Willem W. Watermans meest geslaagde jongensgrap 1
Het linkse programcollege van Amsterdam en de vrees voor De Zwarte Tulp
Hoe stuntelig zijn de naoorlogse Nederlandse fascisten eigenlijk?


Als op of omstreeks 10 februari 1975, des avonds, de Amsterdamse koopman Max Lewin te zijnen huize aan het Darwinplantsoen de telefoon opneemt ten einde een hoogst vertrouwelijke mededeling te richten tot de ANP-verslaggever en contactman pers-justitie Frank van de Pol begint de eerste acte voor een hoofdstedelijke politieke crisis, die tot de dag van vandaag niet is uitgewoed.
Lewin, pathologisch verrader, kan zich niet meer beheersen en doet de eerste mededeling omtrent de metrobom die enkele nachten later door zijn politieke vrienden in de Bijlmer zal worden geplaatst.
lk zal je een tip geven’, zegt hij ongeveer tot zijn vaste ANP-relatie. ‘Op 15 februari organiseert links een anti-metrodemonstratie op de Nieuwmarkt. Ter gelegenheid daarvan gaat er aan de Nieuwmarkt iets gebeuren - meer zeg ik niet’.
Wat Lewin wèl weet, maar niet zegt, is dat tegelijk met het opnemen van de telefoon ergens in Nederland een bandje draaien gaat, dat het gesprek opneemt. Reeds geruime tijd namelijk heeft de Binnenlandse Veiligheidsdienst van vier ministers, onder wie premier Joop den Uyl, toestemming gekregen de telefoon van Lewin af te tappen. Hij wordt verdacht van spionnage voor het Oostduitse Ministerie van Staatsveiligheid.

 
OPROEP TOT
               GEORGANISEERD VERZET !!!!!!!

Het byna onmogelyke is nu beschamende realiteit geworden : P.S.P. wethouder Huib Riethof heeft zijn ware gezicht getoond en met een Judaskus de P.S.P. verraden. Een slag in het gezicht van al diegenen die nog vertrouwen stelden in de beginselen van de P.S.P. Na jarenlang actief geageerd te hebben tegen de bouw van de metro heeft Riethof zelf zyn onbetrouwbaarheid bewezen door op het meest kritieke moment vóór de metro te stemmen.
Nu blyken zyn anti-metro activiteiten een huichelachtig middel te zyn geweest om zich in bepaalde kringen in te dringen ( B.V.D.-methodes ).
Iedere Amsterdammer zal zich met afkeer afwenden van individuen zoals Huib Riethof, gemanipuleerde figuren die geen weerstand kunnen bieden aan de chantage-praktyken van het Amsterdamse gemeentebestuur. Chantage-praktyken welke het groeiende onbehagen onder de Amsterdamse bevolking doen toenemen.Dit onbehagen, deze onlustgevoelens worden nu samengebundeld tot openlyk en daadwerkelyk verzet tegen de machtswellust van een autoritair en hypocriet gemeentebestuur.
In een bedreigd Amsterdam zyn deze machthebbers UW vyanden. U heeft dus het recht U te verdedigen, groepsgewys of individueel. en deze machthebbers door middel van tegenwerking, ondermynende activiteiten of directe sabotage te vernietigen............!!!!
VECHT VOOR UW BEDREIGDE BUURT EN ANDERE BEDREIGDE BUURTEN!!!!!!!!! AMSTERDAMMERS KOMT ALLEN NAAR HET STADHUIS OP MAANDAGAVOND 18 NOV. LAAT U NIET TEGENHODDEN DOOR DE POLITIE.
NEEM VERDEDIGINGSMIDDELEN MEE .................
                              DE ZWARTE TULP
 

Voor de B.V.D., die reeds eerder uit de telefoon van Lewin het vermoeden had gezogen dat er een bom zou ploffen, doet Lewins laatste mededeling de deur dicht. Zij waarschuwt - zij het niet-officieel - de Amsterdamse politie, die inderhaast een ‘metro-detachement’ formeert van een tiental rechercheurs. Zij krijgen de opdracht het gehele metrotracé dag en nacht scherp te bewaken. De aandacht wordt daarbij meer in het bijzonder gericht op het tracé in de Wibautstraat, dat het kwetsbaarst wordt geacht.
In de nacht van 13 of 14 februari omstreeks 1.00 uur is het over. Een bewoner van het flatgebouw Daalwijk in de Bijlmer meldt zich telefonisch bij de politie met de mededeling dat hij op de parkeerplaats enkele verdachte figuren uit een auto had zien stappen, die zich wellicht zouden schuldig maken aan autodiefstal of diefstal uit auto’s. Er wordt een surveillancewagen heengestuurd met twee geuniformeerde agenten, die niets bijzonders waarnemen en dit radiografisch melden. Hun bericht echter wordt opgevangen door twee rechercheurs van het ‘metrodetachement’ aan de Wibautstraat bij wie een lichtje branden gaat en die naar de aangegeven plaats razen.
Om 1.10 uur zijn zij ter plaatse, waar zij constateren dat enkele onduidelijke figuren het veld ingaan, ter hoogte van de Venserpolder nabij het metrostation. Nadat zij assistentie hebben gevraagd komen wéér tien minuten later nogmaals twee surveillancewagens met vier rechercheurs van het metrodetachement aangegierd.
Er is dan een naar Amsterdamse begrippen tamelijk forse politiemacht in de Bijlmer geconcentreerd, die tegen half twee de polder ingaat. Zij arresteren om 1.30 uur de 41-jarige TV-handelaar en sportschutter Joop Baank, de 27-jarige technicus Rynald de Leeuw en een zekere Bos, die later door de politie wordt omschreven als een ‘kinderlijke dommekracht’, die ook niet voor de rechter zal worden gevoerd en ongetwijfeld ook als eerste op het politiebureau is doorgeslagen.
Maar waar alles om draait: er wordt ook zeven kilogram gelatine-dynamiet gevonden, mitsgaders een technisch perfecte ontstekingsapparatuur en een kookwekker, welke kan worden afgesteld tot op een tijdvak van zestig minuten. Kortom: een complete tijdbom, die - naar later blijken zal - technisch is in elkaar gezet door de dynamiet-expert van R.V.O.-T.N.O. Erik Mugge.
De deels ten gevolge van Lewins verraad, deels ten gevolge van dom politiegeluk verijdelde bomaanslag geeft de volgende ochtend ten stadhuize aanleiding tot een hoogst onverkwikkelijke scène tussen de wethouders, waarvan er althans één (Hans Lammers) tot het uiterste is geprovoceerd door een anonymus, opererende onder de naam ‘De Zwarte Tulp’. Hoewel premier Joop den Uyl de B.V D. opdracht had gegeven burgemeester Ivo Samkalden terstond mee te delen dat het om een réchtse aanslag ging - men had Lewin al in het vizier - geven B. en W. van Amsterdam ‘s middags een perscommuniqué uit, waarin de schuld voor de aanslag wordt geworpen op de linkse metro-bestrijders.

Het Amsterdamse ‘Rijksdagbrandje’ is dus tóch geslaagd. Want wélke geruchten ook tot op dit moment in Amsterdamse politieke kringen mogen worden geventileerd - de bom is níét geworpen door links, níét door de Oost¬Duitsers, maar door een reeds jaren eerder geformeerde groep ‘Rechtse AK-tivisten’, ook wel opererende onder de titel: ‘RAKKERS’.
De voorgeschiedenis van de metrobom - de eerste gewapende rechtse provocatie in dit land sinds mensenheugenis - is lang en reikt tot het jaar 1965, wanneer de linkse ‘undergroundpers’ in dit land een rechts altere go krijgt.
Het verhaal van deze rechtse underground neemt een aanvang in september 1965 als de Haagse broodjeswinkelhouder Herman den Aantrekker, beschikkend over onduidelijke fondsen, op de ogenschijnlijk krankzinnige gedachte komt een sensatie weekblad te lanceren in de geest van het Belgische ‘Kwik-Zondagsnieuws’. De naam is ‘Boulevard2, de drukker Brouwer in Delft, de drie man sterke redactie wordt overgenomen van het nimmer van de grond gekomen middagblad ‘Lunch’ - een wild idee van de Utrechtenaar P. S. M. de Bruin, die pas op het laatste moment tot bezinning kwam.

Den Aantrekker en zijn hoofdredacteur Dick Scheps worden herhaalde malen door de Nederlandse dagbladpers geïnterviewd op de wat lacherige toon, die journalisten bezigen als ze ergens het fijne niet van snappen. Vervolgens komt ‘Boulevard’ nog enkele keren in het nieuws vanwege de schandaaltjes welke het publiceert, onafwendbaar leidend tot processen wegens smaad, die Den Aantrekker duizenden guldens kosten. Een jaartje later ontslaat Den Aantrekker zijn hoofdredacteur Scheps op staande voet omdat hij een artikel heeft gepubliceerd in het Duitse neo-nazi-blad ‘Deutsche Nachrichten’, waarin hij poogt aan te tonen dat nationaal-socialisme ook in Nederland een nieuwe bloeiperiode tegemoet gaat, gezien het succes van de Boerenpartij, waarvoor Scheps trouwens lijsttrekker is in zijn woonplaats Voorschoten.
Nadien verdwijnt ‘Boulevard’ uit de krantenkolommen - hoewel het tot de huidige dag een bloeiend bestaan leidt en weldra zijn tienjarig bestaan zal vieren. Wat nergens wordt gesignaleerd is dat zich kort na het verdwijnen van Scheps een nieuwe figuur op de redactie manifesteert, die in feite naast Den Aantrekker de hoofdredactie voert: t.w. de wat dolgedraalde Haagse jurist Pierre Koot, stichter van de ultra-rechtse ‘Partij voor Volkswil en Referendum’, die het parlement wil afschaffen.
Ex-boulevard-redactrice Jo Bakker-Van Duren over deze Koot: ‘Den Aantrekker drééf op Koot, dat was de man achter de schermen. Op een of andere wijze leek Den Aantrekker in de macht te zijn van Koot, die het blad wilde gebruiken om zijn politieke aspiraties te dienen.’
Ex-Boulevard-fotograaf Jan Stappenbelt: ‘Dat met die Koot was een duistere zaak, dat was een soort juridisch adviseur, die een paar huizen verder woonde op de Laan van Meerdervoort. Ik heb er wel eens een paar pakjes afgegeven. Met de politieke inhoud van ‘Boulevard’ heb ik me uiteraard nooit bemoeid. Maar toen op een gegeven moment de pui werd volgekalkt met hakenkruisen had ik er genoeg van. Ik heb na acht maanden mijn ontslag genomen. ‘

Wie was Pierre Koot? Uit de krantenarchieven wordt men niet veel wijzer, want ook déze duistere politicus valt in de Nederlandse dagbladpers de reeds genoemde giechelige bejegening ten deel. Uit de verhalen van zijn familieleden komt hij echter naar voren als een lichtelijk tragische figuur, een gemankeerde homofiel uit het zuiden des lands, onderwijzerszoon, ex-frater en -kloosterling, die op jonge leeftijd zijn geloof verliest. Hij studeert rechten in Utrecht en piano bij Theo van der Pas. Vestigt zich voor de oorlog als pianoleraar in Eindhoven, onderhoudt contacten met zakenlieden en reclamemensen, studeert na de oorlog af, wordt door de balie echter niet geaccepteerd en vereenzaamt tot een bizarre juridisch adviseur te Den Haag, waar hij omstreeks 1966 onverhoeds bereden wordt door de onbedwingbare wens de Kamer in te gaan bij wijze van wraakneming op de maatschappij. Hij tracht daarbij de stemmen van twee groepen mensen op zich te verenigen, want hij Is niet alleen lijsttrekker van de ‘Partij voor Volkswil en Referendum’ (voor verholen fascisten), maar ook van de ‘Partij voor Ongehuwden’ (voor gefrustreerde homofielen) in welke hoedanigheid hij afschaffing eist van het artikel 248 bis.
Bij de kamerverkiezingen van 1967 blijft hij slechts vierhonderd stemmen onder de kiesdeler van 45.853. Dit wordt zijn dood. Na een waanzinnige procedure voor het Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg contra het Koninkrijk der Nederlanden, dat malversaties zou hebben gepleegd bij de stemmentelling, sterft hij in juli 1969 totaal vereenzaamd in de Rudolf Steinerkliniek te Den Haag. Hij bereikte de leeftijd van 55 jaar.
Ten tijde echter van Pierre Koots ‘hoofdredacteurschap’ van Boulevard manifesteert zich aan de ronde stamtafel van het befaamde journalistencafé Scheltema aan de Amsterdamse Nieuwezijds een fascistoïde journalistieke figuur, die alleen oudere journalisten zich nog herinneren: t.w. Wilhelmus Henricus Maria van den Hout, alias Willem W. Waterman van het gevreesde naziblad ‘De Gil’ uit de oorlog.
Waterman, een leeftijdsgenoot van Koot, eveneens onderwijzerszoon, eveneens onderwijzerszoon, eveneens voor de oorlog woonachtig te Eindhoven én werkzaam als reclameman, doet zich voor als ‘directeur’ c.q. ‘adviseur’ van ‘Boulevard’ en beweegt zich in de journalistieke kringen bij wie hij enige ‘Anklang’ kan verwachten: de Telegraafmensen.
Herinnert zich één van hen: ‘Hij was een wat bekakt sprekende, typisch Haagse figuur. Hij zat altijd bij ons aan die ronde tafel. Niemand sprak met hem, omdat men zijn verleden kende. Ik sprak wel met hem omdat ik medelijden met hem had. Jacques Gans sprak ook met hem. Logisch, want dat was óók zo’n politiek schizoïde figuur. Ik weet wel zeker dat hij iets te maken had met ‘Boulevard’. Hij sprak daar altijd over. Ik had de indruk dat hij onder ons medewerkers voor ‘Boulevard’ poogde te werven. Hij zei dat ‘De Gil’ in ‘Boulevard,’ zou herleven.’
Herinnert zich een zuster van Pierre Koot: ‘Willem van den Hout? Dat was toch die lange journalist, die met zijn moeder in de Jan Luykenstraat in Eindhoven woonde?3 Dat was destijds een kennis van Pierre. Vlak voor zijn dood heeft Pierre die Van den Hout weer in Den Haag ontmoet. Hij heeft ons dat verteld.

Willem ‘W. Waterman’ van den Hout

Er loopt trouwens nóg een lijn van Pierre Koot naar Van den Hout, die wèl zo interessant is. Pierre Koot is de broer van Max Koot, de latere hoffotograaf, in de eind dertiger jaren werkzaam bij de fotodienst van Philips te Eindhoven. Van den Hout start destijds zijn broodschrijverscarrière bij het persbureau ‘Industria’, eveneens van Philips in Eindhoven. Op hetzelfde bureau werken Rein Vogels, de latere perschef van de K.L.M. en Joop Landré, de latere perschef van Transavia en TROS-directeur. Chef van het burea ‘Industria’ is Jaap van Sterkenburg, die vlak voor de oorlog met de voorzitter van de Raad van Bestuur van Philips Frans Otten een raadselachtige reis naar Hitler-Duitsland maakt en in 1942 wordt benoemd tot hoofdredacteur van het ANP. Kort na de oorlog wordt hij wegens collaboratie met de vijand in de gevangenis gezet, waar hij sterft.
Nog in Van den Houts mallotige, aan Hemingway, Melville en Mussolini ontleende politieke ‘credo’, de in de oorlog verschenen tweedelige roman ‘De Kruistocht van generaal Taillehaeck’, treedt zijn verknochtheid aan Philips en niet te vergeten de door Philips zo zeer verdedigde ‘Morele Herbewapening’ duidelijk aan het licht. In feite wil hij niet alleen het Nederlandse Leger, maar ook de fascistische beweging ‘Zwart Front’ (waarvan Van den Hout waarschijnlijk propagandaleider is geweest) en eigenlijk ook ons hele staatsbestel bestuurlijk hervormen naar het model van de N.V. Philips - o wonder, gesticht door een gedoopte jood, maar dat weet Van den Hout dan natuurlijk nog niet.
In ieder geval moet dezerzijds worden toegegeven dat hun leertijd bij Philips de betrokken reclamemensen geen windeieren heeft gelegd.

Wie is Van den Hout? In ‘s hemelsnaam, dan maar in sneltreinvaart door zijn inderdaad wervelende carrière. Geboortig uit een beschermd katholiek milieu uit Den Bosch, komt hij even-door-de-twintig dus terecht bij de Philips-persdienst, waar bij drie jaar werkt. Vlak voor de oorlog al maakt hij de sprong naar de Randstad en is hij als copywriter werkzaam bij het in die tijd als fascistisch te boek staande Amsterdamse reclamebureau ‘Sell More’, dat gebruik maakt van zijn inderdaad formidabele kennis van de Engelse taal4. In de oorlog krijgt hij relaties met de katholieke ‘Residentiebode’ uit Den Haag, dat zijn ‘Taillehaeck’ uitgeeft. Later wordt daar ook het satirische, pseudo-Amerikaanse en pseudo-pro-geallieerde, maar in werkelijkheid door het nazi-Duitse propaganda-ministerie uitgegeven blad ‘De Gil’ gedrukt, waarvan Van den Hout de voornaamste redacteur wordt. Als de hoofdstedelijke illegaliteit in 1944 een einde maakt aan het bestaan van ‘De Gil’5 wordt Van den Hout een soort disk-jockey bij de pseudo-Engelse zender ‘The Golden Pirate Club’, door de nazi’s in Arnhem geïnstalleerd om de Engelse paratroopers ertoe te bewegen zich over te geven.

Na de oorlog krijgt Van den Hout, die dan ruime bekendheid geniet onder zijn pseudoniem Willem W. Waterman, drie jaar gevangenisstraf en wordt hij tevens voor tien jaar ontzet uit het recht journalistieke arbeid te verrichten. Hij ontwikkelt zich dan snel tot de waarschijnlijk populairste jongensboekenschrijver van ons land, die onder het pseudoniem Willy van der Heide de dusgeheten ‘Bob Eversserie’ schrijft - 32 delen lang. Als zijn uitgever, ‘De Eekhoorn’ uit Harderwijk, hem in 19636 voor een bedrag-ineens zijn copy-right afhandig weet te maken, wordt de Bob Evers-serie in pockets herdrukt en bereikt een totaal-oplage van naar schatting twee miljoen exemplaren - iedere gezonde Hollandse jongen zijn eigen Bob Evers-boekje.
Bezéérd stopt Van den Hout met het voortbouwen aan zijn Bob Evers-oeuvre en keert hij terug naar zijn journalistieke stiel. Probeert zich via Koot in te dringen bij Boulevard, publiceert reportages in het fascistoïde Belgische weekblad ‘De Post’, doet de vragenrubriek in ‘Candy’, maakt een boekje voor de pornografische ‘Olympia-press’ - kortom is voor alles in. Is met name geïntrigeerd door de provo-beweging waarin hij een soort herleving ziet van zijn eigen ludieke opvattingen uit de oorlog. Slaagt erin zich op te dringen bij de provo’s Robert Jasper Grootveld en Kees Hoekert, op wiens marihuanaboot hij kind-aan-huis is. Verwerft in de journalistieke demi-monde veel faam als bedenker en uitvoerder van bijzonder venijnige practical jokes, waarin hij het wapen van de anonieme of valselijk opgemaakte brief met waar meesterschap hanteert. De bekendste is wel die waarin hij zich voordoet als ‘generaal’ van een ‘geheim anti-provoleger’, waaromtrent brieven terecht komen bij vele krantenredacties, waarvan enkele er inderdaad inlopen.

Giechelt hoog, schreeuwt in kroegen, wordt nergens geaccepteerd, schreeuwt nóg harder. Heeft ook meisjesboeken gepubliceerd onder het pseudoniem Silvia Sillevis en een in dichtvorm gegoten ode aan de Engelse Airborne-divisie in Arnhem (hoe is het gódsmogelijk) onder het pseudoniem Victor Valstar. Probeert iedereen te belagen en te belazeren, stemming te maken, de geheime agent en dubbelspion uit te hangen en met al zijn grappen en geheimzinnigdoenerij indruk te maken op beginnende journalisten en andere jongemannen. Noemt zich met enig welbehagen een ‘Uilenspiegel’. Is qua karakter niet uitgegroeid boven het peil van een jongen van jaar of vijftien en kan deswegen zo goed jongensboeken schrijven. Haalt kattekwaad uit, jongensgeintjes, maar dan met de kwaadaardigheid van een man van zestig, die weet dat hij getrapt is en terugtrapt.

Maar het voornaamste heldenfeit uit Van den Houts revolverjournalistieke carrière blijft ongetwijfeld ‘De Gil’, waarover hij tot op de dag van vandaag niet raakt uitgepraat. Zestig procent kwasi-anti-fascistische grappen van Van den Hout bevatte het en veertig procent door de Duitsers geleverde nazi-propaganda. Het blad haalt in 1943 en 1944 een voor die tijd krankzinnig hoge oplage van 150.000 á 200.000 - ja, . waarlijk het wordt gevreten door het Nederlandse volk, voor het eerst geconfronteerd met anti-N.S.B.-mopjes, die gewoon aan de kiosk verkrijgbaar zijn.
Tijdens het desbetreffende perszuiveringsproces na de oorlog wordt veel gesproken over het raffinement waarmee de nazi’s via dit schijn-anti-Duitse blad hun giftige propaganda in de oren van ons volk goten. Weinig aandacht wordt geschonken aan een ander aspect, dat voor de Duitsers waarschijnlijk van niet minder belang was: alle ingezonden stukken en andere brieven, die de dolkomische redactie van ‘De Gil’ bereiken, gaan rechtstreeks naar de Sicherheitsdienst en wel naar haar onderafdeling ‘Stimmung und Lage’.

’Maar,’ zo brult Van den Hout tijdens het korte gesprek dat wij met hem mogen voeren, ‘ik was natuurlijk niet alleen werkzaam bij de Duitse „Abwehr”, maar ook bij de Nederlandse „Geheime Dienst”. Ik was een dubbelagent en alle brieven gingen eerst door mijn handen alvorens ze naar de Sicherheitsdienst verhuisden. Natuurlijk haalde ik de brieven eruit, die voor de verzenders gevaar konden opleveren.’
Ja, ja - het zal je beschermer maar wezen in 1944.
En, meneer Waterman, zou het niet mogelijk zijn het idee dat achter „De Gil” stak in deze tijd te herhalen en bijvoorbeeld een pseudo-fascistisch blad uit te geven, waarna de reacties van de uiteraard ultra-rechtse lezers dan worden doorgespeeld naar de Russen?
Ohne weiteres!’ loeit Van den Hout, ‘maar dat gaat je wèl je kop kosten!
Al eerder tijdens ons gesprek had hij trouwens zijn tragische ondergang voorspeld en wel in zijn functie van Uilenspiegel. Nu hij terugdenkt aan zijn Duitse tijd, doorspekt hij zijn taal met Duitse woorden. Als regel gooit hij er een mondje Engels door en hij heeft kennelijk niet het gevoel dat wij een echte intellectueel zijn, anders was er nogal wat Latijn doorheen gemengd - dit alles was ons reeds door de Watermankenners aangezegd.

Wat gebeurd is, moge wel duidelijk wezen. In 1965 ziet Van den Hout tot zijn verrukking zijn ‘Gil’ al herrijzen in ‘Boulevard’, dat ten dele ordinaire sensatie, maar ten dele - en wel via de kolommen van Koot - ultrarechtse propaganda bevat. In 1968 probeert Van den Hout het met een nieuwe versie van zijn Gil: een pseudo-fascistisch blad, dat dit keer niet door het nazi¬Duitse Propaganda-ministerie, maar door het Oostduitse ministerie van Staatsveiligheid wordt gefinancierd. Als ‘hoofdredacteur’ fungeert dit keer Max Lewin, die als enige jood onder de naoorlogse Nederlandse fascisten uiteraard de meeste publiciteit geniet. Maar in feite fungeert Lewin voornamelijk als zetter en wordt de eindredactie gevoerd door Dick Scheps, die - nadat hij door Den Aantrekker bij Boulevard is weggetrapt - een nieuwe uitlaatklep zoekt.

’Ja,’ zegt Max Lewin, ‘het idee van de VRON en dus van VERONICA was van mij, maar het Idee van die krant was van Scheps. Het blad zou oorspronkelijk een satirisch karakter dragen en "Schoppen Troef" heten.’
In dat in eerste aanleg geprojecteerde satirische karakter herkennen we eens te meer ‘De Gil’. Maar het werd tenslotte toch ànders en kwam op de markt onder de naam ‘Rechts Om.’ In de naam van de voornaamste medewerker Victor H. Huitink herkent de Watermankenner zonder moeite het zóveelste pseudoniem van Willem W. - Victor Valstar - Van der Heide - Hout.
Van den Hout kán het namelijk niet laten. Mij móét voor insiders herkenbaar zijn. Opdat hij er zich later in de kroeg voor op de borst kan rammen.
Met het noemen van de naam Lewin hebben wij nu dus - zeer behoedzaam - een eerste stap gezet in de richting van de metrobom. Zoals wij overigens reeds elders stelden7 stelden, moet men aan de persoon van Lewin in verband met de metrobom niet teveel belang hechten. Lewin hééft de bom niet gegooid, Lewin was ook niet ‘het brein achter de metrobom’, Lewin is zelfs maar ampertjes een fascist te noemen. Van alle naoorlogse fascisten, die wij - hetzij In persoon, hetzij in hun geschriften - op onze lange weg naar de metrobom hebben ontmoet is hij ons het liefste.

Vlak na de Eerste Wereldoorlog geboortig in één der meest verpauperde uithoeken van de Amsterdamse Jodenbuurt uit een mésalliance tussen een doodarme Oostjoodse kleermaker en de sephardische trapezewerkster Branca Acathan, wordt hij reeds enkele jaren later door haar verlaten. Branca gaat onder de artistennaam Bianca Livermore de wijde wereld in en wordt héél beroemd in circuskringen. Max, die eigenlijk Marcus heet, wordt door zijn wanhopige vader ondergebracht bij diens ouders, rechtstreeks afkomstig uit Litauen en Polen, eveneens dodelijk gesjochten.
Men moet dit innig-joodse, nog jiddisj sprekende misjpooche-milieu een beetje kennen om zich voor te stellen welk een klap het verraad van zijn moeder was voor de kleuter Max. Hij is die klap dan ook nooit teboven gekomen. Het heeft zijn karakter getekend, het heeft hem - met name toen daar later nog een oorlog en een onderduiktijd bovenop kwamen - opgezadeld met een levenslange vereenzaming, vervolgingswaanzin en een onderduiksyndroom - uitmondend op een permanente staat van trouweloosheid, een pathologische verradersmentaliteit en de schizofrene psyche van de dubbelspion, dit alles gebaseerd op de doodsangst voor zijn al dan niet denkbeeldige vijand.
Max is de oorlog doorgekomen door zich voor te doen als fascist - door als het ware de gedaante van zijn vervolger aan te nemen en diens opvattingen te bestuderen. Als hij na de oorlog trouwt met de acht jaar oudere Cisca (Francisca) Klitsie, in wier Zaanse ouderlijke woning hij jarenlang ondergedoken is geweest, is zijn levenslot bepaald: het zal in en om Max Lewin altijd oorlog blijven, zijn onderduik wordt nooit beëindigd.

Politiek zal Max Lewin zich blijven voordoen als fascist, maar tevens zal hij, als reiziger in textiel en lederwaren, alvast contact opnemen met een mogelijk toekomstige vijand: de bolsjewieken. Jarenlang bezoekt hij de Leipziger Messe, waar hij zich in 1960 reeds laat inhuren als te Amsterdam gevestigde ‘under cover agent’ voor het Oostduitse ministerie van Staatsveiligheid. Max moet altijd aan twee kanten gedekt wezen.
Voor de ‘ludieke’ fascisten uit de school van Van den Hout is hij juist door zijn relaties met de sowjets een onmisbare schakel in het grote nazi-spel dat gaat worden gevoerd met ‘Rechts Om’ en waarvan alleen al de zesduizend namen tellende abonnee-lijst voor de D.D.R.-spionage heel wat centjes waard moest zijn. (Waarachtig! We wilden dat wij die lijst hadden!)
Geheel volgens de van ouds vertrouwde succesformule van ‘Boulevard’ begint de redactie in 1968 met enig schandaal te schoppen (een absurde beschuldiging aan het adres van Piet Nak), leidend tot het broodnodige proces, dat voor de publiciteit zorgt en alle latente fascisten in dit land rond ‘Rechts Om’ te hoop laten lopen.
Hun eerste waarlijk grote succes behalen de organisatoren echter pas een jaar later, als er een brief binnenkomt van de luitenant-kolonel der Cavalerie buiten dienst Adrianus Cornelis Hubertus Kanters, 59 jaar oud en woonachtig aan de Bezuidenhoutseweg te Den Haag. Kanters, tien jaar eerder op eigen verzoek op wachtgeld gesteld, was een échte spion en wel in zijn functies van Nederlands land- en luchtmachtattaché te Belgrado (1954) en te Athene (eind 1954-eind 1957). Athene!
Voorzichtig hengelt de Rechts Om-groep deze enorme vis naar binnen. Kanters vliegt erin, Kanters wordt zelfs een soort vaste medewerker van het blad en zal Lewin en de zijnen ongetwijfeld heel wat mededelingen hebben gedaan omtrent de Atheense diplomatieke scène, die er bij de D.D.R. zijn ingegaan als koek. Prompt ontwikkelt ‘Rechts Om’ dan ook een diepe interesse in de Griekse problematiek, waarbij het kolonelsregiem uiteraard door dik en dun in bescherming wordt genomen - hetgeen in 1970 leidt tot een Griekse uitnodiging aan de ‘Nederlandse politicus’ Max Lewin tot een statiebezoek aan Athene. Max beleeft in Hellas zijn grootste glorie, wordt geïnterviewd door de plaatselijke media en overhandigt de minister zelfs ‘een fraaie ets van Amsterdam’.
Maar dan gebeurt plotseling iets vreemds. Max wordt onverhoeds razendsnel van het Griekse toneel weggevaagd en moet - kort daarvoor nog zo gevierd - onmiddellijk opdonderen. Wat was de reden?

Laten wij eens een veronderstelling wagen. Tijdens Max’ aanwezigheid in Griekenland wordt een onduidelijk inbraakje gepleegd in diens woning aan het Darwinplantsoen. De kranten maken er in korte berichtjes melding van: gut, een inbraakje bij Lewin!
Wie had dat inbraakje gepleegd? Wij zeiden al dat wij een veronderstelling zouden wagen. Dat inbraakje was georganiseerd door een instelling, die al jaren met pijnlijke nauwkeurigheid waakte voor het welzijn van de Griekse kolonels, wij bedoelen de Amerikaanse Central Intelligence Agency, jazeker, de CIA, die geheel volgens haar later bekend geworden technieken wat ‘bugs’ plaatste in het huis van Max en de telefoon ging aftappen.

Op 26 november 1970 - wij zeiden het al, wij fantaseren - begeeft zich een ‘officer’ van de CIA naar het Centraal Station te Amsterdam, te dier tijde bekend vanwege de daar rondhangende ‘CS-jeugd’. Geheel volgens de regels van het spel maakt de CIA-man contact met drie daar aanwezige autodiefjes en -krakertjes op zoek naar nieuwe objecten voor hun onrechtmatige levenswandel.
De CIA-man voert het drietal per trein naar het Amstelstation en dan te voet naar Lewin s woning aan het Darwinplantsoen.
Om 8.30 uur ’s avonds - het huis is dan geheel doorzocht - wordt het viertal verrast door de onverhoeds binnenkomende mevrouw Lewin. Na haar enige tijd onder schot te hebben gehouden, nemen de inbrekers de benen.

Uit de vondsten te zijnen huize bleek alras Lewins relatie met de DDR, razendsnel ging een waarschuwend telefoontje naar Athene, ach nee, laten wij hier mee toch ophouden. De CIA staat hier natuurlijk volledig buiten, al blijft het vreemd dat één der inbrekers, vele weken later bij toeval gearresteerd, met de grootste klem volhield dat zij met z’n drieën waren geweeest, terwijl mevrouw Lewin in haar aangifte onmiskenbaar sprak van vier.
Duidelijker bewijsbaar zijn ‘Rechts Oms’ politieke activiteiten op binnenlands terrein en met name daar waar het de redactie er nog steeds om gaat gefrustreerde homofielen voor haar potieken. Onmiddellijk verschijnen derhalve in ‘Rechts Om’ groot opgemaakte advertenties van de ‘Nederlandse Vrijgezellenbond’ te Den Haag, die blijkbaar volledig achter de doelstellingen van het blad staat en dit zelfs financieel steunt.
Een klein telefoontje naar deszelfs voorzitter Mr. Overbeek te Den Haag. Hoe nu dan? Is de Nederlandse Vrijgezellenbond, nog stammend uit de ontroerend mooie jaren van de congressen te Grevenbicht, dan tóch een fascistische mantelorganisatie? Grote ontsteltenis aan de andere kant van de lijn. De volgende dag een telefoontje terug.
Mr. Overbeek: ‘Wij zijn stomverbaasd van u te horen dat er destijds geregeld grote advertenties van de N.V.B. in ‘Rechts Om’ stonden. Ik kan u mede namens onze toenmalige en huidige penningmeesteres mevrouw Steermann officieel en met de hand op het hart zeggen dat de N.V.B. nimmer opdracht heeft gegeven tot het plaatsen van die advertenties en er ook nimmer een cent voor heeft betaald. Sterker nog: ze hebben die advertenties geheel buiten ons medeweten geplaatst, wij horen er nu voor het eerst van. Wél kan ik hieraan toevoegen dat Mr. Pierre Koot en Max Lewin destijds hebben gepoogd een overval op de NVB te doen. Ze hebben pogen te penetreren in onze vereniging met het kennelijk doel onze vijfduizend leden op enigerlei wijze met een politiek doel te misbruiken. Zij hebben gepoogd een gréép op onze aanhang te doen. Wat ze precies wilden hebben we nooit begrepen, maar het zal wel de bedoeling zijn geweest stemmen te krijgen.’

In 1969, als Pierre Koot sterft, wijdt ‘Rechts Om’ een gedragen afscheidsartikel aan deze uitvinder van de ongehuwden-truc. Het blad wekt de indruk dat een groot politicus van ons is heengegaan en sindsdien verschijnen er géén advertenties van de Vrijgezellenbond meer in ‘Rechts Om’.
Boeiender - met name voor de Oostduitse opdrachtgevers - wordt het blad als het zich weer begeeft op het terrein der buitenlandse politiek en zich nu werpt op de laatste gekoloniseerde saten, als daar zijn Zuid-Afrika, Rhodesië, Angola en Mozambique. De hongerige en naar gratis reisjes hengelende free-lance-journalist Wilko Bergmans (ex-Telegraaf) wordt ingehuurd om wat ‘reisreportages’ in het blad te publiceren en inderdaad, ze mogen voor de betrokken staten hoogst vleiend heten.
Gnuivend wordt meegedeeld: ‘Tot de belangrijkste exportproducten van Rhodesië behoort tabak. Nederland is hiervoor één van de grootste afnemers’ - een mededeling, die inderdaad zeer juist is en hogelijk pikant bovendien, want per slot van rekening ontduikt Nederland daarmee het boycot-besluit der Verenigde Naties. Het is inmiddels 1972 geworden en het begint er inderdaad op te lijken dat de benarde machthebbers uit Rhodesië de flirtation accepteren en dat het Griekenland-spiel zal worden herhaald. Er verschijnen althans Rhodesische advertenties in ‘Rechts Om’ - inmiddels herdoopt tot ‘De Vrije Pers’ - waarvan we twee willen citeren:
Iets voor flinke kerels? Het Vrijwilligerslegioen Rhodesië zoekt voor dienstname bij de bestrijding van het terrorisme in Rhodesië vrijwilligers, die als officier, onderofficier of in mindere rang hebben gediend bij de Nederlandse strijdkrachten’. (Uit lateren annonces blijkt dat de betrokkenen een borstomvang moeten hebben van tenminste 86 centimeter).
Shortest en quickest route to Rhodesia. Ship your cargos via Beira and Lourenço Marques. For import- and export information, tariffs and shipment savings as well as special services contact our offices at Mozambique harbours and railway representatives, Salisbury, The Travel Centre, 936 Stanley Avenue’.
Let wél: er mág helemaal niets verscheept worden van Nederland naar Rhodesië. Er wordt in deze advertentie uitgenodigd tot het plegen van een hoogst strafbare handeling.

In dezelfde periode doemt In de advertentiekolommen van ‘De Vrije Pers’ een nieuwe naam op en wel die van de houder van een technisch bureau aan de Van ‘t Hofflaan 15 te Amsterdam, Joop Baank, die blijkbaar bereid is voor een habbekrats de televisietoestellen van de partijgenoten te repareren. Joop Baank is een der bekendste sportschutters in den lande. Vandaar dat het geen verwondering hoeft te baren dat ongeveer gelijktijdig de aankondiging verschijnt:
In verband met de toenemende linkse terreur is het gewenst dat u uw weerbaarheid op peil brengt en houdt. Wordt lid van een erkende schietvereniging’ (maart 1971).
Volgen wij de belevenissen van deze schutters in de kolommen van ‘De Vrije Pers’ dan begrijpen wij dat ze korte tijd later een ‘Nationale Veiligheidsbrigade’ vormen. Wéér later scheidt zich van deze Veiligheidsbrigade een blijkbaar militantere groepering af: de Rechtse AK-tivisten die zich ook wel ‘RAKKERS’ willen noemen.
Joop Baank is de grote man van de bomaanslag in de Bijlmer. Wanneer hij nu tegenover politie en justitie verklaart dat hij zijn frère et compagnon bij de aanslag - de Utrechtse dynamiet-expert Erik Mugge, die de helse machine creëerde - bij toeval heeft ontmoet op ‘een schietclub’ dan lijkt ons toch de mogelijkheid niet geheel uitgesloten dat hij een pietsje jokt en dat er méér achter deze ontmoeting schuilt dan toeval alleen.

Baank heeft in de zaak van de metrobom trouwens wel méér aanvechtbare verklaringen afgelegd. Bijvoorbeeld dat die tien kilogram dynamiet géén bom vormden. maar slechts vuurwerk en dat het allemaal slechts ging om ‘een uit de hand gelopen grap’.
Welnu, daar zetten wij wat vraagtekens bij. Wij menen namelijk te weten dat Baank tamelijk doorkneed is in het plegen van rechtse politieke provocaties, waarvan hij er - samen met zijn vrouw Sjaantje Baank - tenminste 2 op zijn naam had staan toen de bom werd geplaatst. Sjaan, van 1966 tot 1970 als rechtse éénvrouws-fractie lid van de Amsterdamse raad, was destijds als nog-geen-dertigjarige al gebiologeerd door haar mede-raadslid en linkse tegenhanger Roel van Duyn. Al eerder hebben wij gesteld8 dat zij een soort Salomé-complex koesterde tegenover de Kabouterprofeet, wiens hoofd zij op een schotel opeiste.
Sjaan en Joop waren dan ook betrokken bij een geruchtmakende ontvoering van Van Duyn in 1970 en een korte tijd later gevoerde strooibiljetten-actie in de stad, waarbij tienduizend gulden werd gezet op Van Duyns hoofd. Sjaan, sterk dominerend in haar huwelijk, kan worden gezien als het kwade genius van de schutter Joop, die door zijn kennissen van de marihuanaboot van Hoekert, waar ook Lewin zich vaak vertoont, wordt getypeerd als ‘een groot kind’.
Zijn psyche is dus niet ongelijk aan die van Van den Hout, maar dan in het stoere en lichamelijke. Als er dan tóch sprake moet zijn van een bom, dan zal Joop Baank hem werpen, terwijl Willem van den Hout er allerlei kwaadaardige legendes om zal weven, die links de schuld geven. Zo is het dan ook precies gegaan.

Het is inmiddels herfst 1974 geworden en niemand weet nog beter of het metroverzet in de Nieuwmarkt zal verlopen volgens de vertrouwde lijnen van de al jaren woedende Amsterdamse buurtstrijd - met een lawine van papieren dus en hooguit een enkel klapje van de bullepees.
Maar dan lijkt het de redactie van ‘De Waarheid’ plotseling in de bol te zijn geslagen. Als de voorzitster van een inderhaast in elkaar getimmerd communistisch actiecomité in de Nieuwmarktbuurt Rie van Zeist heeft geroepen dat de metro-actievoerders provocateurs zijn en - God beware - molotowcocktails en brandbommen hebben klaarliggen, schrijft De Waarheid dramatisch: ‘Degenen in en buiten Amsterdam, die kennelijk koersen op Frankfortse toestanden in de hoofdstad van Nederland, dienen zich nu reeds te realiseren dat een dergelijk streven felle en genadeloze bestrijding van de progressieve bevolking van Amsterdam zal vinden.’
Franktortse toestanden, stadsguerrilla. Bommen en granaten. Fascisten en Duitsers. Ja, het proletariaat In de Nieuwmarktbuurt moet bij de komende gewapende krachtmeting maar vaststellen ‘wie natuurlijke bondgenoten zijn en wie natuurlijke vijanden’ - aldus ‘De Waarheid’.

Het is duidelijk dat de communisten dán al - in oktober 1974 - er wel degelijk de lucht van hebben dat er iets staat te gebeuren, maar ze wijzen alleen de verkeerde schuldige aan. Ze denken ten onrechte dat het Nieuwmarktcomité en zijn linkse supporters in de raad de bommen zullen gooien.
Hoe komen zij aan die kennis? Wel, iemand heeft het ze natuurlijk ingefluisterd. Wíé heeft het ze ingefluisterd? Niemand anders natuurlijk dan de aardsverklikker Max Lewin, die geen énkel geheimpje voor zich houden kan en zijn vaste relaties In Oost-Duitsland natuurlijk al lang, zij het onvolledig, over de bommengooierij heeft ingeseind.
Slechts één duivels grapje heeft Lewin in zijn mededeling aan de DDR ingebouwd: zijn aloude omkeertruc, hij heeft gemeld dat links de bom zou gooien, zoals ook bij de grappen met Van Duyn steeds door Lewin en de zijnen is gesteld dat de kabouters schuldig waren aan deze voorvallen en niet zijn Rakkers.
Tegelijkertijd valt te Amsterdam het optreden te melden van een geheimzinnige figuur, optredende onder de naam ‘De Zwarte Tulp’, welk pseudoniem ontleend is aan een roman van Dumas. Een literair geschoold man dus, die krantenredacties en politici belaagt met geheimzinnige met Latijn doorspekte brieven en telefoontjes, waarin de indruk wordt gevestigd dat ze afkomstig zin van de linkse actievoerders op de Nieuwmarkt.
Wilde jongensdromen worden erin gespuid. Zo zal de Nieuwmarkt bijvoorbeeld op 15 februari - de dag van de anti-metro-demonstratie - het gehele Nederlandse geldstelsel ontkrachten door een regen van valse tientjes op de hoofdstad te doen neerdalen. Als de VARA een geldinzamelingsactie organiseert ten behoeve van Soares deelt ‘De Zwarte Tulp’ mee deze actie te hebben doorkruist met een collecte te eigen bate, die f 8300,- heeft opgebracht. Het bericht, volledig uit de duim gezogen uiteraard, haalt vele krantenkolommen.
Vooral wethouder Han Lammers wordt getreiterd met telefonische ‘Zwarte Tulp’-bedreigingen, uitgesproken door een ‘man met een bekakte stem, bij wie je tenslotte het gevoel kreeg dat hij niet links was maar rechts’, (Han Lammers).
De ruiten van de wethouder worden herhaalde malen ingegooid, er verschijnen advertenties in de kranten waarin prostitutieklantjes worden gezocht voor ‘Huize Carla’ en op hetzelfde adres - het woonhuis van de wethouder - woonruimte wordt aangeboden. De belaagde wethouder vlucht tenslotte in een geheim telefoonnummer. ‘Ja, het was een erg zenuwachtige tijd’, herinnert zich Hans echtgenote Carla Lammers.

Wie was deze ‘Zwarte Tulp’? Inderdaad - góéd geraden. Dat Latijn, die bekakte stem, die jongensfantasieën en die politieke schizofrenie, dat welbehagen in het wrikken van valse berichten in de krant - het wijst allemaal onverbiddelijk in de richting van Willem van den Hout.
Tijdens ons gesprek geeft hij ook min of meer toe de ‘Zwarte Tulp’-grap te hebben uitgehaald: zijn ijdelheid la minstens zo groot als zijn voorzichtigheid.

Tot zover gevorderd zal de lezer mét ons zijn getroffen door de immense kinderachtigheid van de naoorlogse Nederlandse fascisten, hun zeurderige manier om de aandacht te trekken, hun mallotig indiaantje-spelen. Maar pas op: in een gespannen politiek klimaat, zoals dat zeker al een jaar te Amsterdam heerst, kunnen zij levensgevaarlijk worden.
Zo leidden de influisteringen van DDR-agent Max Lewin, gericht tot CPN-wethouder Harry Verhey, en de hetze van aartsintrigant Willem van den Hout, gericht tot wethouder Han Lammers, ongetwijfeld tot de publikatie van het beruchte perscommuniqué van B. en W. van Amsterdam aan de vooravond van de anti-metro-demonstratie van 15 februari, tijdens welke, zo meenden hoge gemeente-ambtenaren te weten, ‘de Frankfortse stadsguerrilla en masse onze stad zouden binnentrekken met de strikte opdracht op zijn minst twee zwaar-gewonden te laten vallen’.

Ook dit paniek-gerucht is zonder twijfel door de fascisten verspreid.
Het perscommuniqué, waarin de verkeerden de schuld kregen van de aanslag, leidde weer tot een rechterlijke veroordeling van burgemeester Ivo Samkalden en gaf de laatste stoot tot een breuk binnen de Pvd-fractie in de Amsterdamse raad, die tot op dit moment nog niet is geheeld.
Vandaar dat in Amsterdamse politieke kringen nog steeds het fluistergerucht loopt dat er méér steekt achter de aanslag en dat deze is georganiseerd door het Oostduitse ministerie van Staatsveiligheid.
Welnu: dit gerucht lijkt ons nu volledig uit de lucht gegrepen. Want welk belang had de sowjet-intelligence bij het werpen van de bom? Haar niet weinig lukratieve ‘under cover-agent’ Max Lewin is erdoor op opgeblazen en de linkse coalitie binnen het Amsterdamse stadsbestuur is er ernstig door in gevaar gebracht, ja, zou met het ploffen van de bom zeker tevens uit elkaar zijn gespat.



Waarom de DDR geen belang had bij de aanslag.9

Nee, als er enig groot intelligence-apparaat werkelijk belang had bij de bom dan was het uiteraard de grote tegenspeler ven de sowjet-spionage, verdorie, nu ontvalt ons wéér de naam van de CIA, wier zusje de ‘Drugs Enforcement Administration’ óók al zo actief is te Amsterdam, maar dan kán natuurlijk niet waar wezen, dat is onmogelijk, hoewel het natuurlijk wél een logische verklaring zou geven van het feit dat die bom afkomstig was uit de laboratoria van RVO-TNO te Rijswijk, zijnde een onderdeel van de NATO.



[1]Van Nico Polak, in Vrij Nederland, 16 september 1975.
[2]Het huidige blad van die naam heeft natuurlijk niets meer met het oude ‘Boulevard’ van doen (Polak (die even verderop raaskalt dat „Boulevard” nog steeds bestaat en weldra z’n tienjarig bestaan zal vieren)).
[3]Een adres in de Jan Luykenstraat is onbekend bij de Burgerlijke Stand; bovendien: Willems moeder was al op 9 september 1929 overleden!
[4]Het huidige reclamebureau van die naam heeft natuurlijk niets meer met het oude ‘Sell More’ van doen (Polak).
[5]???
[6]Vermoedelijk later: 1968, hetgeen Willem in staat stelde het pand Hugo de Grootstraat 26 (tijdelijk) te kopen.
[7]In het Vrije Volk van 21 juni 1975 (Polak).
[8]In Het Vrije Volk van 21 juni 1975 (Polak).
[9]Wat Polak met deze afbeelding en dit bijschrift beoogde, weet alleen hijzelf.