeg nee! (II,25) :
Jij geeft nooit, je belooft altijd 23, Galla, aan degene die vraagt.
Als jij altijd bedriegt, vraag ik je van nu af aan, Galla: „Zeg nee.”

11. Blind (III,8) :
„Quintus is verliefd op Thaïs.”   „Welke Thaïs?”   „Thaïs met één oog.”
Thaïs heeft één oog niet, hij twee.

12. Dichter zonder lezer (III,9) :
Men vertelt 24 dat Cinna 25 gedichtjes tegen mij schrijft.
Hij, van wie niemand de gedichten leest, schrijft niet.

13. Alles voor jezelf (III,26) :
Landgoederen heb jij alléén, en alléén, Candidus, heb jij geld 26,
gouden voorwerpen heb jij alléén, vaatwerk van agaat heb jij alléén,
Massische wijnen 27 heb jij alléén en Caecubische wijnen van het jaar van Opimus 28 heb jij alléén,
en een hart heb jij alléén, alléén ook talent.
Alles heb jij alléén 29 - stel je voor dat ik dit wil ontkennen! -
maar je vrouw heb je, Candidus, samen met het volk 30.

14. Zonder masker (III,43) :
Jij geeft je met je geverfde haren bedrieglijk uit voor een jongeman, Laetinus,
zo plotseling een raaf, jij, die 31 onlangs nog een zwaan 32 was.
Je bedriegt niet iedereen; Proserpina 33 kent jou als grijs:
zij zal het masker van jouw hoofd afnemen.

15. Totale afwijzing (III,53) :
En je gezicht zou ik kunnen missen,
en je hals, je handen, je benen
en je borsten, je billen en je achterwerk 34
en 35, om me niet te verliezen in de details,
ik zou jou geheel kunnen missen, Chloë 36.

16. Totale afwijzing (V,43) :
Thais heeft zwarte, Laecania sneeuwwitte tanden 37.
Wat is de reden hiervan? De een heeft gekochte tanden, de ander haar eigen 38.

17. Parasiet (V,47) :
Philo 39 zweert dat hij nooit thuis gegeten heeft, en dat is waar:
hij eet niet, zo vaak als niemand hem heeft uitgenodigd.

18. Morgen (V,58) :
Altijd zeg jij, Postumus, dat je morgen, (ja,) morgen 40 wilt leven.
Zeg mij, dat „morgen”, Postumus, wanneer komt het?
Hoe ver is dat „morgen”, waar is het? Of waar moet het gezocht worden?
Is het soms bij de Parthen 41 en Armeniërs 42 verborgen?
Dit „morgen” heeft reeds de jaren van Priamus 43 en Nestor 44.
Voor hoeveel, zeg mij, zou dit „morgen” gekocht kunnen worden?
Zul je morgen leven? Vandaag al leven, Postumus, is te laat:
hij is wijs, alwie, Postumus, gisteren heeft geleefd.

19. t/m 24. :
Vertalen wij niet.



[1]De Romeinse I staat voor: boek I van de Epigrammaton libri XII;
de Arabische 13 staat voor: gedicht 13 uit genoemd boek.
[2]Casta ... Arria : hyperbaton.
[3]Caecina Paetus was iemand die deelgenomen had aan de opstand van Scribonianus tegen keizer Claudius (41-54 n.C.) in 42 en vervolgens gedwongen werd zelfmoord te plegen; zijn vrouw heette Arria; we kennen ditzelfde verhaal ook van Plinius Minor, die de informatie over de zelfmoord persoonlijk had gekregen van Arria’s kleindochter Fannia.
De woorden Non dolet, Paete zijn spreekwoordelijk geworden.
[4]Eigenhandig.
[5]Qua = aliqua (na si: „Na si, nisi, num en ne gaat ‘ali’ niet met ‘quisje’ mee”).
[6]Het gedichtje gaat over een strenge leraar.
[7]Manius Curius Dentatus († 270 v.C.) was de legeraanvoerder die o.a. een eind maakte aan de 3e Samnitische Oorlog en die de Senones en Lucaniërs - stammen in Noord- resp. Zuid-Italië - versloeg.
[8]Marcus Furius Camillus (* ± 446, † 365 v.C.) nam de Etruskische stad Veii in in 396 v.C. en sloeg aanvallen van de Galliërs in 390 en 367 af.
[9]Qui : relativum met ingesloten antecedent : „degene die”, „wie”.
[10]Merum is de term voor ongemengde wijn, terwijl vinum wordt gebruikt voor wijn, die aangelengd is met water; de term vinum komt veel vaker voor, dus blijkbaar was het gebruikelijker om wijn met water te drinken dan ongemengde wijn.
[11]D.w.z.: tot de volgende ochtend.
[12]Adversatief asyndeton: om de tegenstelling te benadrukken.
[13]Quis = aliquis (na si: „Na si, nisi, num en ne gaat ‘ali’ niet met ‘quisje’ mee”).
[14]Adversatief asyndeton: om de tegenstelling te benadrukken.
[15]Diaulus is een Griekse naam; artsen waren bijna altijd van Griekse afkomst.
[16].(Adversatief) Asyndeton.
[17]Medicus ... vispillo (vs. 1) / vispillo ... medicus (vs. 2) : chiasme.
[18]... et ... et ... (vss. 1-2) / nec ... nec ... nec (vs. 4) : polysyndeton; trikolon.
[19]Sexte, nihil debes / nil debes, Sexte : chiasme.
[20]Quis = aliquis (na si: „Na si, nisi, num en ne gaat ‘ali’ niet met ‘quisje’ mee”).
[21]Post(h)umus was een vrij vaak voorkomende bijnaam, die aan kinderen werd gegeven, die pas na de dood van hun vader geboren werden.
[22]Basia das aliis / aliis das dextram : dubbel chiasme.
[23]Das numquam / semper promittis : chiasme.
[24]Van narratur hangt de n.c.i. Cinna ... scribere af.
[25]Er heeft weliswaar een dichter Gaius Helvius Cinna bestaan, maar die leefde ruim een eeuw eerder dan Martialis, dus die kan hier niet bedoeld zijn; misschien een nakomeling, of gewoon een verzonnen naam?
[26]Praedia solus / solus nummos : chiasme.
[27]Massica : de wijnen van de Mons Massicus - een bergketen die ongeveer halverwege Rome en Napels ligt - waren in de oudheid beroemd.
[28]Caecuba : de wijn van de Ager Caecubus - een duinachtig gebied dat zich uitstrekt langs de kust van Latium tussen Velletri en Terracina - werd beschouwd als de allerbeste Romeinse wijn; de Griekse redenaar Athenaeus schrijft in zijn Deipnosophistae („Filosofen aan het diner”) dat deze sterke, zoete wijn pas na vele jaren tot volledige rijpheid komt, hetgeen kan kloppen met Martialis’ bewering dat Candidus’ Caecuba uit het jaar van Opimus, d.w.z. 121 v.C., komt. Blijkbaar een uitstekend wijnjaar, maar in Martialis’ tijd moet die wijn dan al bijna 200 jaar oud zijn geweest! Deze oude, dure wijn is dus voor Candidus ongetwijfeld meer een statussymbool dan iets om te drinken.
[29]Vss. 1 t/m 5: parallellie.
[30]De laatste zin bevat het aprosdokèton, een onverwachte wending, zoals zo vaak in de epigrammen van Martialis.
[31]Qui: relativum met ingesloten antecedent.
De vertaling van het antecedent (jij...) zit opgesloten in eras.
[32]Een raaf is zwart, een zwaan (meestal) wit.
[33]Proserpina (Grieks: Persephone) speelt in de Romeinse mythologie uitdrukkelijker de rol van godin van de dood dan in de Griekse, waar zij eigenlijk alleen maar de echtgenote van Hades (Lat. Pluto) is.
[34]Natibusque cluinibusque : tautologie, misschien om te benadrukken dat Martialis dit het aantrekkelijkste lichaamsdeel van Chloë vond?
[35]Et ... et ... -que ... -que ... et ... -que ... -que ... et ... : polysyndeton, om te benadrukken dat de schrijver echt álles op gelijke wijze kan missen.
[36]Dus niet! Als Martialis Chloë écht had kunnen missen, had hij niet zo in details hoeven treden, sterker nog: had hij natuurlijk helemaal geen woorden aan haar vuil gemaakt!
[37]Thais nigros / niveos Laecania : chiasme.
[38]Thais nigros ... niveos Laecania (vs. 1) / emptos ... suos (vs. 2) : chiasme.
[39]Philo : een Griekse naam, waarschijnlijk een vrijgelaten slaaf.
[40]Cras ... cras : repetitio of anafoor (anaphora).
[41]De Parthen leefden in het huidige Iran, plus delen van aangrenzende landen (Zuid-Turkmenistan, West-Afghanistan, West-Pakistan, Oost-Saoedi-Arabië, Koeweit, Oost-Irak, Oost-Syrië, Oost-Turkije, Armenië en Azerbeidzjan).
[42]De Armeniërs leefden in het huidige Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Noord-Iran, Noord-Irak, Syrië, Libanon en Oost-Turkije.
[43]Priamus was in de Ilias de koning van Troje, ten tijde van Homerus (9 of 10 eeuwen vóór Martialis!) al een oude man.
[44]Nestor was in de Ilias en de Odyssee de koning van Pylos, ten tijde van Homerus (9 of 10 eeuwen vóór Martialis!) al een oude man. Met het noemen van de namen Parthos, Armenios, Priami en Nestor wil Martialis zichzelf profileren als poeta doctus.



Naar de indexpagina van Fortuna 3.
Naar de Situs Latinus.
Naar de Situs Classicus.



Online =
Nu online =
Max online =