Drie jongens en een foute schrijver 1


RIJPWETERING - Oktober is de Bob Eversmaand. Deel 48 van de roemruchte boekenserie verscheen, het twaalfde van louter de hand van thrillerauteur Peter de Zwaan. En de VPRO zond in de documentairereeks Andere Tijden een item uit over Willem van den Hout (1915 - 1985), die onder het pseudoniem Willy van der Heide 36 eerdere deeltjes schreef. Uitgeverij De Eekhoorn zette in een halve eeuw ruim vijf miljoen van de op meters afstand herkenbare roodgeel gekafte pockets om. Nu gaan de oude delen in de ramsj. Maar De Zwaan zet door en de discussie over hoe fout Van den Hout in de Tweede Wereldoorlog was, gaat gewoon verder.

Het zijn hoogtijdagen voor de Bob Evers-fanaten. En die zijn er nogal wat. Vooral gelouterde mannen discussiëren en wisselen uit via www.bobevers.nl. Er is een halfjaarlijkse Bob Evers Nieuwsbrief van de broers Hans en Ton Kleppe. John Beringen uit Wijk bij Duurstede schreef in de jaren negentig vier pockets (exact gelayout volgens de rood-gele dogmatiek) over de serie en de jaarlijkse toogdag op Kaageilend bij Rijpwetering is een bijeenkomst van opgewonden heren, moeiteloos terugrollend naar de eerste druk van hun jeugdsentiment. Ruim vijf miljoen Bob Evertjes circuleren in Nederland. Geen huis of er moeten exemplaren rondzwerven, verstoft op zolder of gekoesterd op de plank. Daar moet iets achter zitten. Wel tien redenen, becijferden intellectuele bladen als Vrij Nederland of Haagse Post al in de jaren zeventig.
In het begin - deel 1 kwam uit in 1949 - was het wellicht het ontbreken van een moralistisch tintje: de avonturen gingen dwars in tegen de fatsoensnormen en idealen van het naoorlogse, wederopbouwende Nederland. Hoezo noest en spaarzaam? Drie jongens maakten van alles mee, overal ter wereld, in dikke auto’s, met rollen geld in de achterzak, knalden vrolijk boeven neer zonder eerst even fatsoenlijk aangifte te doen en spraken ironisch over hun ouwelui. Dat waren de vaders: van Jan Prins, die gepensioneerd kolonel was en zijn punctualiteit, discipline en pinnigheid had voortgeplant in zijn telg; van Arie Roos, een Amsterdamse reder van het type breed hebben en breed laten hangen, hetgeen de sproetige dikkerd uitsluitend volmondig kon beamen; van Bob Evers, een Amerikaans fabrikant van vliegtuigmotoren.

Boegeroep
De Bob Evers-serie oogstte heftig boegeroep in het Nederland van de jaren vijftig. In augustus 1953 schreef K. Hoeve namens de Commissie Lectuurbeoordeling van het Christelijk Jongemannenverbond een vlammende brief aan uitgeverij Stenvert in Meppel. Andere Tijden diepte het epistel op: ‘opgeschroefd, onecht en onwaar’ noemde de verontwaardigde mannenbroeder het geschrijf van Willy van der Heide, onbewust diens groteske gretigheid voor alleraardigst allitereren overnemend. Maar ruim een decennium later was het tij gekeerd. De drie jongens bleken opeens keurig vergeleken met de nozems en de provo’s: ze rookten niet, laat staan softdrugs, ze maalden niet om meisjes of seks, ze spraken ook in tijden van spanning uiterst welgevoeglijke taal die met veel neologismen op het niveau van ‘blikskaters’ bleef. Arie Roos, dat was een soort Willem-Alexander avant-la-lettre, een eventuele schoonzoon.
Nog weer later gaven vaders met jeugdsentiment de boeken door aan hun kinderen, ook meiden lazen ze. Martin van Amerongen (het sigarenverslindende opperhoofd van De Groene Amsterdammer) schrijft in 1985 een vernietigende necrologie over Willem van den Hout die hij een ‘alcoholische brulaap’ noemt, maar hij krijgt zijn citaten keurig aangestreept van zijn puberende zoon.
Onbewust geeft hij daarmee het kernprobleem aan: hoe om te gaan met een man die in de oorlog heel erg fout zat, daarover besprenkelde leugens vertelt, maar zelfs in die foutheid ongehoord spitsvondig en geestig was? Het leidt tot een heftige spagaat tussen vent en norm.

Nummer twee
Willem H.M. van den Hout wordt in 1915 geboren in Den Bosch uit een Brabander en een Groningse. Hij doet de HBS, wordt in 1938 nummer twee bij de persdienst van Philips en werkt voor het reclamebureau Sell More; vandaar zijn Engelse toonaard, zijn liefde voor jazz en het bohémienbestaan. Hij schrijft Amerika Filmt in 19382, waarin hij Hollywood parodieert en en passant onprettige dingen zegt over negers.

Tijdens de mobilisatie neemt hij het slappe Nederlandse leger op de hak in De Kruistocht van generaal Taillehaeck. Beide boeken komen uit in inmiddels bezet Nederland. Van den Hout (alias Willem W. Waterman, Sylvia Sillevis, Otto Onge3, Victor Valstar) doet vanaf januari 1941 de propaganda voor het Zwart Front van de fascist Arnold Meyer.
In augustus is hij alweer weg, naar eigen zeggen omdat hij het vormen van een antibolsjewistisch legioen (Meyers doel) landverraad zou zijn, naar de smaak van anderen omdat hij ruzie kreeg met de rest.
Telegraafchef Thijssen benadert hem dan voor een maandblad dat De Gil gaat heten. Tussen 19424 en 1944 komt het veertien keer uit. Het is een slimme propaganda; het blad doet net alsof ook NSB-ers (’de labbekakken!’) en Duitsland op de korrel wordt genomen en geeft songteksten van elders streng verboden jazzartiesten.
Het gif zit hem in de relativering. Cynisch genoeg worden nazi-Duitsland, dat de oorlog ziet verliezen, en de geallieerden, waar ‘Joden en nikkers’ het kapitaal beheersen, over één kam geschoren. Maar het blad wordt gemaakt bij de afdeling Aktiv-Propaganda en de ingezonden brieven gaan met adres meteen naar de SD. Het is een nazi-opiniepeiling met nazorg door de Gestapo.
Na ‘Dollen Dinsdag’ - een term die door Van den Hout is bedacht - stopt het blad. Hij mag dan een radioprogramma maken volgens hetzelfde stramien; veel jazz en luim, maar met een saus van jodenhaat en militarisme. Hij boekstaaft het zinnetje dat grootouders nu nog testen op de kleinkinderen: Hallo, hallo, wie stinkt daar zo? Het is het mannetje van de radio!

Dubbelspion
Meteen na de bevrijding wordt hij opgepakt. Hij zit drie jaar in voorarrest en komt dan opeens vrij. Volgens hemzelf omdat hij als dubbelspion voor de Brits-Nederlandse marine-inlichtingendienst te veel wist, volgens anderen omdat hij slechts een vlieg op de stront was. De Raad voor de Perszuivering geeft hem tien jaar publicatieverbod als nieuwsjournalist.
Intussen heeft hij vier Bob Evers-delen af; hij ziet ze als broodwinning en later als chequeboek. Tot 1962 schrijft hij er vier per jaar5, af en toe opgesloten in een Meppels hotel omdat de fles hem blijvend in de greep heeft gekregen.
Hij is lang, gebogen, met reuzensnor op een woonboot. Van den Hout wordt een type. Desondanks is hij getrouwd met Marjon Niemeijer, de dochter van de Groningse tabaksgigant6. „De deal was: ik bemoei me niet met hun geld, zij niet met mijn vrijheid„. In 1962 wordt Albert Stenvert de baas van de uitgeverij; hij botert niet met kroegtijger Van den Hout en koopt hem bij verrassing uit.
Deel 33 komt niet af en de auteur wijdt zich aan drank, freelancerij en nog meer drank. Hij werkt zelfs voor pornobladen als Chick en Candy. Op te pesten schrijft hij deel 34 en 35 voor Unieboek, publiceert blafferige memoires in 1979 en sterft 70 jaar oud met een intacte lever.

Wel laptopjes, maar geen ‘vet cool’ voor Bob Evers.
Bij elke generatie doelgroep hoort een type uitgave. In de jaren vijftig verschenen de lotgevallen van Bob Evers, Jan Prins en Arie Roos als hardcover-boek op A4-formaat met een handvol tekeningen binnenin. Die delen doen tegenwoordig ruim honderd gulden. Vanaf 1965 verschenen de jongensavonturen in de bekende rood-geel gerugde pockets. Vooral de tekeningen op het omslag, met harde jaren-vijftig-kleuren en gezond bollende jongenskonen, voedden generaties. In de jaren negentig werd de hele serie, deel 1 tot 32, de door De Zwaan bewerkte en voltooide delen 33 en 36 voorzien van bleke, lelijke voorplaten en sinds vorig jaar (deel 47) is het weer een hardcover op A5-formaat.
Peter de Zwaan (57) werkt als columnist voor het dagblad Tubantia/Twentse Courant en schreef naast jeugdboeken ook thrillers, allemaal verschenen bij Meulenhoff. Vijfmaal werd hij genomineerd en in 2000 had hij de Gouden Strop, een prijs in het misdaadgenre. Hij kreeg het voor Het Alibibureau. Zijn laatste boek was De Vrouwenoppasser: een intrigerende roman die tien jaar na de ramp in Enschede speelt.
In 1987 nam De Zwaan de Bob Evers-serie ter hand. Hij bewerkte vier delen op basis van onvoltooide Willy van der Heide-manuscripten en schreef ze vanaf deel 37 alleen. Hij wil doorgaan tot deel 50 klaar is en dan ‘ verder zien’. „Het is toch iedere keer toch dubbel zo dik als een kinderboek”.

De meeste lezers zijn dik tevreden. „Zelfs doorgewinterde fans kunnen niet zien waar ik het overnam”. De Zwaan vlakte de extremiteiten van de karakters iets af („Arie Roos was monsterlijk dik, maar liep ook keihard achter de boeven aan. Dat kan dus niet”), snoeide in de uitbundige gebrulde neologismenstijl van Van der Heide, maar handhaafde de dogma’s: geen drank, drugs en seks. Jan Prins kreeg wel een laptop, maar geen condooms mee op avontuur. „Als je niets wil veranderen, moet je ook de grens met België weer oprichten en smokkelaars in Buicks laten rondrijden, achtervolgd door de sterke arm in Kevertjes. Dat kan natuurlijk niet meer”.
„Ik heb de technische omgeving van deze tijd gemaakt, maar de karakters en leeftijden niet veranderd. Bob Evers zou nu zestig zijn geweest, dat slaat nergens op”. Ook de taal maakt De Zwaan niet trendy: „Vet en cool, ik krijg het niet uit m’n strot. Bovendien is dat over tien jaar weer ouderwets”.
Gevloekt wordt er niet in Bob Eversland: „Ik heb niet de behoefte om dat te doen. Het past ook niet bij de boeken die voor tienplus zijn. Bovendien, de drie jongens hebben niets met kerk of geloof, dan moet je ook niet vloeken”.
Van den Hout zelf was ruig in de bek; hij richtte in de jaren zeventig een eigen „Manicheese Wereldkerk” op, niet omdat-ie bekeerd was, maar omdat de belastingdienst zo’n genootschap prettig ontzag.

Deel 48 in de Bob Evers-serie heet „Grof geschut op schateiland”. Uitg. De Eekhoorn, Oud-Beijerland 2001; 184 blz. ƒ. 13,20
Nieuwsbrief Bob Evers, J. van Heemskerckstr. 7, 3351 SP Papendrecht.
www.bobevers.nl
www.deZwaan.net
7



[1]Van Herman Veenhof, in Nederlands Dagblad, 20 oktober 2001.
[2]1939.
[3]Otto Onge is een serie van vier (vijf) boeken, verschenen onder het pseudoniem Willy van der Heide; Otto Onge is geen pseudoniem van W.H.M. van den Hout!
[4]De Gil nummer 1 is ongedateerd, maar stamt met zekerheid uit eind 1943, begin 1944.
[5]Was het maar waar...!
[6]Nee, van de man van Nationale Nederlanden!
[7]Inmiddels www.peterdezwaan.nl.