BOB EVERS’ LAATSTE ERERONDE
John Beringen

z.p. , Hans van den Boom : 2000



Blz. 91 :DERDE AFDELING: IN DE DUISTERNIS


Inleiding
Willem W. Waterman en de oorlog
Bob Evers en World War II
Politieke kwesties
Heilige huisjes



Tussendoortje 6

Over een artikel uit "De Telegraaf" van 9-5-1997 dat mij indertijd de mond deed openzakken van opperste verbazing.
Samenvattend wordt er verslag gedaan over het Europese bankwezen dat groot alarm heeft geslagen omdat er valse Amerikaanse dollars in omloop bleken te zijn en wel van dusdanige kwaliteit dat deze alle bankcontroles konden doorstaan (alleen laboratoriumtests konden aantonen dat het geld vals was).
Valse dollars... we hadden er al eerder over gelezen. En wel in de boeken over de dollarjacht die in 1952 verschenen. Des te wonderlijker is het dat in het aangehaalde artikel (van 45 jaar later!) feiten te bespeuren waren die een opvallende gelijkenis vertoonden met die in de dollar-trilogie.
Zo liet men weten dat het nepgeld afkomstig was van een organisatie uit het Midden-Oosten die beschikte over een bomvrije ondergrondse bunker.
Vermoedelijke plaats van herkomst (volgens Amerikaanse deskundigen): Irak of Libië...




Blz. 92 :Nu we het toch hebben over vals geld, mag een uitspraak van vader Roos in deel 29 op bladzijde 16 niet onvermeld blijven.

CITAAT:

"Het duurde tot 1959 voor een husje kisten met Engelse bankbiljetten werden opgevist uit dat Oostenrijkse meer".

EINDE CITAAT.

Hiermee wordt het meer van Toplitz bedoeld waar inderdaad in dat jaar kisten met Engelse Ponden werden opgehaald door de Oostenrijkse politie. Deze Ponden waren echter vals en gefabriceerd door de duitsers ten tijde van de oorlog (de geheime onderneming "Andreas"). Doel van de vervalsing: de economie van landen waarmee Duitsland in oorlog was, en wel in het bijzonder Engeland, te gronde te richten door die landen te overstromen met vals geld. De kwaliteit was zo goed dat de Zwitserse Bank - als geen andere bank in staat om vals geld te herkennen - na grondig onderzoek verklaarde dat de biljetten echt waren. Voor alle duidelijkheid: de Zwitserse bank wist niet beter of iemand wilde gewoon zekerheid hebben omtrent de vraag of het aangeboden geld geen namaak was. Het had echter ettelijke jaren geduurd voordat de Duitsers in staat waren om de vervalsingen zo perfect te krijgen. Na het succes met de Ponden was men al driftig begonnen met het vervalsen van Dollars. Door de ineenstorting van het Derde Rijk werden deze activiteiten afgebroken.

(Info uit: "Internationaal archief van misdaad, strafrecht en criminologie", 1975)



Blz. 93 :INLEIDING


Wie de delen 1 t/m blz. 106 van 36 leest - dus uitsluitend dat gedeelte dat door Willy van der Heide is geschreven - zal zaken signaleren, die uiteindelijk uitmonden in één cruciale vraag: Wie is Bob Evers? Of wellicht beter geformuleerd: welke rol speelt hij?
Natuurlijk! We kennen hem als de vriendelijke Amerikaanse jongen, technisch onderlegd, praktisch... etc. Het is vaak gezegd dat hij de minst kleurrijke der drie hoofdfiguren is uit de naar hem(!) genoemde serie. Is dat wel zo? Wie is hij in werkelijkheid en waarom is hij zoals hij is? In eerste instantie is Bob uiteraard een geesteskind dat op papier allerlei avonturen beleeft die vaak spannend zijn en waar je om kunt lachen. Maar laten we hem eens wat aandachtiger bekijken. Behalve dat hij Amerikaan is, is hij een zoon van het volk der geallieerden; iets wat door Jan en Arie, die beiden toch zijn opgegroeid in een bezet Europa, nog wel eens wat lacherig wordt bevestigd. In dit licht gezien, is het opvallend hoe vaak er grappen worden gemaakt die te maken hebben met (internationale) politiek.
Daarnaast passeren regelmatig opmerkingen en kreten de revue die te maken hebben met de Tweede Wereldoorlog, alsmede kwesties hieromtrent die op een bepaalde manier een meer diepgaande samenhang hebben: schuldvragen, "niet lijken wat het is" of zo u wilt: het "niet zijn wat het lijkt." Kortom hoe goed is goed, hoe fout is fout en welke factoren kunnen de


Blz. 94 :grens tussen deze twee begrippen, al dan niet ogenschijnlijk, doen verschuiven?
Waar houdt de waarheid op en waar begint de leugen?

Wie de documentaire De erfenis van een zonderling (vertoond tijdens de Nederlandse Filmdagen op 27 september 1996 te Utrecht) van Freddy Veenstra kent, weet dat deze hoofdzakelijk één thema behelst, nl: de controversiële levenswandel van Willy van der Heide alias Willem W. Waterman alias W.H.M van den Hout...etc. Om als Veenstra te spreken: een documentaire over morele ambivalentie, druipend van de romantiek.

Voor iedereen die deze film NIET kent, kan samenvattend worden opgemerkt dat het een korte film van 22 minuten betreft waarin de volgende personen aan het woord komen:

Mw. M.J. van den Hout (de zuster van WWW)
Dhr. Paul van den Hout (de zoon van WWW)

De heren:
P.J. Muller
F. Verpoorten jr.
G.J.M. Meijsing
W.C. van der Linde (oprichters van het Bob Evers-genootschap).

De gebroeders Hans en Ton Kleppe (uitgevers van de Bob Evers-Nieuwsbrief).

John Beringen

Deze derde afdeling begint dan ook met de oorlogsjaren van Willem W. Waterman om dan verder te gaan met de vraag wat hiervan terug te vinden is in de Bob Evers-serie. Deze vraag kan nu reeds beantwoord worden: VEEL.


Blz. 95 :WILLEM W. WATERMAN EN DE OORLOG


Dit hoofdstuk geeft een overzicht over wat er, middels vele publikaties, bekend is geworden over het oorlogsverleden van Willy van der Heide die in die tijd bekend was als Willem W. Waterman. Eerst een inventarisatie.

1941

januari ..........Waterman is lid van het Nationaal Front (vóór de bezetting Zwart Front geheten) van Arnold Meijer. Hij brengt het tot propagandaleider. Lidm. 01/01/1941 - 01/08/1941 1.

februari

maart ..........WWW verhuist naar Den Haag *

april
mei
juni
juli
augustus

september ..........Op 4 september komt De kruistocht van Generaal Taillehaeck deel 1 uit. Onder het pseudoniem Willem W. Waterman wordt tussen haakjes aangegeven dat de werkelijke naam van de schrijver W. H. M. van den Hout is.
Beschreven wordt de periode van begin februari tot eind april 1940.

oktober
november
december

1943

januari ..........De kruistocht van Generaal Taillehaeck deel 2 komt uit. Subtitel: "Een strijd om Nederland."
Dit boek is opgesplitst in twee afdelingen: "Bankroet van een politieke beweging" en "Gesprekken in de nacht."
Gezien het feit dat het over het Nederlands Front (lees: Nationaal Front) gaat, moet het zich afspelen in 1941.

februari
maart
april


Blz. 96 :mei
juni
juli
augustus
september
oktober
november
december

1944

januari ..........Het pseudo-illegale blad De Gil verschijnt

februari

maart ..........Waterman wordt hoofdredacteur van De Gil vanaf nr. 4 (21-03-1944)

april
mei

juni ..........In juni 1944 verschijnt Watermans autobiografische boek Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?

juli
augustus

september ..........Op 15 september verschijnt de laatste aflevering van De Gil (nr. 14). Vanaf juli was Waterman ook via de radio actief (de radio Gil-club). De suggestie werd gewekt dat dit een illegale zender was. Waterman blijft hier actief tot in het voorjaar van 1945.

oktober
november
december

1945

mei ..........Waterman wordt opgepakt 2.



*   In Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen? laat WWW weten dat hij een telegram ontvangt "waarin hem extra werk wordt aangeboden." Wat voor soort werk dat is, wordt niet vermeld. Op dat moment woont hij in Amersfoort. Navraag bij Bevolking aldaar leverde het gegeven op dat WWW op 3 maart 1941 naar Den Haag verhuisde.

*   Over het jaar 1942 zijn geen bijzonderheden bekend. Dat wil echter niet zeggen dat er in dat jaar niets gebeurd zou zijn wat absoluut in het schema had gehoord 3.


Blz. 97 :Enige feiten:

Zoals reeds in het schema aangegeven, was Waterman lid van het Nationaal Front van Arnold Meijer gedurende de periode 1 januari tot 1 augustus 1941, alwaar hij het bracht het tot propagandaleider. In die hoedanigheid schreef Waterman onder zijn eigen naam (W.H.M. van den Hout) het boekje Arnold Meijer strijdt om Nederland. Dit verscheen in mei 1941 bij Uitgeverij "De Veste" te ’s-Gravenhage en omvatte 45 bladzijden. Het Nationaal Front (voor de Duitse inval "Zwart Front" geheten) was een groep Mussolini-vereerders en was, evenals de NSB, autoritair en anti-semitisch, echter minder pro-Duits. Wat het anti-semitische aspect betreft, moet worden opgemerkt dat het Zwart Front reeds vanaf 1935 openlijk opriep tot het weren van Joden uit sleutelposities van de Nederlandse staat; kreten als: "Wij willen een vrij en gelukkig volk," "het Joodse gevaar" en "de strijd tegen het Jodendom" werden veelvuldig gebruikt. Het behoeft uiteraard geen betoog dat dit soort bewoordingen, die overduidelijk aanstuurden op een bepaalde ideologie, op z’n zachtst gezegd, als "zeer verfoeilijk" resp. "uiterst misdadig" kunnen worden aangemerkt.
Toen Meijer na de Duitse inval in Rusland aandrong op de vorming van een vrijwilligerslegioen ter bestrijding van het bolsjewisme, schrompelde zijn beweging ineen zodat vanaf december 1941 alleen de NSB zich nog kon laten gelden; alle andere groepen werden toen door de Duitse bezetter verboden.

Willem W. Waterman legt zijn lidmaatschap, samen met zijn functie van propagandaleider, neer op 1 augustus 1941. Volgens eigen zeggen omdat het idee om een anti-bolsjewistisch legioen op te richten in de gegeven omstandigheden formeel landverraad inhield ("de Russen waren toen onze geallieerden") 4.

Onder het pseudoniem Willem W. Waterman schreef hij, even-


Blz. 98 :eens in 1941, het boekwerk De kruistocht van generaal Taillehaeck (1e druk: ’s-Gravenhage, De Residentiebode, 1941; (1944, 4e druk). Op het schutblad wordt echter wederom Watermans echte naam genoemd.
Dit boek heeft als subtitel: deel 1, een proloog.

Het verhaal speelt zich af vlak voor de Duitse inval in Nederland en handelt over de overpeinzingen van de Nederlandse generaal Taillehaeck die geconfronteerd wordt met futloosheid in zijn leger. Het is dan de soldaat F. ter Heyde die haarzuiver weet te verwoorden waarom dingen in het leger niet lopen zoals ze moeten lopen. Hierop wordt hij door Taillehaeck direct tot luitenant gepromoveerd en aangesteld als zijn adviseur. In concreto gaat hij een functie vervullen die we vandaag aan de dag zouden aanmerken als een soort "organisatie-deskundige." Op dat moment schrijven we echter eind april 1940; door de Duitse inval, ongeveer twee weken later, wordt iedere poging om het Nederlandse leger beter te laten functioneren in de kiem gesmoord.

Het vervolg hierop verschijnt in 1943, eveneens bij de Residentiebode, en heeft als titel: De kruistocht van Generaal Taillehaeck. Een strijd om Nederland. Dit tweede Taillehaeck-boek is onderverdeeld in 2 afdelingen, t.w.: "Bankroet van een politieke beweging" en "Gesprekken in de nacht."
De eerste afdeling blijkt een groteske parodie te zijn waarin het Nationaal Front en Arnold Meijer (hierin aangeduid als resp. Nederlands Front en Rudolf Smit) flink onderuit gehaald worden. Het beschrijft o.m. hoe op het hoofdkwartier van de politieke beweging de (leden)administratie dusdanig chaotisch in elkaar steekt, dat eigenlijk niemand er nog uit wijs kan worden.

Ter illustratie een fragment uit genoemd werk, zijnde de bladzijden 60 t/m 66 uit het deel "Bankroet van een politieke beweging:


Blz. 99 :Rapport van de 5 afdelingsleider van Hipperwolde aan de Directeur van de Uitgeverij van het Hoofdkwartier.

Zeer geachte Kameraad Directeur,

Vanaf mijn prilste jaren heb ik, ondergetekende, een primitief zwak gehad voor Tombola’s en Grabbeltonnen. Het zal u bekend zijn, wat ik bedoel; deze gigantische tonnen, staande op "Kermesses d’eté" of feesten van de Jeugdige Vroedvrouw, zeer grote tonnen, gevuld met zaagmeel of houtwol, waarin wij, na betaling van een luttel bedrag, onze arm mochten steken om met bonzend hart op te delven een papiertje, gerold in een ringetje, dat meestal, o diepe smart, onbeschreven was, en dus diep teleurstellend, maar zeer somwijlen mij, die met bevende vingers dat papiertje ontrolde, een vreugde berokkende, die mij de strot dichtsnoerde, terwijl ik, door het floers van ontroerde tranen heen, dan een woord kon ontcijferen, welk magisch woord recht gaf op het in ontvangst nemen van:
Een stuk toiletzeep (Jasmijn)
Een gipsen hondje (Ornamentaal)
Een klerenhanger (Gep. Eiken)
Een spel Lotto of Halma (In luxe doos)
Een Paardetoom (Inheems leer met bellen)
Een dasspeld (Zeer modern Verkoperd) of zelfs:
Een boekwerk (Van goede strekking).
Helder en scherp is in mij de herinnering aan het zoet verlangen, de vreemde opwinding, die ik voelde als ik, na lang te hebben geaarzeld voor de kaneelstokken, de Zuurballen, de halve manen, de gevulde heren, tenslotte stil stond en staan bleef voor de lange rijen planken waarvóór prijkte de hoogboezemige dochter van de hoofdonderwijzer en waarop stonden de dozen toiletzeep, de ornamentale gipsen honden... enz.


Blz. 100 :Hoe goed voel ik, nog op de dag van heden, de vochtige warmte van het dubbeltje, dat ik placht vast te klemmen in mijn kleine warme knuistje. Helder en scherp als een gesneden saffier, is in mij de herinnering aan de innige smart, die mij doorvlijmde als, na het koortsig openen van het papiertje... dat papiertje leeg bleek te zijn; leeg, - wars van woorden.
Héén sloop ik dan, met in mijn hart een mateloze weemoed, mij intens bewust van de leegte van mijn kleine knuistje, Kameraad Uitgever, dat kleine warme knuistje van weleer is thans een grote knuist. Maar dit verschil is slechts gradueel en bestaat geenszins in wezen. En evenzo zijn de gevoeligheden van mijn gemoed in gene delen verschillend van de emoties van de kleine jongen van weleer...
Mijn subtiele hang, - de onbestemde affiniteit van mijn ziel met de tombola, met de mysterieuze zaagmeeldiepten van de grabbelton is nog immer dezelfde; sterker wellicht nog, waar ik sinds mijn vijftiende jaar tot thans, mijn achtendertigste, mijn grabbeltoncomplex heb moeten verdringen.
Welnu kameraad Uitgever, ik geef u, dat wil ik vooropstellen, volledige permissie, deze brief, met mijn signatuur, te gebruiken voor alle reclamedoeleinden. Het is slechts rechtvaardig. Het komt u toe. Het is het minste, wat ik voor u doen kan, om mijn erkentelijkheid te tonen.
De meest kieskeurige grabbelton-liefhebber moet in uw uitgeverij de vervulling vinden van zijn wildste fantasieën. Als kind placht ik te dromen van een speciale grabbelton-Hemel, met zeer mooie en gecompliceerde grabbeltonnen...
Kameraad uitgever... Uw grabbelton is de meest glorieus denkbare tombola, gecombineerd met een waarlijk fantastisch Rad van Avontuur. Wat ik ook in de aanvang tot u moge hebben geschreven, - ik herroep het. Kameraad,


Blz. 101 : u bent een verheven grabbelton-genie, een Rad van Avonturen-fetisjist... mijn woordenschat schiet tekort. Doch genoeg... genoeg...
Op 13 november schreef ik u een brief, met het verzoek, een abonnement te willen noteren op het Dagblad van A. Bes, Jaagpad 3 te Hipperwolde.
Geen resultaat.
Te 25 november schreef ik u een brief, rappellerend aan mijn schrijven van de 13e, met het verzoek een abonnement te willen noteren van A. Bes, Jaagpad 3 te Hipperwolde.
Ik hoopte tevergeefs.
Te 7 december schreef ik een aangetekende expresse van identieke inhoud.
Resultaat identiek.
Dit vreemde geval stond, merkwaardig genoeg, niet alleen. Uit Hipperwolde en omstreken zijn in de loop van oktober, november en december opgegeven: 24 abonnementen voor het Dagblad en 4 voor het weekblad. Drie van dezen, welke alledrie, (merkwaardige samenloop van omstandigheden) hun brief schreven op 4 oktober, ontvingen prompt hun courant en ontvangen deze nog steeds. Er is echter een kleine moeilijkheid: zij krijgen elke week een kwitantie gepresenteerd voor een maandabonnement Weekblad, terwijl zij hun courant alledrie een kwartaal voor uit hebben betaald. Einde december kwam ik op het hoofdkwartier, en nam deze gelegenheid te baat, om op Gebouw 2 te overhandigen, in zesvoud, een schriftelijke opgave met de namen en de adressen van de personen die abonnementen wensten.

Daarna sprak ik, in Gebouw 1, diepgaand over deze verschijnselen met Kd. Organisatieleider. Ik zag hem een memorandum schrijven en dit per enveloppe per bode aan uw persoon afzenden.


Blz. 102 :Kameraad A. Bes, Jaagpad 3 te Hipperwolde, krijgt nu elke avond vier exemplaren van het Dagblad per post thuis gezonden. Het is natuurlijk mogelijk, kameraad, dat u, na bovenstaande ervaringen, de zekerheid wilt hebben dat kameraad A. Bes, Jaagpad 3, te Hipperwolde, in ieder geval zijn krant krijgt.
Aangezien deze 4 exemplaren sinds 2 weken met astronomische nauwkeurigheid iedere avond arriveren, moet ik u verzoeken, het voorlopig te proberen met 2 stuks. Wellicht zal 1 exemplaar voor het verlies voldoende blijken.
Er woont een kameraad te Veendam, die al sinds oktober bezig is met zijn abonnementsgeld te voldoen. Hij stort het op het bekende gironummer, maar het gironummer is waarschijnlijk vol.
Het geld komt tenminste telkens terug.
Zelf ben ik directeur van een machinefabriek, en uiteraard enigszins bekend met machinerieën. Sinds maanden echter tracht ik mij in te denken, welke fout in uw machinerie tot dit soort van fenomenen aanleiding kan geven.
Dit is echter lang niet alles.
De machinerie van uw Gigantische Rad van Avontuur werkt met een ontwapenende, welhaast verwoestende logica, waartegen niet te strijden valt.
P. Bok, Jaagpad 123, is sinds 1 september geabonneerd op het Dagblad. Periodiek komt het voor, dat hij 4 of 5 dagen lang géén krant ontvangt. Dit wordt, met bovenvermelde logica, op keurige wijze gecompenseerd, doordat hij op de 5e resp. 6e dag, 5 resp. 6 exemplaren kranten in de bus krijgt. Het verwoestende van de logica, schuilt echter in het verbijsterende feit, dat dit 5, resp. 6 exemplaren zijn van hetzelfde nummer.
Mij bereikten geruchten betreffende financiële moeilijkheden van het Dagblad. Het lijkt mij eminent uitvoerbaar,


Blz. 103 :twee of drie dagen per week, zonder kennisgeving, géén Dagblad te drukken. Voor enig protest van de abonnees behoeft geen vrees te bestaan, men zal denken dat de krant weer eens niet is gekomen. Zo u slechts zorg draagt, kameraad, dat op de dagen dat u wèl drukt, de krant arriveert, zal de unanieme uitroep van de geabonneerde kameraden zijn:
"Wij mogen niet mopperen!"

Ik bestelde in december:
5 Biografieën van de Leider,
2 Wandtegeltjes met koord,
2 Foto’s van de Leider,
1000 Programs.

Ik ontving tien dagen later per treinexpresse:
5 Biografieën van de Leider,
4 Foto’s van de Leider,
Geen programs,
500 plakzegels,
2 Strijdfondsbusjes, benevens
500 oude nummers van het Dagblad.
Bij narekenen bleek mij, dat de kostprijs van deze tweede partij precies overeenstemde met de gegireerde prijs van de gevraagde partij. Ik zei dus: "Ik mag niet mopperen," en bestelde nogmaals het ontbrekende, te weten:
2 Wandtegeltjes met koord en
1000 programs.
Waarop ik prompt ontving:
2 Strijdfondsbusjes en
500 plakzegels.

Na lang peinzen kwam ik tot de conclusie, dat wellicht voor verschillende artikelen verschillende benamingen bestonden.


Blz. 104 :Een soort van code.
Ik bestelde dus:
2 Strijdfondsbusjes en
500 Plakzegels.
Waarna ik per treinexpresse ontving:
2 Stijdfondsbusjes en
500 Plakzegels.

Ik heb nu voldoende strijdfondsbusjes om een Hoofdkwartier van te bouwen, en genoeg plakzegels om de wereld hier met zegels, in plaats van met kranten dicht te plakken. Maar zeg mij, kameraad, hoe kom ik aan:
2 Wandtegeltjes met koord en
1000 Programs?

Toen ik eenmaal de delicieuze heerlijkheden van uw subtiele Tombola begon te savoureren, kameraad uitgever, ben ik uitgegaan onder mijn kameraden, heinde en verre, om hen mede te laten delen in de vreugden welke ik smaakte.
Helaas: slechts zeer weinigen onder hen zijn gezegend met een palaat zoals het mijne, dat een subtiel savoureren tot een ongekend genot maakt.
Er zijn mensen, kameraad uitgever, die sinds maanden bidden en smeken, Bijbel-belezen, schrijven en telegraferen, pogend één enkel abonnement machtig te worden. Zij bieden talenten zilvers aan... Zij horen taal noch teken.
Daartegenover staat het geval van de ene man, die is uitgetreden en afgevoerd, - die sinds maanden schrijft en bidt, vloekt en telegrafeert, of men wil ophouden hem de krant te sturen. Sinds maanden heeft hij niet betaald. Hij klampt zich aan dat niet-betalen vast in elke brief en elk telegram.


Blz. 105 :Haha! Het Dagblad ploft in zijn bus met een diabolische regelmaat die hem tot waanzin drijft.
Kameraad P. Dol, wonende Kraaiengiechel 67 te Beetsterwolde, vroeg een abonnement op het Weekblad en betaalde een maand vooruit per giro.
Het geld kwam prompt terug. Een week later kwam een postkwitantie voor 35 strijdfondsbusjes, maar géén Weekblad.
Kameraad A. Hoepla, Ptolemachussteeg 44 te Zevenmachtswortelveen 6, heeft al driekwart jaar beide bladen op proef. Hij besprak met mij zijn plan, om een abonnement te schrijven. Ik heb hem dit ernstig afgeraden, - hij krijgt waarschijnlijk elke week een wandtegeltje met koord in zijn brievenbus.
Wat mij boven alles intrigeert, ik herhaal het, is: welke fout in de machinerie van uw organisatie kan het zijn, die deze fantastische resultaten teweeg brengt.
Ik heb wel eens vermoed, dat er ergens in uw machinerie een wiel zit, dat er helemaal niet thuis hoort, dat op geen enkele as zit, maar er gewoon tussendoor tolt, nu eens hier in pakt, en dan weer daar.
Het is ook mogelijk, dat alle wielen onafhankelijk van elkaar draaien, elk zelfstandig aangedreven.
Na de resultaten van de twee laatste weken, die ik weiger verder te beschrijven, hel ik tot deze laatste mening over.
In elk geval, mijn hartelijke dank en oprechte waardering voor het streven, onschadelijk vermaak te verschaffen aan mensen, wier harde werk voor een politieke beweging hen zo intens gevoelig maakt voor onschuldige verzetjes.
Hulde aan U!

De Afdelingsleider van Hipperwolde
B. Kras.


Blz. 106 :EINDE CITAAT uit De kruistocht van generaal Taillehaeck, deel 2 (Bankroet van een politieke beweging).

En verder...?

Taillehaeck (op dat moment ex-generaal) blijkt zich te hebben aangesloten bij het Nederlands Front. Fronsend neemt hij kennis van de administratieve puinhoop aldaar. Als de propagandaleider van Buuren geroyeerd wordt, omdat hij kritiek uit hierop, laat Taillehaeck weten eveneens te vertrekken.

Opmerking:
Algemeen wordt aangenomen dat F. ter Heyde een alter-ego is van Willem W. Waterman. "Bankroet van een politieke beweging" begint echter met een scène waarin de propagandaleider Van Buuren een geschrift typt dat qua inhoud nagenoeg hetzelfde is als het boekwerkje Arnold Meijer strijdt om Nederland. In eerste instantie lijkt het of F. ter Heyde en Van Buuren een en dezelfde persoon zijn. Dit is niet juist als blijkt dat beiden optreden in het verhaal. Bovendien ontvangt Taillehaeck een schrijven van F. Ter Heyde waarin het volgende fragment voorkomt:
"Ik ken Van Buuren, de propagandaleider van Smit. Ik heb tien dagen geleden een lang gesprek met hem gevoerd."
EINDE CITAAT (blz. 134).

Het lijkt er meer op dat Waterman meespeelt in de vorm van TWEE alter ego’s.
Het tweede gedeelte ("Gesprekken in de nacht") is een aaneenschakeling van min of meer diepzinnige gesprekken die hoofdzakelijk worden gevoerd door het duo Taillehaeck/Ter Heyde. Thema’s: (o.a.) de vraag hoe mensen het beste in het gareel gehouden kunnen worden, waar een perfecte organisatie aan moet voldoen en nog tal van andere zaken die veelal tamelijk "wollig" worden verwoord.


Blz. 107 :De Gil
Dit was een tijdschrift dat de schijn moest wekken illegaal te zijn. In totaal zijn hier 14 edities van verschenen in de periode januari - 15 september 1944 met goedkeuring van het Duitse propagandaministerie. De filosofie achter De Gil was eenvoudig. Daar de Duitsers nooit meer goed konden doen, bestond de strekking van het blad uitsluitend uit het stemmingmaken in de trant van: "Maar van de geallieerden deugt óók niet veel." In concreto stonden de volgende doelen centraal:
*      tweedracht zaaien;
*      chaos veroorzaken;
*      geallieerden uitspelen, zowel tegen elkaar als tegen de bevolking van bezet Nederland die hoopte op de geallieerde invasie.

Vanaf De Gil nr. 4 (21 maart 1944) was Waterman hoofdredacteur van het blad. Nu een bloemlezing van citaten die duidelijk de zojuist omschreven doelen in beeld brengen:

In De Gil nr. 3 stond een groot artikel, getiteld:

"Welke Hollanders worden straks opgehangen?"

Het mag duidelijk zijn waar de titel van dit artikel op doelt, nl: als de Duitsers verslagen zijn, wie zullen dan als fout worden aangemerkt? Een aantal groeperingen zal iedereen zonder problemen kunnen opnoemen. In het artikel echter, wordt iedere vorm van werk (ook het meest simpele dat niets met politiek te maken heeft), door Nederlanders verricht op Nederlands grondgebied - dat onder bewind staat van de Duitse bezetter - uitgelegd als landverraad. De lijst is ellenlang en wordt becommentarieerd met: "Dan hadden ze hun zaken maar naar de hel moeten laten gaan."
Een ander punt, waaraan aandacht wordt besteed in De Gil nr. 5, (21 april 1944) betreft iets dat stevige discussies onder de


Blz. 108 :lezers teweeggebracht moet hebben. Het gaat om het artikel dat begint met:

"WIE KRIJGEN DE BAANTJES?
Onderduikers grijpen er naast"

De essentie van het geheel bestaat uit de conclusie dat eenieder die aantoonbare werkervaring heeft, verreweg de meeste kans heeft om na de bezetting aan werk te komen. Het volgende citaat mag representatief zijn voor de strekking van het artikel:

Een Duitser met wie wij onlangs spraken, zei:
"Het is helemaal niet nodig dat jullie Nederlanders pro-Duits zijn. Dat ware onnatuurlijk. De hoofdzaak is, dat je je kalm houdt en niet schiet. Dan kunnen we prachtig opschieten."
Dit is natuurlijk ook iets te simplistisch. Maar deze aangegeven gedragslijn wordt gevolgd door de H.H. zakenlieden. Zij zijn verre van pro-Duits. Zij houden zich kalm. Zij schieten niet. De kwestie is ook deze: per slot van rekening hebben de Engelsen ons in deze soep terecht laten komen. Wij als natie waren te klein om ons met succes tegen Duitsland te kunnen verweren. Wij kozen de kant van Engeland. Engeland was zo suf, praktisch ongewapend te zijn toen de oorlog uitbrak, waardoor wij in ons hemd bleven staan. Best. Laat Engeland ons weer uit deze soep halen. Het is kolder, te geloven, dat Engeland vecht voor de bevrijding van de bezette gebieden. Engeland vecht voor zijn eigen hachje. En passant zullen wij dan ook bevrijd worden.
De onderduikende student is een ezel. Hij schaadt de Duitsers niet in het minst, - hij schaadt zichzelf. Het staat als een paal boven water - en elk goed Hollands zakenman zal u hetzelfde vertellen, dat in geval van een Engelse overwinning het juist die ingenieurs en technici met Duitse ervaring zijn, die aan bod komen. Een hoofd van een particulier bedrijf is toch niet gèk? Hij neemt liever iemand met ervaring in dienst voor hetzelfde


Blz. 109 :salaris dan een ezel die vier jaar lang op zijn rug heeft gelegen, met 100 pop van zijn oude heer in de maand.
EINDE CITAAT.

Opmerkingen:
Bijzonder rauw is uiteraard de manier waarop wordt omgegaan met oorzaken, redenen en omstandigheden waardoor mensen (in dit geval onderduikers) geen werk konden verrichten of geen studie (meer) konden volgen. Aan de andere kant - het spijt me oprecht dat ik het moet constateren - blijkt e.e.a. geenszins achterhaald als men het huidige arbeids-ethos bekijkt waarin het eveneens niemand interesseert dat iemand buiten zijn/haar schuld kansarm is geworden op de arbeidsmarkt, waarbij bovendien in veel gevallen slechts de leeftijd als de beslissende factor wordt aangemerkt!
Verder zien we in het citaat glashelder hoe op een merkwaardige manier de Zwarte Piet wordt uitgedeeld aan Engeland.

In De Gil nr. 6 wordt in het artikel "Tot hoever gaan de rode legers?" omstandig uiteengezet dat de Duitse bezetting wellicht te verkiezen is boven de bevrijding door de Russen. Een citaat van een gedeelte uit het artikel:

"Als uw hoop in vervulling gaat en Duitsland verliest de oorlog... Als voorts uw tweede hoop in vervulling gaat en Stalin stopt ergens ver van deze grenzen... Maak dan, als uw leven u lief is, dat ge dit land dan verlaat. Pakt uw boeltjes, liquideert uw zaken... verkoopt uw vaste goederen en smeert hem. Gaat naar Zuid-Amerika of Amerika of desnoods naar de Kongo, maar verdwijnt van de bodem van Europa vóór ge ’s morgens wakker wordt van het dreunen van Stalin’s tanks door uw straten.
Als die dag ooit zou aanbreken, zoudt ge aan de Duitse bezetting met weemoed terugdenken als aan een gemoedelijk


Blz. 110 :"bezettingsspelletje" in de huiskamer bij een kopje koffiesurrogaat.
Maar Stalin zal u NIET laten leven om illegale blaadjes te drukken en aan het rode leger laten verdienen!"
EINDE CITAAT.

In de rubriek "De Gil-club" (= brieven van lezers) treffen we de volgende brief aan:

"Speciale Oorlogsverslaggeversdienst.
Natte Swiebels,

In dat rotkrantje van jullie, schreef je in No. 3 o.a. Welke Hollanders moeten er straks worden opgehangen? Volgens jullie ook diegenen die rijk zijn geworden van de weermachtsleveranties. Maar dat ben ik helemaal niet met jullie eens, immers je moet je weermacht uitmelken op een reuzemanier.

Commentaar van de Gil-redactie (JB):
Op dit punt in het epistel vermoeden wij dat we te
doen hadden met een van het bekende soort vader-
landers dat ettelijke millioenen aan de weermacht
heeft verdiend en die dat vast aan het goedpraten is.
EINDE CITAAT.

In De Gil nr. 7 (6 juni 1944) staan plotseling grote advertenties. In een daarvan treffen we de volgende oproep aan:

Te koop gevraagd:
PARTIJEN LOOPPLANKEN
voor Invasietroepen.
Goede conditie vereist. Lengte niet minder dan de afstand Dover-Calais. Tevens lampions, voetzoekers, kwartjesvinders, serpetines en geluksvarkentjes in elke hoeveelheid. Voorts waterechte rode neuzen, puntmutsen en ezelsoren voor camouflagedoeleinden in alle hoeveelheden.
Aanbiedingen: Invasion Transport Board London E.C.4



Blz. 111 :Daarnaast was de nieuwe rubriek "Gil-ette’s" te bespeuren, een rubriek waarin de zg. "kleintjes" vermeld waren. We doen een kleine greep:

Verloren:
Een zo goed als nieuw gerucht.
Waarschijnlijk op de Rotterdamse beurs, daarna gaande naar theekransje van tante Pietje. Grote historische waarde. Te bezorgen postbus 278, Den Haag.

Een stel breinaalden,
Kenmerken: oranje knoppen. Onderduiker zeer gedupeerd aangezien kous voor invasie af moet. Terug te bezorgen: Y.M.C.A. (Young Men’s Christian Association), Utrecht.

Te koop aangeboden:
Vijfduizend kilogram Zevenmachtswortels van de koude grond. Uitstekend bijvoeder voor hoefdieren. B. Smit, Peenhoeve, Zwaag.

EINDE

Opmerkingen:

Aan de hand van deze advertenties kunnen we constateren dat er in De Gil een absurde (haast krankzinnige) humor opduikt waarin werkelijk de draak met alles en iedereen gestoken wordt.

Het postbusnummer 278, genoemd in het eerste "kleintje" was het postadres van De Gil.

In De Gil nr. 8 kan men een brief lezen die ik u niet wil onthouden:


Blz. 112 :BRIEF VAN ’NE BROABANDER.
Geachte Gilredactie,

Er was eens ’ne koning, zo staat het ongeveer in de Bijbel, die droomde van zeuven magere en zeuven vette jaren. Hij liet zijn schuren vol met koren stoppen en toen de magere jaren kwamen, kon zijn volk bij hem komen en hij deelde het koren uit. Ik vertel oe dit in de hoop, dat ge het zult publiceren, zodat het onder de ogen komt van diegenen die er belang bij hebben.
De Zwarte Pieten en vooral de Zwarte-Piet-fabrikanten die dit lezen, zullen zeggen: dieje koning hamsterde. En, beste redactie, ik moet het met hen eens zijn: hij hamsterde.
Maar daarom vertel ik dit verhaaltje niet. Ik wil alleen maar zeggen: hij hamsterde niet voor zijn eigen! En zeker niet om het later duur te kunnen verkopen tegen woekerwinst.
En nou een woordje aan de Zwarte Pieten:
Waarde O.W.-ers.
Gij denkt en gij gaat er prat op, dat gij goed christelijk of Rooms bent. Gij gaat op tijd naar de kerk en sust oe geweten met een honderd gulden in de offerblok. Maar ik vraag jullie in gemoede af: is oe geweten wel gesust? Ja? Mooi, dan is het nog erger voor oe. Maar als ge nog niet helemaal door de geldduvel bezeten zijt, begint dan vanaf vandaag een bietje meer christelijk te doen en een bietje minder christelijk te schijnen.
Fabrikanten - een mooi woord is dat - fabrikanten, zo zwart als Oost-Indische inkt, knoopt dat verhaaltje uit de Bijbel in oe oren! Gij! Ge zegt toch immers altijd, dat de Duitsers hier alles wegsleuren?
Maar, beste Zwartjan, waarom doet u gij dat ook in oorlogstijd? Wat zegt ge? Kunde niets voor jou mensen doen? De bezette overheid, nietwaar? Ja, ik weet het, die is lastig. Maar gij kunt toch zwarte fuifjes houwen? Waarom kunde dan niks geven aan diejen arbeider met dat zieke kind?
Ik weet het, gij sust oe geweten. Ware Nederlanders maken de toestand zo moeilijk mogelijk. Als gij immers met oe vrienden


Blz. 113 :zit te fuiven durfde gij toch te zeggen: er moet nog meer honger komen, eerder is het niet afgelopen? Laat oe arbeiders kreperen! Da’s ook een manier om te saboteren en het is bovendien gemakkelijk, want ge kunt er zelf oewen dikke buik bij voleten, nietwaar?
Zwarte Pieten, zou Onze Lieve Heer dat voorbeeld in de Bijbel alleen maar aan koningen gesteld hebben? Ik denk het niet, want de koningen smeren hem tegenwoordig als de magere jaren komen.
En als ge te gierig bent om mee te delen, doet dan tenminste voor oe mensen wat ge kunt en niet alleen wat oe wordt opgelegd door het N.A.F. of andere ongodsdienstige verenigingen.
Gullie zit al te glunderen, nietwaar? Duitsland is het bijna kwijt. Nou moet ge zien, dat ge de touwkes, die ge den lesten tijd al eens menslievend hebt moeten laten schieten, weer strak, zo strak mogelijk aantrekt, niet?
Maar, weer in gemoede, raad ik oe aan: trekt niet te hard, want dan springen de touwkes kapot! Speculeer er niet te veul op, dat ge bij een eventueel Duits verlies de macht weer in handen krijgt. Dat kon tegenvallen.
Denkt er aan, dat ook jullie arbeiders de oorlog mee hebben gemaakt. Het zijn niet zulke lammekens meer. Dat is in elk geval iets goeds dat ze van de N.S.B.-ers hebben afgekeken.
Of denkt ge dat oe arbeiders niet weten dat ge met de Duitsers heult? Zij zien toch ook dat ge buigt als een knipmes voor de platte pet? Denkt ge dat zij dat vergeten?
Gij kunt misschien nog veul goed maken als ge nu begint, maar ok zou oe in elk geval aanraden met bijltjesdag wat uit de buurt te blijven, want ik voor mij klief net zo graag twee Zwarte Jan koppen als een N.S.B.-schedel! Ik ken fabrieken genoeg, waar de sociale voorman in een beter blaadje staat als de fabrikant!
Dat zeggen zij jullie niet. Neije, dat durven ze nog niet. Daarvoor hebben zij vroeger te veul onder de knoet gezeten. Maar denk er wel aan, dat op bijltjesdag de discipline wegvalt. Da’s n’n dag vol leut en dan doen de arbeiders ook alleen maar


Blz. 114 :de leutigste dingen. Snapt ge?
Zwarte boeren,
Gij, die op het ogenblik zo veul kunt doen van de woekerwinsten, gij bent ook nog Nederlanders al bende zwart. Ook gij wilt zo graag christelijk en Rooms doen! Geeft wat meer aan arme mensen en zet de rest niet af! Da’s beter als vijfhonderd gulden aan de pastoor geven om de kerk in het zwart op te laten schilderen.
Onze Lieve Heer stelt toch geen prijs op dat soort giften. Gelooft dat nou maar niet. Daar komt ge niet mee in de hemel! Troggelt liever geen textielpunten bij de arme bloei af! Of wilt ge alles hebben? Gij hebt nog goed te eten, moet ge nou ook de kleren nog van ’n ander hebben? Stopt ’nen arme mens liever wat toe! Doet ook niet zo menslievend om oe eieren voor ’nen rijksdaalder te verkopen, da’s beter!
FONS van der MARK.

In De Gil nr. 10 (19 juli 1944) wordt wederom gehamerd op het feit dat Nederland niet beter af zal zijn als de Russen oprukken tot in Nederland. E.e.a. wordt uiteengezet in het artikel "Als de kirrende Kirgiezen onze grieten grijpen."
Vier kleine citaten, die het beste de strekking weergeven:

"Wanneer de Duitsers eenmaal tot achter de Atlantik Wal zijn teruggetrokken, volgt hieruit logisch, dat het overige Nederlandse Grondgebied besmet zal zijn door de Russen. En dit brengt natuurlijk enige veranderde omstandigheden met zich mede, waarin wij ons zullen hebben aan te passen."
............
"Deze rondborstige, doch primitieve krijgers hebben zich nu eenmaal in hun luizenbol geprent, dat alles wat leeft, kruipt of springt op vijandelijk gebied, ook inderdaad tot vijand gerekend moet worden."
............
"Wij stellen dus voorop, dat de Russen ons aanvankelijk voor


Blz. 115 :een vijandige stam zullen houden, gezien de geringe mate van daadwerkelijk verzet, die wij in de afgelopen vier jaren hebben gepleegd."
............
"Gevaarlijker ziet het er uit voor onderduikers - van welke politieke richting dan ook. Lieden die gewend zijn zich de luxe van onderduiken te permitteren, zijn volgens Kirgiezeense opvattingen kapitalisten of uitbuiters. Die worden sofort uitgeroeid. De goeden zullen in zo’n geval onvermijdelijk onder de kwaden moeten lijden."
EINDE CITATEN.

In deze zelfde editie treft men een kort bericht aan dat als kop heeft: "Mijn schild ende Betrouwen." Hoewel dit anders doet vermoeden, wordt de inhoud slechts gevormd door een staaltje van vreemde humor. Daar gaan we:

(Gil-Reportage)
Naar wij van de zijde van de P.T.T. vernemen, heeft de S.D. op 15 juli j.l. een overval ondernomen op het gebouw van het hoofdbestuur van de P.T.T. te Den Haag. Het gebouw werd omsingeld en de bemanning van twee overvalauto’s stormde met handgranaten en machinepistolen in de hand naar binnen. Aanvankelijk meende men, dat de S.D. de laatste telexapparaten kwam weghalen, opdat het A.N.P. niet langer de gelegenheid krijgt om berichten uit te zenden, die tien minuten later weer ingetrokken worden door de Duitsers. Het bleek echter te gaan om de koperen P.T.T.-schildjes van de brievenbestellers, die het Hoofdbestuur had onttrokken aan de koperinlevering. Zelfs het feit dat de directeur-generaal van de posterijen N.S.B.-er is, vermocht de S.D. niet te weerhouden!

Uit het ter perse gaan van dit nummer ontvangen verslag van de speciale Gil-reporter, blijkt echter, dat de S.D. deze schildjes in beslag heeft genomen, omdat deze dienst meende, dat de


Blz. 116 :letters P.T.T. betekenden: Prettige Terug Tocht!
Hoe het ook zei: brievenbestellers en -sters op het platteland doen er goed aan, de koperen tekenen van hun waardigheid, tijdig op een geheimzinnig plekje te begraven.
EINDE CITAAT.

De Gil nr. 11 (2 augustus 1944) blijkt een "speciaal gekken-nummer" te zijn. Inderdaad staat dit nummer bol van de kolder. Er is echter één blok tekst waarin op buitensporige wijze stevig de draak wordt gestoken met politieke kwesties:

DE POLEN MOGEN NIET MOPPEREN

Nederlanders evenmin!

Zoals men zich nog wel kan herinneren werd het onschuldige Polen oorspronkelijk door Duitsland heel boosaardig overvallen en ingepikt. Niet helemaal, want op dat moment kreeg Joop Stalin er ook zin in en ging meepikken. Van de andere kant!
Toen verhuisde de Poolse regering naar Londen en begon daar allerlei snoode plannen te bedenken om haar wettig gebied weer terug te pikken. Geef ze ongelijk!
Daarna een hele tijd niets. Tot er op een goede dag een misverstand ontstond tussen Duitsland en Sovjet-Rusland, met als gevolg, dat het Russische deel van Polen weldra door Duitsland was meegepikt en nu dus geheel en al door de Nazi’s was opgepikt. De Polen in Londen vonden, dat ze daar niet veel mee opschoten en voelden zich driemaal gegrepen.
Maar intussen gingen de Londense Polen voort de wereld te vertellen dat de ware Poolse stem, niet in Warschau, maar alleen in Engeland te horen is.
Tot op een heel kwade dag Stalin verschrikkelijk uithaalde en zijn land weer inpikte. Misschien wel iets meer. De Polen in Londen vonden dat ze daar ook niet veel mee opschoten en voelden zich viermaal gegrepen. Er waren echter gelukkig ook


Blz. 117 :nog andere dan Poolse en Londense Polen, namelijk Moskouse, die met de strijdkreet: "Nog is Polen niet verloren" een tweede Poolse regering oprichtten in Moskou, zittende aan de goede kant van het terugpikken. Nog effe geduld, denken ze, dan is het oude Polen weer helemaal van de Duitsers afgepikt, dan verhuizen we naar Warschau en dan kan de Poolse regering in Londen met onbetaald verlof gaan. Handig bekeken!
Het blijkt dat er sedert kort ook ’n NEDERLANDSE regering in Moskou is gevormd. Die hebben nog meer geduld dan de Polen en wachten tot hun rode collega’s ook Nederland van de Duitsers hebben afgepikt. En dan verhuizen ze van Moskou naar Den Haag. En dan kan de Nederlandse regering in Londen voor de tweede maal met onbetaald verlof gaan. Of ze er ook dan weer een vacantie-genoegen in zal vinden om te beweren dat alleen de Nederlandse stem uit Londen de ware is...? Wat is de stem van een volk??
Er moet meer en meer met onbetaald verlof worden gegaan!

EINDE CITAAT.

Verder in dit nummer de oprichting van het zg. "Gilde der Boekenwurmen" dat lezers oproept om boeken te schrijven en de manuscripten te sturen naar de Opper Wurm Leider van het Gilde der Boekenwurmen, postbus 278, Den Haag. Uiteraard wordt er een aantal boeken, "zojuist verschenen, aanbevolen."
Ik pik er een uit:

Uit ’t leven gegrepen en bovendien actueel

VREUGDE, ZWEET EN ARBEID
(VAN SPITTER TOT MILLIONAIR)
door Fatty Forestmount.
Met een voorwoord van Dr. Hertekamp
Uitgave: N.V. DE ARBEIDSBEURS - Filialen door het gehele land.


Blz. 118 :Resten nog de uitgaven 12, 13 en 14. Nummer 14 (15 september 1944), zijnde de laatste uitgave, is zeer interessant. Hier wordt een kreet gebezigd die later in de geschiedenisboeken zou worden opgetekend: Dolle Dinsdag. In het artikel op de voorpagina wordt fel uitgehaald naar de bange N.S.B.-ers die op de bewuste dinsdag vluchtten, hetgeen wordt samengevat als:
"DE ZUCHT van een GERUCHT Joeg de Bonzen op de Vlucht." Verderop in het blad nog een klein artikel met als titel:

PRIJSSCHIETEN
In de loop van Maandag en Dinsdag zijn de heftigste ruzies binnenskamers uitgevochten. Troepen met pistolen wilden uitrukken en prijs gaan schieten op alles wat maar N.S.B.-er leek. Natuurlijk vernamen wij via onze illegale contacten ook weer namen van lieden, die nooit van hun leven N.S.B.-er zijn geweest en die er waarschijnlijk verder van af staan dan sommige schietlustigen. Ander troepen (maar deze waren kleiner), wensten zich streng aan de instructies van Eisenhower te houden, in de overtuiging dat zij, die Nederlandse belangen hebben geschaad, heus hun trekken wel thuis zullen krijgen... voor de rechtbank.
Het is nu gebleken, dat een wild geschiet tot griezelige resultaten had kunnen leiden in overweging van de volgende factoren:
a:      De bonzen waren praktisch allen al weg.
b:      Zij die bleven, waren van plan op het laatste ogenblik hun biezen te pakken... en die had men toch niet kunnen raken of waren kerels die voor hun overtuiging hadden gewerkt die 4 jaar lang. (En die zijn zo zeldzaam, dat ze alleen al als curiositeit bewaard dienen te blijven) of:
c:      Ze hadden moed genoeg om te blijven en de consequenties te aanvaarden. (En ook ZIJ zijn zeldzaam genoeg en zeker moedig genoeg om in leven te blijven. Die kerels kunnen wij gebruiken).
Als er dus een soort van prijsschieten was gekomen op de


Blz. 119 :overgeblevenen, had men moeten kiezen tussen het knallen op de "small fry," de kleine mannekes, die noch auto’s of geld hadden, of de flinke kerels, of hen die in de N.S.B. zitten om de boel te saboteren. En het eerste is een schandaal, - het middelste zonde en het laatste stom. En dan heb je natuurlijk nog ons van DE GIL, maar wij horen onder geen van enkele categorie thuis. Wij hebben die Dinsdag alleen maar gegild.
And how!
EINDE CITAAT.

Zoals gezegd was dit de laatst uitgaven van De Gil, hoewel in een van de vorige nummers nog ernstig werd beweerd dat De Gil zou "blijven verschijnen, ook na de bevrijding." Op pagina 2 stond echter een klein berichtje:

Wij eindigen vandaag met onze nieuwe slagzin:
NOG één GILLETJE OP DE VALREEP
of:
LUISTER NAAR ONZE ZWANEGIL.
Toodloo-pip-pip!

Middels de "illegale" radiozender werd verwarring gezaaid onder de geallieerden door de BBC-uitzendingen te relayeren en er op de juiste momenten in perfect Engels gesproken nieuwsberichten tussen te voegen. Daarnaast werden Amerikaanse successen toegeschreven aan de Engelsen en omgekeerd. Om de "illegaliteit" te benadrukken werd er volop Amerikaanse Jazz-muziek gedraaid 7. (In De Gil werd overigens eveneens veel aandacht besteed aan deze muziek).

Al deze activiteiten tezamen hadden na de oorlog uiteraard de nodige consequenties voor Waterman. Hij werd geïnterneerd in Fort Blauwkapel (Utrecht) en in de Scheveningse strafgevangenis 8. In totaal zat hij drie jaar in voorarrest (in 1948 is hij van rechtsvervolging ontslagen) en werd voor 10 jaar uitgesloten


Blz. 120 :van de journalistiek 9. Als verdediging voor de zojuist opgesomde feiten (en dan met name de activiteiten m.b.t. De Gil en de radio) heeft hij een uiterst moeilijk te controleren verklaring gegeven: hij zou een dubbelrol gespeeld hebben waarin het collaborateurschap als dekmantel diende om zijn werkelijke activiteiten ten gunste van een geallieerde (militaire) inlichtingendienst te verhullen. Twee doelen zouden hierin centraal hebben gestaan: het ontregelen van de Duitse propagandamachine en het doorgeven van gecodeerde berichten aan de geallieerden.
Punt is en blijft dat men door de verklaring van Waterman twee kanten op kan: waar/niet waar. Mocht het ooit waar blijken te zijn (ik denk hierbij bijv. aan het BVD-dossier dat ongetwijfeld van hem is aangelegd) dan komt men weer tot een andere kwestie, niet ongelijk aan die zoals bijvoorbeeld besproken in de IRT-affaire: als men infiltreert, hoe ver kan men dan gaan als men geloofwaardig wil blijven bij zowel de club in kwestie als de buitenstaanders?
[...]


Blz. 121 :BOB EVERS EN WORLD WAR II


Tussen de regels door valt er in Bob Evers veel te lezen over de Tweede Wereldoorlog, spionage en kwesties die volkomen anders zijn dan zij ogenschijnlijk lijken, waardoor de lezer haast ongemerkt wordt gesommeerd om bepaalde zaken van twee kanten te bekijken. Hetgeen men over de oorlog aantreft, is in feite onder te verdelen in 6 rubrieken:

*   Verwijzingen naar de oorlog
*   Het Derde Rijk; de ex-leden
*   Het Derde Rijk; de doctrine
*   Willy van der Heide graaft in zijn verleden
*   Goed of fout
*   Overig

Verwijzingen naar de oorlog.
Vaak worden gebeurtenissen of zaken uit de oorlog gememoreerd die verregaande consequenties hadden. De manier waarop dit gebeurt, wisselt. Het loopt van vergelijkend en bij wijze van hyperbool tot uiterst cynisch. Wanneer we kijken naar de vergelijkingen, wordt tot twee keer toe naam Hitler genoemd.
De eerste keer is dit in Sensatie op een Engelse vrachtboot (blz. 64 10) als er paniek uitbreekt in Bromborough. De alwetende verteller:
"Niet sinds de vrees voor Hitler’s invasie in 1940 was er zulk een krijgshaftige geest in het dorp geweest."


Blz. 122 :In Nummer Negen seint New York (blz. 159) wordt - wederom door de alwetende verteller - het volgende opgemerkt als Bob de ruit van Juan Cardozo’s buitenhuis bekijkt:
"De ruiten bestonden uit even dik pantserglas als het soort dat Hitler gebruikte in zijn Mercedes Benz."

Generaal Rommel komt ter sprake in Lotgevallen rond een locomotief als de kleur van de Lincoln Zephyr beschreven wordt:
"De wagen (=de Lincoln Zephyr) had een merkwaardige geel-groene tint, niet ongelijk aan de kleur van de uniformen van het Duitse Afrika-Korps van generaal Rommel" (blz. 17).

Als Jan en Arie, in Een speurtocht door Noord-Afrika met de donkere chauffeur bij de aanlegsteiger aankomen waar het jacht van Berini ligt, wijst Arie op de gevaarlijke situatie:
"Kijk nou uit! Als hij aan het eind van de pier of op de hoek van de boot iemand heeft met een pistool, houdt die ons net zolang van die smalle houten pier af als hij wil, terwijl hij kalm zijn motor start. Net zoals een handjevol Hollanders in 1940 de Duitsers drie dagen lang tegenhield aan het begin van de Afsluitdijk" (blz. 185).

FBI-agent Masters vertelt in Een meesterstunt in Mexico iets over het opsporen van spionnen en verwijst eveneens naar de Tweede Wereldoorlog:
"Tijdens de laatste wereldoorlog hebben we verschillende gevaarlijke spionnen te pakken gekregen doordat hun zenders werden gepeild en opgespoord" (blz. 20).
Iets later (blz. 24) vertelt Bob over het "England Spiel":
Masters: "Het England Spiel? Wat was dat ook weer?"
Bob: "Dat hebben Jan en Arie me verteld. Een handigheidje dat een slimme Duitse Contra-spionageman had uitgedokterd. Op een gegeven ogenblik kregen de Duitsers, ongeveer nèt als wij op Long Island, een geheime agent in handen die de


Blz. 123 :Engelsen samen met een radiozender per parachute boven Holland hadden uitgegooid. De Duitsers gingen achter die zender zitten en begonnen net te doen of zij de Britse agent waren... En zo viel de ene agent na de andere in Duitse handen."
Masters begon luid te lachen.
"Ik herinner mij nu het hele verhaal! Maar dat grapje gaat hier niet op en ik ben erg bang dat de heren die hier aan de andere kant van de kortegolfzenders zitten, ietwat slimmer zijn. 11"
EINDE CITAAT.

Een enkele keer wordt de invasie (D-day) onder de aandacht van de lezers gebracht. In De strijd om het goudschip (blz. 9) is het Bob die een bemoedigende opmerking maakt als hij samen met Jan en Arie op weg is naar het eiland waar de muiters zich bevinden:
"Ik ben een Amerikaan. Amerikanen zijn steengoed in invasies."

Een geheel andere toonzetting is waar te nemen in Drie jongens als circusdetective (blz. 179) alwaar de Nederlandse politie-inspecteur probeert Masters en Strauss bij te houden.
Hij zegt dan:
"Die Amerikanen rijden als idioten. Die denken zeker dat ze weer aan een invasie bezig zijn."

Ook in deze rubriek zijn uiteraard de nodige hyperbolen waar te nemen. In Drie jongens en een caravan (blz. 126) is het Bob, later bijgevallen door Jan, die zich van een enorme beeldspraak bedient:

"Wat kopen we voor die onzin," vond Bob. "Wij moeten deze trailer in ongeschonden staat afleveren en we kunnen geen dagen en nachten verknoeien met rauspartijen in de bossen van de Ardennen. Het begint op deze manier te lijken op een soort van veldtocht met als einddoel de Middellandse Zee."


Blz. 124 :"We kunnen over de Bastogne rijden," opperde Jan. "Dat is een plaats die beroemd is om rauspartijen in bossen en verwarde veldslagen..."
EINDE CITAAT.

We maken een grote sprong voorwaarts in de serie. Deel 30: Heibel in Honoloeloe, blz. 173. Als Bob Harry’s Bar nadert en de enorme bierlucht ruikt (doordat de leiding van de bierpomp is lek geschoten, mompelt hij:
"Naar die lucht te oordelen zit de halve Amerikaanse oorlogsvloot daar de capitulatie van Japan te herdenken..."

Het Derde Rijk; de ex-leden.
Opvallend is dat het pad van de jongens regelmatig wordt gekruist door ex-leden van het Derde Rijk. We zetten de personen op een rij:

Breitstein, een van de vliegtuigkapers uit Een overval in de lucht is in de gebonden versie van dit boek Duitser van geboorte en een oud GESTAPO-man (resp. blz. 18 en 104). In de pocket wordt hij aangeduid als een Oost-Europeaan (Pools of Bulgaars) die bij de spionagedienst heeft gewerkt (blz. 17 en 100). Over de schrandere ingenieur Dausenberg, uit Een dollarjacht in een D-trein, wordt opgemerkt dat deze tijdens de oorlog een Duits officier was; welke rang hij had, wordt niet vermeld (blz. 100).

Dat gebeurt wel bij een ander persoon, dat dit keer opduikt in Een raderboot als zilvervloot (blz. 49).
Het gaat om de chauffeur van een gammele vrachtauto - van deze auto wordt op blz. 25 overigens opgemerkt dat deze er uitzag "of die de Duitse veldtocht naar Rusland had overleefd" - die sergeant-majoor blijkt te zijn geweest in het Duitse leger. Johann, die in dit zelfde verhaal voorkomt, is ex-Wehrmachtsoldaat (blz. 54).


Blz. 125 :In Nummer Negen seint New York komen we te weten dat tweede machinist Brüns bij de Kriegsmarine heeft gediend (blz. 66).

Tenslotte duikt in Een meesterstunt in Mexico ene Schumann op. Citaat:
"Over talen gesproken...(het is Arie die dit zegt, JB) naar je accent te oordelen ben je geen geboren Amerikaan."
"Nee," zei de ander, "en geen Engelsman ook. En geen Turk. Verbazingwekkend erover na te denken, wat een massa dingen ik niet ben. Ik ben Duitser van geboorte. Genaturaliseerd Amerikaan. Ik heet Schumann. Het stomste wat ik van mijn leven ooit heb kunnen doen, was Amerikaan worden. Waarom ben ik niet rustig in Duitsland gebleven? In Dortmund. Gezellig. Goed bier. Goeie worst. En nu hebben ze weer een leger ook" (blz. 152).
EINDE CITAAT.

Schumann verklaart dat hij in de Tweede Wereldoorlog Sprengmeister is geweest bij een pioniersbataljon van de Duitse Wehrmacht. Uit zijn verdere verhaal blijkt dat hij heeft deelgenomen aan de veldtocht naar Rusland. Ook vertelt hij dat hij deel uitmaakte van de Duitse troepenmacht die terugtrok uit Griekenland en Joegoslavië.

Het Derde Rijk; de doctrine.
Ook komt het regelmatig voor dat de jongens uitspraken doen, die herinneringen oproepen aan het Derde Rijk. Het eerste voorbeeld hiervan vinden we op blz. 189 van Drie jongens op een onbewoond eiland. Jan, Bob en Arie hebben ontdekt dat het eiland, waar de muiters en de bemanning van het zeiljacht zich bevinden, slechts op een paar kilometer afstand ligt van dat waar zijzelf zijn gestrand. Dan wordt het plan om daar naar toe te gaan geboren. Het is Jan die grinnikend het volgende zegt: "Jammer dat we niet eerder een propaganda-offensief


Blz. 126 :kunnen beginnen om de zenuwen van de muiters alvast murw te maken."
Arie voegt hier aan toe: "Arie Roos wint op alle fronten."
Interessant is het om te zien hoe een passage in het gebonden boek later in de pocket is veranderd. In het gebonden boek lezen we:
"Ik hoop niet, dat die muiters een Atlantik-Wal gebouwd hebben."
Bob grinnikte.
"Ik hoop op een klein Siegfriedlijntje." (blz. 175).

In de pocket:
"Ik hoop niet, dat die muiters een Kustverdediging gebouwd hebben."
Bob grinnikte.
"Ik hoop op het opblazen van een bunkertje." (blz. 189).
Iets soortgelijks doet zich voor in Een overval in de lucht.
In het gebonden boek:
(Arie tegen Jan) "Kom, kom. Bedwing je fantasie wat. De tijd van de Gestapo is voorbij."
"Dan vergis je je," zei Jan. "Díe lui houden net zolang vol tot er weer een oorlog is. En als ze die verloren hebben, proberen ze het nog eens, net zolang tot ze er eentje winnen. En dan zijn we jarig."
"Ga nu niet dromen van internationale verwikkelingen."
"Ik droom niet" (blz. 25).
In de pocket is dit veranderd in het volgende:
(NB: Jan tegen Arie 12) "Kom, kom. Bedwing je fantasie wat. Ga nu niet dromen van internationale verwikkelingen."
"Ik droom niet. Ik sta met beide sproetige voeten stevig op deze vliegtuigvloer." (blz. 24).

In Sensatie op een Engelse vrachtboot is Arie opgesloten in de cel van een Engels politie-bureau omdat hij - ten onrechte - beschuldigd wordt van het stelen van pruimen. Als hij honger


Blz. 127 :krijgt, zegt hij iets heel grofs tegen de dienstdoende agent:
"Ik rammel van de honger. Zijn we hier soms in een concentratiekamp, dat ik niets te eten krijg." (blz. 104).
In Tumult in een toeristenhotel is het Jan Prins die een opmerkelijke uitspraak doet als hij de woede van de Engelse ex-kolonel beziet wanneer deze constateert dat zijn schoenen verdwenen zijn:
"Wat hebben we in vredesnaam ontketend? Die kleine snor van een kolonel is in staat om de tactiek der verschroeide aarde te gaan toepassen. Als ze op de begane grond zijn, slaan ze alles kort en klein." (blz. 69).
Een bladzijde eerder had de kolonel verontwaardigd laten weten dat het nog zijn schoenen waren waarmee hij Montgomery heeft begeleid op zijn inspectie van de Rijn-linie.
In de gebonden versie van Een speurtocht door Noord-Afrika is het Baker die - op blz. 155 - tegen de Italiaanse douanier roept: "Heil Mussolini," waarop Willams fronsend zegt:
"Geen politiek in onze zaken alsjeblieft."
In de pocket is dit laatste veranderd in "geen oudbakken politiek" (blz. 137).

Wederom wordt de Siegfriedlinie genoemd in Een raderboot als zilvervloot (blz. 145). Het is Arie die dit zegt als hij een oplossing ziet om ongezien van Zuid-Beveland af te komen:
"We moeten zien dat we ongemerkt achter in die groentewagen komen. Daar verstoppen we ons tussen kisten en zo rollen we veilig door de Siegfriedlinie heen."
Wat verderop in dit verhaal (blz. 170) overrompelen Jan en Arie Hennie Schol op zijn hotelkamer. Arie omschrijft deze actie als: "Kleine Blitzkrieg."
In Bombarie om een bunker (blz. 42) is het Jan die tegen Arie het volgende zegt:
"Holland wordt vol, jongen. Zó vol, dat mensen met extra dikke buiken, zoals jij, een vergunning moeten aanvragen voor extra Lebensraum."


Blz. 128 :Wat verder, op blz. 124, doet Arie een bedenkelijke uitspraak:
"Vergeef me mijn kortstondige menselijkheid. Nu ben ik weer de gewone Übermensch Roos."

Willy van der Heide graaft in zijn verleden.
Wie Het verschijnsel Bob Evers opslaat, zal op blz. 22 de uitspraak van Willy van der Heide aantreffen waarin hij zegt dat veel dingen (= gebeurtenissen in de Bob Evers-verhalen) gebaseerd zijn op persoonlijke belevenissen.
Of we de zojuist beschreven citaten zouden kunnen beschouwen als een vorm van afreageren, is iets wat tal van discussies tot gevolg zou hebben. De nu volgende citaten vormen echter wel degelijk een link naar het leven van Willy van der Heide alias Willem W. Waterman.

In Een klopjacht op een kapitein wordt op blz. 118 Fort Blauwkapel genoemd, alwaar Willy van der Heide na de oorlog gevangen heeft gezeten. Het zijn Jan en Bob die daar dan doorheen rijden. Maar ook de Scheveningse strafgevangenis wordt genoemd en wel in Hoog spel in Hong-Kong op blz. 70:

CITAAT:
"Het deed hem (= Jan) denken aan het prachtige verhaal van twee gevangenen in Holland, die uit de gevangenis in Scheveningen waren ontsnapt op de stom-eenvoudige manier, door eerst te zorgen dat zij twee schilderskielen te pakken kregen, wat potten verf en wat kwasten. Toen ze die eenmaal hadden, was de rest een koud kunstje. Zij trokken de kielen aan, hingen de verfpotten aan hun armen en pakten een ladder op. Daarmee stapten ze brutaalweg op de poort af in een week dat juist de buitenkant van de gevangenis werd opgeschilderd. De bewaker dacht er niet eens bij na. Elk mens verwacht nu eenmaal schilders te zien lopen met een ladder. Dat in alle andere gevallen ladders in een gevangenis tot de meest streng bewaakte


Blz. 129 :voorwerpen behoren, kwam niet eens in zijn hoofd op. De gevangenen liepen naar buiten, zetten de ladder tegen een buitenmuur en klommen er overheen. Het hele verhaal was precies zo gebeurd, want de directeur van die gevangenis was een goede kennis van Jans vader en had het hele relaas in geuren en kleuren bij hem thuis verteld."

EINDE CITAAT.

Jaja... De rechtgeaarde Bob Evers-lezer weet dit onmiddellijk te scharen onder de stelling die regelmatig in de verhalen onder de aandacht wordt gebracht: een handeling of een daad valt juist het minst op wanneer deze zo opvallend mogelijk wordt verricht. D.w.z. alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Opvallend echter, is dat dit voorval met de nepschilders inderdaad in Scheveningen heeft plaatsgevonden en wel in de periode dat Willy van der Heide daar zat!

Op blz. 87 van Een dollarjacht in een D-trein treffen we een bijzondere passage aan. Bob zegt dan tegen Jan:
"Gebruik je hersens. Ten eerste lig ik minstens nog een uur in dit bad D-treinstof af te weken. Ten tweede weet jij toch waar ík zit, vierkant ei? Je kunt me toch uit dat koffiehuis opbellen, niet?"

EINDE CITAAT.

Ik kan mij nog goed herinneren dat ik, toen ik voor de allereerste keer de kreet "vierkant ei" las, mijzelf afvroeg: "Hoe KOMT iemand hier op? Dit scheldwoord valt meteen op doordat het zo absurd is; een ei is tenslotte ei-vormig en kan uiteraard nooit het model van een dobbelsteen hebben. Ik besteedde er verder geen aandacht aan totdat... ik een kopie van een artikel uit Het Parool (30-12-1949) onder ogen kreeg. In dit bewuste artikel wordt vastgesteld dat er in de illegaliteit


Blz. 130 :geen verschil van mening bestond over De Gil: het blad was fout. Daarnaast wordt er melding gemaakt van het feit dat Waterman (in 1944) opdracht had gekregen om een Paas-brochure te schrijven, handelend over het Nationaal-Socialisme. Deze pennevrucht zou afgekeurd worden. Titel: Het vierkante ei.

De naam van het niet-bestaande plaatsje Lotisico in Een speurtocht door Noord-Afrika (blz. 129) blijkt te verwijzen naar iets uit het duistere verleden. Bij het Zwart Front was ene Alfred Haighton (1896-1943) aangesloten, een extremistisch lid van Schotse afkomst. Vader Haighton had vanaf 1902 fortuin vergaard door de eerste NV Nederlandse Maatschappij tot verzekering van risico in Loterijen, genaamd... Lotisico. Het was een listige constructie waardoor een soort "tweede Staatsloterij" werd opgezet waarbij de loterij "verzekering" werd genoemd, de loten "polissen" en het geïnde geld "premiën." De deelnemers konden zich bij Haighton verzekeren tegen "nieten" in de loterij. (Bron: Documentaire Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Zwolle 1990).

Verder zijn er in de avonturen van Bob en Co. nog andere situaties te vinden die duidelijk herkenbaar zijn.
In Een motorboot voor een drijvend flesje vertelt Mevrouw Grimbos tegen Arie over de oorlog en maakt de opmerking dat het, als de invasie eenmaal begonnen was, veel gevaarlijker was om te reizen dan rustig in huis te blijven zitten. Arie zegt dan:
"Ja, nou! Ik ben toen ook een paar keer de dans ontsprongen." (blz. 99).

De lezer zal dit voor kennisgeving aannemen en de redelijkheid hiervan erkennen. In de laatste Gil (nr. 14; 15 september 1944) werd deze wetenschap op een geheel andere manier onder de aandacht van de lezers gebracht:


Blz. 131 :*******************************************************************************************
REIST PER SPOOR!
Ook haringen kunnen in een ton!

LASTIG! LANGZAAM! LEVENSGEVAARLIJK!

NEEM DE TREIN!

*   Waarom uw zolen slijten met wandelen?
*   Waarom langer wachten op een autobus?
*   Waarom uw velocipede gebruiken?

In alle klassen geniet u hetzelfde comfort. U staat nimmer alleen. Overal dezelfde geuren. Wisselend uitzicht op de bloeiende koolzaadvelden en uw medepassagiers. Een genot van hoge culturele waarde. Een kind kan de koeien tellen! Wisselend inzicht op de meest actuele politieke problemen door de vaste klanten!

VERGEET NIET DE SENSATIE VAN HET OGENBLIK!
De Nederlandse Spoorwegen brengen het FRONT in uw COUPÉ!
            Vanuit uw zetel hoort u de kogels fluiten!
            Retour Utrecht brengt u midden in de vuurlinie!
            Beziet het Oorlogsgebeuren van dichtbij!

REIST PER SPOOR! NEEM UW KINDEREN EN VERBAND MEE!
*******************************************************************************************


Het doel van zowel De Gil als het radioprogramma van Waterman was (o.a.): tweedracht zaaien onder de geallieerden. In Hoog spel in Hong-Kong (blz. 142) lezen we een dagboeknotitie van Jan Prins, gedateerd 22 september. Het gaat over een gebeurtenis die zich voordeed aan boord van de "Nancy May" tijdens het ontbijt. Een Amerikaanse onderwijzeres kreeg ruzie met een Engelse zakenman.


Blz. 132 :CITAAT:
"Onderwijzeres beweerde dat Amerika de laatste wereldoorlog had gewonnen. Brit zei heel kalm dat Amerika nooit de kans zou hebben gekregen de oorlog te winnen als de Britten in 1940 niet hadden stand gehouden. De onderwijzeres zei vinnig dat de Engelsen te verwaand en te dom waren om iets te begrijpen.
Brit antwoordde, nòg veel kalmer dat die reuze-slimme Amerikanen in 1940 allemaal overtuigd waren dat Engeland de oorlog had verloren. Gelukkig, zei de Engelsman bedaard, waren wij Engelsen te dom om te begrijpen dat wij de oorlog al verloren hadden, zodat wij bleven doorknokken, hetgeen maar gelukkig was voor jullie Amerikanen, anders hadden jullie in 1944 geen eiland gehad om je invasie vanuit te beginnen."
EINDE CITAAT.

Goed of fout.
Iets kan anders zijn dan het lijkt. Concreter en beter geformuleerd binnen de context van dit hoofdstuk, komt het er op neer dat er na de oorlog - buiten de zaken die glashelder waren - verbijsterende dingen aan het licht kwamen. Zo kon blijken dat de joviale en altijd vriendelijke man in werkelijkheid een brute verrader was geweest terwijl de hoogst verdachte persoon juist weer voor de goede zaak had gewerkt.
Wie tot de ene groep behoorde en door een dwaling werd aangemerkt als persoon van de andere groep, ontliep ten onrechte een vonnis of werd juist ten onrechte opgepakt. Het kwam voor. Zoals bekend heeft Willy van der Heide altijd beweerd dat hij verzeild is geraakt in de laatstgenoemde situatie.
Als illustratief zou de eerder genoemde scène aangemerkt kunnen worden waarin Arie Roos ten onrechte in de politie-cel zit, wegens het stelen van pruimen in de afgelopen week (hetgeen hij niet gedaan heeft). Natuurlijk is dit als voorbeeld een beetje flauw omdat deze situatie zich in principe in ieder ander


Blz. 133 :leuk jongensboek kan voordoen. Daarom een aantal betere voorbeelden van situaties en uitspraken waarin duidelijker de dubbele bodem tot uitdrukking komt.

Het eerste vraagstuk, waarin de kwestie goed of fout de revue passeert, vinden we in Avonturen in de Stille Zuidzee (blz. 80). Het betreft dan iets waaraan Bob moet denken als hij door de muiters tewerk wordt gesteld in de machinekamer.

CITAAT:
"Bob was bezig met zichzelf uit te vechten of hij nu eigenlijk wel goed deed om muiters te helpen. Bob was niet op de hoogte van de wetten der zeevaart, maar hij meende eens gelezen te hebben, dat ieder, die een muiter behulpzaam is, op dezelfde wijze wordt gestraft. Maar daar tegenover stond: wat kon hij anders doen? Hij was nou eenmaal aan boord buiten zijn schuld.
Als hij het vertikte om te doen wat ze hem opdroegen? Wat zou hem dan gebeuren? Overboord?... Bob was er vrij zeker van dat ze hem niet om zeep zouden brengen. Maar ze zouden hem waarschijnlijk wel ranselen tot hij toegaf of hem ergens opsluiten. En wat was het nut van opgesloten zitten?"
EINDE CITAAT.

Het dilemma, waar Bob mee worstelt, is duidelijk een schuldvraag waarin hij tot de slotsom komt dat noch hij, noch anderen ermee gebaat zouden zijn als hij zich openlijk zou verzetten. Voor een situatie waarin iemand ten onrechte de schijn tegen kan hebben, gaan we naar blz. 13 van Een klopjacht op een kapitein. Het gaat om het relaas van detective Pijnenborg waarin hij vertelt over de Duitser die afwist van de Grimbosschat:

"De Duitser had echter, uit de jaren dat hij hier bezettingssoldaat was geweest, wat Hollandse kennissen overgehouden.


Blz. 134 :Mensen met wie hij wel eens wat had gehandeld en zo..."
"Zwarthandelaars?" (het wordt niet duidelijk wie dat vraagt)
Pijnenborg haalde korzelig de schouders op.
"Dat hoeven niet per se zwarthandelaars te zijn geweest. Tegen het eind van de oorlog verkochten de Duitsers wapens, uitrustingsstukken en papieren aan ieder die ze voor een handeltje vertrouwden. Zo is een massa materiaal in handen van de illegaliteit gekomen."
EINDE CITAAT.

Juist doordat Pijnenborg de schouders korzelig ophaalt, blijkt dat hij een vooroordeel bespeurt waaraan hij zich kennelijk ergert.

In Een overval in de lucht (blz. 24) wordt door de alwetende verteller over Jan en Arie het volgende opgemerkt:
"Zij hadden samen tijdens de Duitse bezetting heel wat meegemaakt, en wat er allemaal na de bevrijding aan het licht was gekomen, had hun heel wat geleerd. Ze wisten dus, dat heel onwaarschijnlijk lijkende dingen soms maar al te waar waren gebleken."

Dit wordt nog een keer op een andere manier onder de aandacht gebracht in Kabaal om een varkensleren koffer op blz. 85.
Dit keer gaat het om iets wat Arie tegen zijn vader zegt:
"Geloof me: zelfs in de wildste dagen na de bevrijding zijn er geen mensen zo vaak per vergissing opgepakt als wij in de laatste vierentwintig uur."

In Vreemd krakeel in Californië (blz. 87) is het wederom de alwetende verteller die iets laat weten wat te denken geeft:
"Dikwijls is een verhaal dat wáár is, veel ongeloofwaardiger dan een dat is gelogen... om de eenvoudige reden, dat logischerwijs iedereen de meest gelóófwaardige leugen verzint, als


Blz. 135 :er toch gelogen moet worden. Iemand met enige ervaring wéét dat."

Tenslotte nog een kritisch geluid in Stampij om een schuiftrompet over journalisten/berichtgeving (blz. 161):

"Mensen uit het amusementsbedrijf weten maar al te goed, hoe vaak een kranteverhaal volkomen verdraaid uit de bus komt - doordat het wordt verkort, of doordat de verslaggever het lekker sensationeel wil maken, of doordat de verslaggever gewoon een hekel heeft aan de persoon in kwestie, of doordat hij gewoonweg te stom is."

Overig.
Nu een aantal bonte uitspraken dat weer op een andere manier een bepaald licht werpt op Bob Evers in combinatie met Willy van der Heide’s verleden. Hiervoor eerst een citaat uit het artikel "Willem W. Waterman en het morele verval" van Eelke de Jong dat verscheen in de Haagse Post van 11-11-1978:

"Ken je het beeld van een pingpongballetje dat op een waterstraal balanceert? Je ziet het wel eens bij een schiettent op de kermis. Zo voelde ik me in die laatste anderhalf jaar van de oorlog. En dat gevoel verdween niet bij de bevrijding, want toen begon het spel pas. Het liep gewoon in één lijn door. En ik ben het nooit kwijtgeraakt. Ik sta dag en nacht op scherp. Als je één keer met die tandwielen te maken hebt gehad, kom je er nooit helemaal uit. Je mag op non-actief staan, maar ze weten precies wie je bent. Als jongelieden mij vragen: hoe was het in de oorlog? zeg ik: jongens, het was geen kunst om de oorlog te overleven, het was een kunst om de bevrijding te overleven.
Er is onmiddellijk na de bevrijding op gigantische schaal geschiedenisvervalsing gepleegd. Als je de verslagen van de Parlementaire Enquêtecommissie leest, waad je tot je knieën door de meineden. Iedereen dekt iedereen. Ze hebben allemaal boter op hun hoofd. Het is zo’n kluwen dat geen macht ter


Blz. 136 :wereld die ooit losgepeuterd krijgt. Dat deksel krijg je niet meer van de beerput af. Ik niet, en niemand."
EINDE CITAAT.

In dit artikel komt uiteraard de dubbelrol aan de orde die Willy van der Heide, volgens eigen zeggen, vervuld zou hebben in de oorlog. Evenals in vele andere publikaties geeft hij hier commentaar op de manier waarop zaken na de oorlog zijn aangepakt, hiermee de aandacht vestigend op de wetenschap dat hijzelf - naar zijn mening - totaal ten onrechte is opgepakt. Ook geeft hij regelmatig te kennen de regels van "het spel" te kennen: de kwestie van de spionage en de contra-spionage. Samengevat: na de bevrijding BEGON voor de oorlog voor Willy van der Heide pas.
Gezien vanuit deze invalshoek is een hartgrondige uitspraak die Arie bezigt in Bombarie om een bunker minder abstract te noemen. Op blz. 177 zegt hij tegen Jan Prins:
"JIJ! Jij maakt me nog eens doodziek met je uitgerekende levensaanpak. Word toch eens een beetje vlotter, jongen! Je moet leven alsof het constant oorlog is."

Iets waarmee Willy van der Heide ongetwijfeld mee geconfronteerd moet zijn geweest, zijn de ondervragingen waaraan hij werd onderworpen n.a.v. zijn levenswandel in de vijf bezettingsjaren. Ook over dit onderwerp treffen we regelmatig iets aan in de serie. Twee voorbeelden:

Een raderboot als zilvervloot, blz. 83:
"Van Praay stelde zijn vragen bij voorkeur op de meest vriendelijke toon er wereld... alsof hij een kletspraatje maakte. Daar waren al heel wat mensen ingelopen. Je moest hem heel goed kennen om uit te maken of hij gewoon aan het klessebessen was, dan wel probeerde iets bepaalds te weten te komen. En hij had de zenuwslopende handigheid om onbetekenende kletsvragen te doorspekken met vragen die van belang waren."


Blz. 137 :Bob Evers belegert Fort B, blz. 69/70:
Iets over de kunst van het ondervragen. "Nu is iemand bij de kladden pakken één ding. Maar iemand als Roos slim ondervragen is een héél ander vak. De getrainde jongens zoals ze bijvoorbeeld zitten bij Special Branch van Scotland Yard, pakken zoiets heel anders aan. Als je de verkeerde vragen stelt, vertel je aan de ondervraagde méér dan hij aan jou."

Iets anders: Het Zuidzee-avontuur was in 1943 al bekend middels het blad Jeugd waarin dit verhaal als feuilleton werd gepubliceerd. In 1950 verscheen deze trilogie in boekvorm. Op dat moment blijkt e.e.a. geactualiseerd te zijn. In Drie jongens op een onbewoond eiland lezen we op blz. 126 en 137 (resp. in het gebonden boek en de pocket) het volgende:
"Wat is er eigenlijk met jou gebeurd?" vroeg Jan aan Bob. "Ik heb genoeg schoten gehoord voor de complete slag bij Arnhem."
"Het wás een slag bij Arnhem, man."

Deze zelfde slag bij Arnhem zou Willy van der Heide enige jaren later inspireren tot het schrijven van een gedicht hierover. Zo kon het gebeuren dat in de Haagse Courant van 17 september 1956 het volgende te lezen was:

Gedicht op "De slag bij Arnhem."
Naar wij vernemen, is vandaag onder auspiciën van het Airborne Comité te Oosterbeek, een herdenkingsgedicht verschenen, getiteld De slag bij Arnhem, waarin een bekend Nederlands auteur onder de schuilnaam Victor Valstar postume hulde brengt aan de geallieerde soldaten, die in september 1944 bij Arnhem hun leven gaven voor de bevrijding van ons land.
EINDE (gedeeltelijk) CITAAT.
Natuurlijk kwam men er op zeker moment achter WIE er schuil ging achter het pseudoniem Valstar. Op 21 februari 1957 stond in het Haags Dagblad een artikel waarvan de kop er niet om loog:


Blz. 138 :"EX-NAZIPROPAGANDIST HERDENKT HET VERZET"
De slag bij Arnhem, verzen van oud-medewerker van "De Gil."

Over het boekje werd het volgende gezegd:
"Het is een epos, waarin de heer Victor Valstar in pathetische verzen de lof zingt van de parachutisten van "The first Allied Airborne Army," die in september 1944 ten onder gingen bij de actie, die beslissend had moeten worden voor de bevrijding van het Westen. De baten, die uit de auteursrechten op dit werkje kunnen voortvloeien, zijn afgestaan aan het Airborne Comité te Oosterbeek."
EINDE CITAAT.

Daarna volgt een opsomming van hetgeen waarbij Victor Valstar tijdens de bezetting onder de naam Willem W. Waterman betrokken was: zijn radioprogramma en De Gil. Voorts wordt het feit onder de aandacht gebracht dat hij tien jaar uitgesloten was van journalistieke activiteiten.

Verderop in dit artikel mag één zin zeer interessant genoemd worden:
"Het is hier niet de plaats om in te gaan op de (matige) poëtische kwaliteiten van het bedoelde boekje."
EINDE CITAAT.

Al eerder lazen we de kreet "pathetische verzen."
Natuurlijk kan men zich de verontwaardiging indenken toen bleek dat Willem W. Waterman en Victor Valstar één en dezelfde persoon waren; alleen hoogst opmerkelijk (of misschien juist wel NIET omdat het zo’n oer-Hollands verschijnsel is) is de ontdekking dat het gedicht an sich hierdoor ineens óók niet meer zo goed is. In het eerste artikel - toen men nog niet wist wie Victor Valstar was - wordt tenminste met geen woord gerept over "matige poëtische kwaliteiten."




[1]In werkelijkheid werd Willem wegens nalatigheid ontzet uit zijn functie als medewerker (niet hoofd, zoals zo vaak beweerd wordt) van de Afdeling Propaganda: zie de brief van J.M. van de Wetering aan Willem d.d. 31 juli 1941.
Bovendien is Willem tot het moment van opheffing (13 december 1941) betalend lid gebleven van Nationaal Front: zie de verklaring van Arnold Meijer voor de Raad van Beroep voor de Perszuivering d.d. 29 december 1949.
[2]Op 11 mei 1945.
[3]In de tijd dat John dit boek schreef, waren de NIOD-archieven nog niet openbaar; sindsdien is er wel enige informatie boven tafel gekomen: zo weten we o.m. dat Willem in 1942 artikelen schreef (of, volgens eigen zeggen, andermans artikelen voorzag van de initialen W.W.W.) voor De Residentiebode.
[4]Vgl. noot 2, hierboven.
[5]John Beringen heeft de eigenaardigheid om alle citaten in een moderne spelling weer te geven.
[6]De plaatsnaam Zevenmachtswortelveen heeft blijkbaar zoveel indruk gemaakt op de bewerker van de Bob Evers-pockets, dat hij Arie’s opmerking „Ze zijn hier geloof ik, precies even ver als bij ons in Beetsterzwaag.” (Heibel in Honoloeloe, 1e druk, p. 56) heeft vervangen door „Ze zijn hier geloof ik, precies even ver als bij ons in Zevenmachtswortelveen.” (Heibel in Honoloeloe, alle pocketdrukken, p. 54).
[7]Hier haalt John Beringen twee zaken door elkaar: De Radio Gil Club, met jazzmuziek en schampere opmerkingen over het bevrijde zuiden, en de zender Mary of Arnhem (of Kampfsender S-2), met de zgn. Golden Pirate Club, waar inderdaad sprake was van gekopieerde BBC-uitzendingen, maar met eigen (foute) nieuwsberichten.
Het is echter al eerder gezegd: toen John dit boek schreef, had hij nog niet de beschikking over de gegevens die wij nu hebben.
[8]Eerst echter (mei 1945 tot 29/09/1945) in de loodsen aan de Levantkade te Amsterdam, vervolgens in het Huis van Bewaring II te Amsterdam; pas daarna, vanaf eind 1945, werd Willem geïnterneerd in Fort Blauwkapel, enz.
[9]Aanvankelijk 20 jaar, door de Raad van Beroep teruggebracht tot 10 jaar.
[10]John Beringen citeert steevast de pocketversie van de Bob Evers-boeken; in de hardcover-editie staat dit citaat op blz. 66.
[11]Inmiddels is gebleken - maar dat kon noch Willy van der Heide noch John Beringen weten - dat het juist niet de Duitsers waren die de Engelsen bij de neus hadden, maar veeleer omgekeerd: door een groot aantal agenten te offeren brachten de Engelsen de Duitsers in verwarring en verspreidden ze desinformatie. Dupe van het "Spiel" zijn en blijven echter de Nederlandse agenten.
Dat weet het grote publiek pas sinds het boek Dossier Nordpol: het Englandspiel onder de loep van Jo Wolters in 2003 verscheen; de Engelse geheime diensten wisten dit uiteraard al langer!
De vraag die zich opwerpt, is: waarom wist W.H.M. van den Hout dit dan niet, als "medewerker van de Engelse geheime dienst" (vgl. Bob Evers’ laatste ereronde, blz. 120)!?
[12]Dit klopt niet, maar de passage in de pocket is ook verwarrend, om niet te zeggen geheel en al fout:
p.23, rr. 32 sqq. tot p. 24, r. 3 :
Jan bromde:
’Zijn gezicht bevalt me niet.’
’Het gezicht van nummer twee bevalt me óók niet.’ (dat moet dus Arie zijn)
’Wat zijn dat voor kerels, die hun plaatsen van achter het ijzeren gordijn betaald krijgen?’ (weer Jan)
’Kom, kom. Bedwing je fantasie wat. Ga nu niet dromen van internationale ontwikkelingen.’ (weer Arie)
’Ik droom niet. Ik sta met beide voeten stevig op deze vliegtuigvloer [...]’ (dat moet dus weer Jan zijn, die - althans volgens de bewerker van de pockets - blijkbaar sproetige voeten heeft...: wéér een bewijs dat men maar beter met zijn tengels van de hardcover-teksten af had kunnen blijven!).



N.B.: © John Beringen / Hans van den Boom !