HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN IN DE TWEEDE WERELDOORLOG, DEEL 10b : HET LAATSTE JAAR. EERSTE HELFT
Dr. L. de Jong

's-Gravenhage , Staatsdrukkerij : 1981



N.B. : Noten van Dr. L. de Jong zijn onder aan iedere pagina overgenomen; overige noten staan onderaan het document.


Blz. 272 :[...]
      Wat was van dat alles in de laatste bezettingswinter nog over?
      Van de radio niet veel: door in de zomer van ‘43 te gelasten dat alle Nederlanders, behalve diegenen die ‘fout' waren, hun radiotoestel moesten inleveren, had de bezetter het luisteraarspubliek dat hij wilde beïnvloeden, in hoofdzaak beperkt tot hen die aangesloten waren op een radiodistributiecentrale, de z.g. draadomroep. Voor die draadomroep was, evenals trouwens voor de toestellen in de ‘foute' gezinnen, van de herfst van ‘44 af geen stroom meer beschikbaar. Radio Hilversum ging desondanks door met uitzendingen in het Nederlands. Wel te verstaan : de NSB'ers die binnen het bedrijf van de Nederlandse Omroep de lakens hadden uitgedeeld, waren na Dolle Dinsdag verdwenen - daarvan had het hoofd van de Rundfunkbetreuungsstelle, de Duitser B.K.Th.F. Taubert, gebruikgemaakt om de leiding van de programma's die nog in het Nederlands werden uitgezonden, op te dragen aan enkele Nederlandse SS'ers. De propaganda-uitzendingen van de NSB werden gestaakt, die van de SS voortgezet. De praatjes van Max Blokzijl, die wel pro-Duits maar nooit duidelijk pro-NSB waren geweest, bleven gehandhaafd en Paul Kiès, die in ‘40 de z.g. Troelstra-beweging had opgericht en zich in ‘41 bij de NSNAP had aangesloten, droeg zorg voor anti-communistische commentaren; voorts werden de propaganda-uitzendingen in het Nederlands van Radio Bremen gerelayeerd. Naast dit alles organiseerde Taubert van begin oktober af een programmma in het Engels, ‘Arnhem Calling', dat de bedoeling had, het moreel van de Geallieerde strijdkrachten aan te tasten, alsmede een z.g. zwarte zender, ‘Het Vrije Zuiden', welke alles wat er in het bevrijde deel des lands misging, breed uitmat en de bevolking in het Noorden wilde waarschuwen tegen de gevolgen


Blz. 273 :van voortgezette oorlogvoering.' 1 Die zwarte zender was veel te zwak om buiten de provincie Utrecht (daar stonden de zendmasten) gehoord te worden. Wij nemen aan dat, los nog daarvan, het luisteraarspubliek bijzonder klein is geweest en dat hetzelfde heeft gegolden voor de overige uitzendingen waarvoor Taubert zich zoveel moeite gaf.
[...]

1Voor ‘Het Vrije Zuiden werden veel teksten geschreven door de afgezette hoofdredacteur van De Telegraaf, Wim Sassen, en door de publicist W.H.M. van der Hout die, zoals wij in deel 7 vermeldden, het Duitse propagandablad De Gil goeddeels had volgeschreven. De Gil werd in de herfst van ‘44 opgeheven maar van der Hout stelde nadien voor Taubert de programma's van de z.g. Radio Gil-club samen. Hij deed nog meer: hij schreef in opdracht van het Frontaufklärungskommando 213, dat de taak van de Abwehr in Nederland voortzette, een aantal pamfletten welke door de linies naar het Zuiden gesmokkeld moesten worden; voor de verspreiding van die pamfletten werden in een kamp bij Amersfoort enkele geheime agenten opgeleid - voorzover bekend, is geen hunner er in geslaagd, de grote rivieren over te komen.
[...]



N.B.: © Dr. L. de Jong / Staatsdrukkerij !