NIET VOOR PUBLICATIE.
DE LEGALE NEDERLANDSE PERS TIJDENS DE DUITSE BEZETTING

René Vos

Amsterdam , Sijthoff : 1988



N.B. : Noten van René Vos zijn onder aan iedere pagina overgenomen.


Blz. 137 :[...]
     In de lente van 1941 werd kort na elkaar drie dagbladen verboden die, zij het op sterk uiteenlopende gronden, wèl hadden laten blijken dat zij de nieuwe orde en Duitslands rol daarin onderschreven: De Residentiebode, De Banier en het Nederlandsch Dagblad. In de vroege lente van dat jaar werd door de Engelse zenders voortdurend melding gemaakt van succesvolle aanvallen van de Royal Air Force op doelen in Duitsland, waarbij grote delen van het Rijnland verwoest zouden zijn. In april werd in Keulen een grote


Blz. 139 :tentoonstelling van Nederlandse schilderkunst gehouden en de Presse-Abteilung nodigde een tiental Nederlandse journalisten uit een bezoek aan die tentoonstelling te brengen. De reis had echter tevens tot doel te laten zien dat er geen sprake was van verwoestingen door Engelse bombardementen.
     Een van de deelnemers aan die persexcursie was L.M.H. Thijssen, de hoofdredacteur van De Residentiebode. Na terugkeer in Den Haag schreef hij een uitgebreid verslag over de reis, de tentoonstelling en de ‘verwoestingen’. ‘Keulen, Düsseldorf, Duisburg, Bonn, noemt U maar op, de Kruppwerke, de tallooze fabrieken bestaan niet meer... Aan half verbrande paaltjes hangen bordjes waarop met bloed geschreven letters staat: “Dit was Keulen”. “Hier stond de Dom”. “Hier werkten eens 10.000 arbeiders”...’ Het verslag, onder de kop ‘De Waarheid’, stond weggestopt in de kunstrubriek van het nummer van 22 april, maar trok niettemin de aandacht van velen, ook van de Duitsers.
     Op de persconferentie van 24 april liet Janke weten dat Thijssen de vatbaarheid van het publiek voor deze ironie blijkbaar had overschat. Overname van het artikel werd niet aanbevolen en Janke verzocht de aanwezigen deze schrijfwijze voorshands niet na te volgen. Wel achtte hij het gewenst dat commentaar op Thijssens artikel werd geleverd.155 Twee dagen later werd De Residentiebode op verzoek van de Rijkscommissaris verboden. Thijssen werd enkele weken in Scheveningen in hechtenis genomen.156
     Een van de op de persconferentie aanwezige journalisten, J.H.M. Hetzler van De Tijd, gaf gehoor aan Jankes verzoek om commentaar op Thijssens artikel. In De Tijd van 25 april (ochtendblad) schreef hij een beschouwing, waarin hij een lang citaat van Thijssen verwerkte. Hij omschreef diens schrijfsels als barre nonsens en laakte de goedgelovigheid van de Hagenaars van wie een aantal bereid was enkele guldens neer te tellen voor dat exemplaar van De Residentiebode.157 Het artikel kreeg nog een pijnlijk staartje, zowel voor Hetzler als voor De Tijd. Op de stafbespreking van 29 april had Seyss-Inquart gelast dat De Tijd verboden moest worden en de verantwoordelijke auteur gearresteerd.158 Dat gebeurde op 10 mei. De Tijd werd, op uitdrukkelijke wens van Schmidt, zonder opgaaf van redenen verboden en Hetzler werd door de Sicherheitspolizei meegenomen.159 Hij kon echter aannemelijk maken dat hij het artikel had geschreven op suggestie van Janke. Op 17 mei werd hij vrijgelaten, mede op voorspraak van Janke.160 Ook door toedoen van Janke zou De Tijd op 27 juni 1941 weer verschijnen, zoals in paragraaf 6.5 zal worden geschetst.

Enkele dagen daarvoor, op de 23e, kon ook De Residentiebode de verschijning hervatten.161 Op de Dienstbesprechung van GK Schmidt van 14 juni was dat al aangekondigd, met de mededeling ‘...in seiner Haltung dürfte es vollständig den NSB-kurs vertreten’ en dat hoofdredacteur Thijssen (inmiddels uit hechtenis vrijgelaten) lid van de NSB was geworden en dat ook uitgever Van Nispen tot Sevenaer tot die beweging zou toetreden.162
     Wat was er gebeurd? De Residentiebode had zich in juni 1940 openlijk aangesloten bij Arnold Meijers Nationaal Front.163 Die stap had het blad duizenden abonnees gekost, met alle financiële consequenties van dien. Meijer had in juli 1940 van de Duitsers toestemming gekregen een eigen dagblad uit te geven en op 8 juli verscheen het eerste nummer van het Nederlandsch Dagblad. Het was in naam zelfstandig, maar in feite nauwelijks meer dan een kopblad van De Residentiebode: het werd bij De Residentiebode gedrukt, Thijssen was tevens hoofdredacteur van het Nederlandsch Dagblad en een groot deel van de kopij van De Residentiebode werd overgenomen.

155Noot 374, 24.4.1941 en verslag persconferentie 24.4.1941.
156Brief Harster aan Schmidt, begin juli 1941 (HSSPF-58b/De Tijd).
157‘Hagenaars bij den neus genomen’, De Tijd 25.4.1941 (ochtendblad).
158Bericht van Sommer aan Harster 2.5.1941 (HSSPF-58b).
159Dienstbesprechung Schmidt 10.5.1941. Het verbod werd mondeling aan De Tijd medegedeeld. De schriftelijke bevestiging dateert van 22.5.1941 (HSSPF-58b). De Tijd liet de lezers op 11.5.1941 per circulaire weten dat de krant voorlopig niet zou verschijnen.
160Dienstbesprechung Schmidt 17.5.1941 (HSSPF-54a) en notitie in HSSPF-58b.
161Circulaire De Residentiebode 23.6.1941 (Doc-II-Pers).
162Dienstbesprechung Schmidt 14.6.1941, pt. 4.
163H. Schippers, Zwart en Nationaal Front (Ansterdam 1986) 174.


Blz. 140 :
     Al na enkele maanden ontstonden er moeilijkheden omdat Nationaal Front niet in staat (of bereid) bleek de drukkosten van het Nederlandsch Dagblad - f 250 per dag - te betalen. In september wilde Van Nispen tot Sevenaer de uitgave van het Neder1andsch Dagblad staken, maar Schmidt eiste voortzetting. De niet-betaalde rekeningen, ruim f 12.000, werden door Hushahn betaald.164 Kort daarna verbrak Van Nispen tot Sevenaer de banden met Nationaal Front en per 21 november 1940 volgde M.A. Cageling, lid van de Politieke Raad van Nationaal Front, Thijssen als hoofdredacteur van het Nederlandsch Dagblad op.
     De Residentiebode zocht nu, mede met het oogmerk de lezerskring te kunnen uitbreiden, aansluiting bij de NSB. Op 3 april 1941 liet Lindeman, het hoofd van de afdeling Perszaken van de NSB, Mussert weten dat enkele misverstanden over de opvattingen van de NSB over kerkelijke en religieuze zaken bij Van Nispen waren weggenomen en dat De Residentiebode voorzichtig zou gaan medewerken.165 Op de 21e schreef Lindeman Mussert dat De Residentiebode met vereende krachten (NSB en de afdeling Perswezen van het DVK) ervoor was behoed ‘dat zij in handen valt van de pastoors en de “Unie”, die er op zaten te wachten met behulp van de aandeelhouders in te grijpen zoodra het blad zijn betalingen zou staken’. DVK zou een renteloos voorschot van f 12.000 verstrekken, zijnde een termijn voor aflossing en rente van een lopende obligatielening. Verder zag Lindeman mogelijkheden Het Nationale Dagblad bij De Residentiebode te laten drukken (Mussert was nog steeds op zoek naar een drukkerij), waardoor dit katholieke dagblad zou kunnen blijven bestaan en met behulp van de gesuspendeerde katholieke priester Th.A.J. de Leeuw goed werk voor de NSB onder katholieken zou kunnen doen.166 Veel profijt heeft de NSB van De Residentiebode niet gehad. Vijf dagen later werd het blad immers voor onbepaalde tijd verboden en daarna bleek het aantal abonnees te zijn gedaald tot 4500 en in 1943/1944 zou het niet boven de 2500 uitkomen.167

Een maand na De Residentiebode werd ook het Nederlandsch Dagblad verboden, voor een periode van vier weken. Het blad werd uitgegeven door de NV De Veste, waarvan G.J. Zwertbroek de directeur was. Zwertbroek was via een grote omweg bij Nationaal Front terechtgekomen. Na enkele jaren als tuindersknecht te hebben gewerkt, trad hij in 1921 in dienst van Het Volk, waar hij zijn grote oratorische talenten gebruikte om abonnees te werven danwel terug te halen. In 1925 richtte hij met L. van Looi de VARA op, waarvan hij tot 1934 secretaris was. In dat jaar werd hij door het VARA-hoofdbestuur afgezet, waarna een geweldige rel ontstond. Na een toenaderingspoging tot de Communistische Partij, die hem wel bruikbaar achtte als bestrijder van de SDAP en het NVV, maar de querulant niet als lid wenste op te nemen, kwam Zwertbroek via de Morele Herbewapening en de Bellamy-vereniging in rechts vaarwater. Aanvankelijk bij de Nederlandsche Volkspartij en daarna via fusie bij Verdinaso en Zwart, later Nationaal Front. In het voorjaar van 1941 onderhield Zwertbroek met enkele Fronters heimelijke contacten met de NSB en GK Schmidt. Toen Frontleider Meijer daar achter kwam, royeerde hij Zwertbroek. Onmiddellijk daarna sloot deze zich aan bij Van Rappards Nationaal Socialistische Nederlandsche Arbeiders Partij (NSNAP).168 Meijer greep Zwertbroeks desertie aan voor een felle aanval op de NSNAP en haar annexionistische plannen in het Nederlandsch Dagblad van 20 mei 1941. Een week later liet Schmidt het Nederlandsch Dagblad voor de duur van vier weken verbieden.169
     Goed beschouwd was er in dit geval geen sprake van een ‘persovertreding’ want het

164Ibid. 223.
165Brief Lindeman aan Mussert 3.4.1941 (NSB-16).
166Idem 21.4.1941. De Leeuw was lid van de NSB (vgl. ook Schippers, o.c. 174). In een notitie van Blokzijl aan Goedewaagen, 26.6.1941, pt. 2 (BRP-dossier Goedewaagen, bijl 29) wordt gemeld: ‘De Residentiebode zal van Duitsche zijde financieel worden gesteund. Voorloopig zal de heer Janke deze steungelden beheeren, daarna een Nederlander.’ Nadere gegevens werden niet gevonden.
167Zie nader tabel 9.1 in hfdst. 9.
168Over Zwertbroek zie J. van de Merwe, ‘De paria van de Vara’, Vrij Nederland (bijl.) 16.3.1983; Schippers, o.c. pass. en G.R. Zondergeld, Een kleine troep vervuld van haat (Houten 1986) m.n. 186-187 en 204.
169‘Kromgetrokken’, Nederlandsch Dagblad 20.5.1941; Dienstbesprechung Schmidt 22.5.1941, pt. 3 en de circ. van het Ned. Dagblad 27.5.1941 (Doc–II-Pers).


Blz. 141 :Nederlandsch Dagblad had niet gehandeld tegen een uitdrukkelijk voorschrift. Bovendien waren dergelijke aanvallen, van de NSB op de Unie en op Nationaal Front, van Nationaal Front op de NSB en de NSNAP en omgekeerd, in die maanden aan de orde van de dag, zonder dat er van Duitse zijde ingegrepen werd.170 Het verbod moet dan ook meer gezien worden als een onderdeel van Schmidts tactiek. De NSNAP sloot veel meer bij zijn eigen plannen aan dan de NSB en zeker Nationaal Front en de Unie. Impliciet gaf Schmidt met het verbod te kennen dat zijn voorkeur uit ging naar de NSNAP. Begin augustus 1941 zou het Nederlandsch Dagblad opnieuw verboden worden, nu wegens een aanval op de NSB en een maand later werd ook het weekblad van Nationaal Front, De Weg, verboden. Nationaal Front had voor Schmidt definitief afgedaan. In december 1941 werd de beweging met behulp van de SD opgedoekt.171
[...]

170Zie daarvoor o.m. De Jong V, hfdst. 1 en 3; Schippers, o.c. hfdst. 6 en 7 en Zondergeld, o.c. hfdst. 6 en 8.
171Zie nader hfdst. 6 van deze studie.


Blz. 367 :[...]
De gruwelpropaganda maakte niet alleen gebruik van grove middelen, maar nam ook haar toevlucht tot subtielere technieken. Medio 1942 had de Hauptabteilung für Volksaufklärung und Propaganda al eens enkele nummers van het illegale blad Vrij Nederland laten namaken en verspreiden. Deze namaaknummers waren achter de titel voorzien van een groot vraagteken en konden derhalve onmiddellijk worden herkend. Het echte Vrij Nederland kon de zaak dan ook schertsend afdoen met de aankondiging ‘Nog een korte poos. Dan verschijnt Vrij Nederland met een uitroepteeken, heeren NSB-ers! En pas dan op’.57
     Veel serieuzer was de vervalsingsactie van eind 1943. Na de april-meistakingen had Rauter opdracht gegeven in het concentratiekamp Vught een drukkerij in te richten voor het geval de Landsdrukkerij zou weigeren Duits drukwerk te vervaardigen. Aanvankelijk werd op deze uitstekend geoutilleerde kampdrukkerij intern drukwerk vervaardigd, onder meer het kampgeld, maar in december 1943 kreeg het ‘Kommando’ van drukkers opdracht falsificaties van illegale bladen te vervaardigen. Dat gebeurde in het grootste geheim en onder zware bedreiging met represailles tegen familieleden. Tussen december 1943 en augustus 1944 werden verscheidene nummers van o.m. Het Parool, Vrij Nederland, Paraat, De Vonk, Ons Volk en De Waarheid nagemaakt en in oplagen van 10-20.000 verspreid. Op geraffineerde wijze werden recente echte nummers nagedrukt, maar door het inlassen van artikelen, zinsneden of losse woorden werd de strekking veranderd, waardoor deze een defaitistisch karakter kreeg en verwarring in de illegale gelederen trachtte te veroorzaken. De falsificaties waren van de echte, vaak slordig gedrukte illegale bladen te onderscheiden door het perfecte zet- en drukwerk dat de drukkers in Vught met opzet afleverden.58 Voor zover de lezer zelf al niet in de gaten had dat het een falsificatie betrof, werd hij daarvoor in de illegale pers herhaaldelijk gewaarschuwd. Het uiteindelijke effect van deze vervalsingen zal dan ook niet groot zijn geweest.
     Succesvoller was zonder twijfel een ander produkt van de Abteilung Aktivpropaganda van de HAVP. In maart 1944 lagen in de kiosken grote stapels van een nieuw blad: De Gil. Periodiek verschijnend Orgaan voor Nuchter Nederland. De openingskoppen ‘Wat gebeurt er met Indië...Wanneer Amerika Heeft Gewonnen? Nederlanders zullen Indië op de Japanners terug veroveren’ trokken sterk de aandacht en het blad vond grote aftrek. De oplage schommelde tussen de 100.000 en 200.000. Artikelen over verboden onderwerpen (b.v. jazz-muziek), de programma’s van de geallieerde zenders en beschouwingen en karikaturen waarin Duitsers en NSBers op de korrel genomen werden, lokten velen aan. En daar was het om te doen, want de andere pagina’s waren gevuld met geraffineerde ‘objectieve’ beschouwingen over de regering in Londen, het Koninklijk Huis, de komende invasie, de illegale pers, de joden, het bolsjewisme en andere thema’s.
     De Gil werd aanvankelijk geredigeerd door L. Thijssen, de oud-hoofdredacteur van De Residentiebode, die in de lente van 1941 enkele weken in gevangenschap had doorgebracht voor zijn satirisch verslag van de ‘verwoesting’ van Keulen. Nu kon hij zijn ta-

57Vrij Nederland 8.5.1942.
58De Jong VII, 842-843 en Winkel, Ondergrondse pers 67-69.


Blz. 368 :lent in De Gil botvieren. Helemaal succesvol was zijn optreden kennelijk niet, want na het derde nummer werd de redactie overgenomen door W.H.M. van der Hout,59 die zich in 1940/1941 verdienstelijk had gemaakt voor Nationaal Front. Na ‘Dolle Dinsdag’ werd de uitgave van De Gil als blad gestaakt, maar de activiteiten werden op de radio voortgezet door de Gil-club.60 Voor zover de oplagecijfers als maatstaf kunnen dienen, was De Gil zeer zeker een succes, maar of met het blad ook werkelijk het effect werd bereikt dat was beoogd, mag betwijfeld worden. Incidenteel zal aan de artikelen en beschouwing wel enig geloof zijn gehecht, maar over het algemeen zal men het blad gekocht hebben om eens iets anders te kunnen lezen dan de gortdroge en volstrekt humorloze legale en (ook!) illegale bladen.

In antwoord op de Duitse vervalsingsacties hebben enkele illegale groepen namaaknummers van legale kranten vervaardigd en in omloop gebracht.61 Op 14 april 1944 werden redactie en drukkerijpersoneel van de Schoonhovensche Courant door leden van de KP-groep Veenendaal gedwongen een nummer te vervaardigen waarvan de voorkant ‘normaal’ was, maar de achterzijde gevuld was met verzetsartikelen. Er werden 12.000 exemplaren gedrukt, waarvan de zes ‘overvallers’ er ruim duizend meenamen. Die werden voor een gulden per keer ter lezing aangeboden of tegen bedragen van f 100/150 verkocht. De opbrengst kwam ten goede aan onderduikers. Bij wijze van represaille moest de bevolking van Schoonhoven zes weken lang ‘s avonds binnen blijven.
     Op 1 mei 1944 stelde de Haagse groep van het illegale blad Ons Volk een namaaknummer van De Gil samen met als hoofdartikel ‘Toch Duitse Overwinning! Voorlopig nogterugtocht!!’ Met behulp van het Amsterdamse studentenverzet werden de 2500 exemplaren in een half uur tijd aan de man gebracht.
     Op 5 juni 1944 werd een namaaknummer van de Haarlemsche Courant vervaardigd met in de kop de mededeling ‘Dit nummer verschijnt buiten verantwoordelijkheid van Mees, Peereboom en Derks’. De technische verzorging was in handen van D. Angenent van het illegale blad De Vrije Pers en de krant werd in oplage van 20.000 exemplaren gedrukt door J.C. Kat in Hillegom, die ook regelmatig Trouw drukte. De ‘redactie’ was in handen van twee Haarlemse leraren, dr. P. Schröder en Ph. van Praag. In het hoofdartikel ‘Capituleert Duitschland?’ zette ‘Joseph Göbbels in das vierte Reich’ uiteen dat Duitsland inderdaad zou capituleren omdat het de oorlog wilde verliezen ten einde het ‘perfide Albion’ met een overwinning op te zadelen waarmee het geen raad zou weten. In een advertentie werd medegedeeld dat het Deutsches Theater in den Niederlanden reeds vanaf 15 mei 1940 een doorlopende voorstelling gaf van Schillers toneelstuk Die Räuber, met in de hoofdrollen ‘de bekende komieken Sijs en Chris’ (Seyss-Inquart en Wehrmachtbefehlshaber Christiansen). De illegale Haarlemsche Courant werd onbedoeld een extra groot succes omdat de verschijning samenviel met de landing van de geallieerden in Normandië.
[...]

59Van der Hout had, nadat hij met Meijer en het Nationaal Front gebroken had, onder het pseudoniem Willem W. Waterman enkele satirische romans (Kapitein Tayllehaeck) over die beweging geschreven. Na de oorlog zou hij, onder het pseudoniem Willy van der Heide, bekend worden als schrijver van jongensboeken (Bob Eversserie). Behalve voor De Gil en de Gil-club schreef hij tijdens de bezetting ook voor de pseudo-illegale zender Het Zuiden.
60Geg. In De Jong VII, 1362-1365 en X-a, 286; Winkel, Ondergrondse pers nr. 206; CPZ-173 (De Gil) en Doc-I-Van der Hout. Zie ook E. de Jong, ‘Willem W. Waterman en het morele verval’, in HP 11.11.1978 en K. Hofmeester en R. Jansen, ‘1944, Het blad De Gil. Humor als wapen voor de Duitsers’, in Skript. Historisch Tijdschrift, VIII/1 (1986) 14-25.
61Zie Winkel, Ondergrondse pers nrs. 731, 206, 220 en 181 alsmede De Jong VII, 843. Voor de illegale HC ook: Haarlems Dagblad 27 en 30.11.1985.


Blz. 383 :[...]
          De ‘labbekakken’ slaan op de vlucht
Deze berichten en geruchten veroorzaakten op dinsdag 5 september een sfeer van euforie en paniek die deze dag de geschiedenis zou doen ingaan als ‘Dolle Dinsdag’.91 Terwijl in tal van dorpen en steden, tot in Amsterdam toe, zich honderden Nederlanders bij de zuidelijke invalswegen opstelden om de bevrijders te verwelkomen, sloegen duizenden NSBers en Duitsers in paniek op de vlucht, richting Noorden en Duitsland.
     In deze situatie achtten ook tal van vooraanstaande functionarissen van de NSB en daarmee verbonden instanties het raadzamer een vlucht naar veiliger oorden te verkiezen boven gehoorzaamheid aan de instructies van Mussert en van Seyss-Inquart. Tot deze groep ‘labbekakken’, zoals zij, in navolging van De Gil van 19 juli, in de pers en elders werden aangeduid, behoorden onder anderen de leiders van de Volksdienst, de Arbeidsdienst en de Artsenkamer, gemachtigden en adviseurs van Mussert, afdelingshoofden van het NSB-hoofdkwartier alsmede nagenoeg de hele top van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten.92
     In een aantal dagbladen werd deze ‘Fahnenflucht’ aan de kaak gesteld. De Haagsche Courant had de primeur. Op 6 september stelde hoofdredacteur J.C.A. Coucke vast dat het DVK de deuren gesloten had en dat de bonzen waren afgereisd. ‘Een dergelijke angstpsychose hadden wij zeker niet verwacht van menschen, die verklaard hebben, zelfs voor hun ideaal te willen sterven.’93 Naar aanleiding van deze publikatie werd aan de pers onmiddellijk een verklaring uitgegeven waarin door de NSB werd medegedeeld ‘... dat de leidende functionarissen der beweging op hun post zijn gebleven en ook zullen blijven... Met uitzondering van enkelen, die tegen den huidigen toestand geen geestelijk overwicht konden behouden, bleven de mannelijke leden tusschen 16 en 60 jaar op hun post en volgen de bevelen van de Leider, rond wien zij zich juist thans in onverbrekelijke trouw scharen.’94 Veel effect sorteerde deze ontkenning echter niet. Ofwel de kranten namen haar niet op of ze deden dat wel, maar dan met een hoofdredactioneel commentaar dat de nadruk legde op al die NSB-functionarissen die er wèl vandoor waren gegaan. Ook kranten die toen al lange tijd een NSBer als hoofdredacteur hadden, namen daarbij geen blad voor de mond.
     Tot de bladen die de NSB-mededeling niet publiceerden, behoorden de Haagsche Courant en de nevenuitgaven De Nieuwsbron en Het Ochtendblad, waarvan Coucke ook de hoofdredacteur was. In zijn hoofdartikel van 7 september in de Haagsche Courant gaf Coucke weliswaar toe dat zijn kritiek niet de NSB als zodanig gold en dat er zeker wel functionarissen op hun post waren gebleven, maar dat hij de fiolen van zijn toorn had gericht op ‘...dengenen, die bij voortduring in woord en geschrift en per radio het overgroote deel van ons volk hekelden...’,95 daarmee duidelijk doelend op het DVK en in het bijzonder Blokzijl en de afdelingen Perswezen en Propaganda, waarvan deze het hoofd was. In Het Ochtendblad en De Nieuwsbron verschenen gelijkgestemde commentaren. In De Nieuwsbron van 8 september kreeg Blokzijl nog een extra veeg uit de pan.96
[...]

91De term ‘Dolle Dinsdag’ werd (in druk) geïntroduceerd in De Gil 15.9.1944. Mogelijk werd de term in het spraakgebruik al eerder gehanteerd (vgl. De Jong X-a, 180).
92De Jong X-a, hfdst. 4, pass.
93‘Geruchten...’, Haagsche Courant 6.9.1944.
94O.m. NRC 7.9 en Algemeen Handelsblad, Het Volk en De Telegraaf van 8.9.1944.
95‘Op hun post’, Haagsche Courant 7.9.1944.
96‘Zonderlinge mentaliteit’, De Nieuwsbron 7.9 en ‘De geruchten-tourist’ in ibid. 8.9.1944.


Blz. 386 :[...]
     Daarmee was het incident nog niet helemaal gesloten. Diezelfde dag verscheen namelijk (het laatste nummer van) De Gil, waarin uitgebreid op de ‘labbekakken’-affaire en ‘Dolle Dinsdag’ werd ingegaan. Max Blokzijl kreeg wederom een veeg uit de pan in de aankondiging van de brochure van de week ‘Ik was er zelf gloeiend bij’, door Max Linoleum (een persiflage op zijn boekje Ik was er zelf bij): ‘een aangrijpend verhaal, dat beschrijft hoe een gemoedelijk radio-keuvelaar een van onze gewichtigste departementen geheel alleen vier dagen lang verdedigde tegen een geallieerde overmacht, daarbij met een brandende kwestie zes Sherman-tanks buiten gevecht stelde, een geheel legercorps Labbekakken met een radiopraatje om den dierentuin leidde en in de leeuwenkooi opsloot, om vervolgens broederschap te drinken met den Hoofdredacteur van de Haagsche Courant. Leest het verhaal van den man die ‘m niet smeerde!’107 [...]

107De Gil 15.9.1944. De ‘advertentie’ voor Blokzijls brochure is ook afgedrukt in Raatgever, als noot 102 [=Van Dollen Dinsdag tot de bevrijding, RS], 11.



N.B.: © René Vos / Sijthoff !