OVERZICHT VAN DE VERKLARINGEN VAN HEN, DIE DOOR DE RAAD 1 ALS GETUIGEN ZIJN OPGEROEPEN:

EERSTE DAG.

1.      HELMUT PRÖBSTING.
A F S C H R I F T
PRO JUSTITIA
COMMISSIE VOOR DE PERSZUIVERING
RECHERCHE.

P R O C E S - V E R B A A L
      Heden hoorde ik, Anthonie Johannes van der Leeuw, hoofd der recherche bij de Commissie voor de Perszuivering, tevens onbezoldigd Rijksveldwachter in het Huis van Bewaring II te Amsterdam:
HELMUT PRÖBSTING,voormalig hoofd van de afdeling III B bij de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des S.D. te ‘s-Gravenhage.

      Desgevraagd verklaarde hij mij:
      Vanaf November 1942 was ik leider van het Referat III B bij de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des S.D. te ‘s-Gravenhage. In die functie was mijn taak het verzamelen van inlichtingen over de ontwikkeling der politieke situatie in Nederland en over de collaborerende politieke groeperingen.
Tot mijn taak behoorde ook het "beobachten" van de door deze groeperingen gemaakte propaganda. Onder mijn speciaal toezicht stond o.m. de N.S.B.-pers. Voor de werkzaamheden hield ik nauw contact met Dr. Haagn, die destijds de voornaamste rol speelde in de Hauptabteilung Volksaufklärung und Propaganda. Toen Dr. Haagn veel aan actieve propaganda ging doen heb ik mijzelf daarbij min of meer ingeschakeld, daar ik gaarne op de hoogte wilde blijven.
      De Nederlandse medewerkers van Dr. Haagn waren een eigenaardig stel mensen. De voornaamste was Louis Thijssen, voorts mensen als Paul Kiès, Ds. Van Duyl, Van den Hout etc. Ook het verschijnen van De Gil heb ik van nabij gade geslagen. Ik achtte De Gil als gecamoufleerde Duitse propaganda zeer geslaagd. Met gecamoufleerd bedoel ik niet, dat ik mij de illusie maakte, dat het publiek niet zou begrijpen, dat het blad van Duitse zijde werd uitgegeven en gefinancierd. Ik bedoel, dat de propagandistische tendenz gecamoufleerd was. De Gil paste in dit opzicht verschillende vormen van tactiek toe. In het algemeen kan men zeggen, dat De Gil den anti-Duitsen lezer een heel eind tegemoet kwam om hem een ander eindweegs mee te voeren. Getracht werd de Britse propaganda te ridiculiseren, de tegenstelling pro-anti af te zwakken e.d. Persoonlijk zag ik voorts in De Gil een middel om het Nederlandse volk duidelijk te maken dat niet de gehele Duitse bezetting achter de gehate N.S.B. stond. Vandaar de hatelijkheden en grappen op de N.S.B., die met mijn goedkeuring in De Gil verschenen. Voor deze rechtstreeks op de politieke situatie betrekking hebbende publicaties droeg ik de verantwoordelijkheid. Ik heb hierover meermalen last gehad op het Rijkscommissariaat, waar natuurlijk talrijke klachten van N.S.B.-zijde binnenkwamen. Ook met de Gestapo, die niets van De Gil begreep, had ik wel last.

      Deze verklaring is in concept opgenomen en daarom niet getekend.
      Waarvan door mij op ambtseed opgemaakt dit proces-verbaal, getekend en gesloten te Amsterdam 20 April 1949 2.

De onbezoldigd Rijksveldwachter,
w.g.
(A.J. van der Leeuw)

A F S C H R I F T
(Politie proces-verbaal 15 April 1947,
‘s-Gravenhage)


Vervolgens hoorde ik op 10 April 1947 de getuige:
HELMUT PRÖBSTING,
oud 33 jaar, van beroep landbouwkundige, gedurende de bezetting referent bij het Referaat III B der B.d.S., thans gedetineerd in het bewaringskamp "de Beer" te Hoek van Holland, nader gehoord. Hij verklaarde als volgt:
      "Het is een absolute onjuistheid, dat brieven, welke binnenkwamen in de Postbus van De Gil, aan mij of aan mijn Dienststelle ter contrôle gezonden moesten worden en het is mij ook onmogelijk mij te herinneren, dat mij, zij het ook slechts een enkele maal, door Dr. Haagn dergelijke brieven ter hand gesteld zijn. Ter verduidelijking van het geheel dient echter het navolgende opgemerkt te worden. Mijn Dienststelle was een apparaat, hetwelk ten doel had de stemming van het Nederlandse publiek te peilen. In verband hiermede is het dus wel mogelijk, dat Dr. Haagn, die zijn eigen methode van propaganda altijd zeer belangrijk vond, mij brieven getoond heeft, welke een typisch stemmingsbeeld weergaven om zodoende aan te tonen, dat zijn propaganda op velerlei gebied waarde had. Hierdoor zou dus ook de mogelijkheid niet uitgesloten zijn, dat Dr. Haagn mij een brief, welke een goed beeld gaf van de heersende stemming, toegezonden heeft. Zoals ik reeds verklaard heb, is mij echter een dergelijk geval niet bekend. De verklaring van Jonker, waarin gezegd wordt, dat ik aanwezig geweest zou zijn bij een bespreking, welke gevoerd werd bij de overname van de verzorging van De Gil door de uitgeverij "de Opbouw", is niet juist. Ik ben nimmer bij een dergelijke bespreking aanwezig geweest". Na voorlezing en volharding tekent hij, in concept,
H. Proebsting.


2.      J.A. BOOGERMAN.

A F S C H R I F T
(Politieke Recherche AMSTERDAM)
V E R K L A R I N G.

In den voorzomer van 1944 bleek voor mij de mogelijkheid te bestaan om desgewenscht eens iets te schrijven voor "De Gil". Ik pleegde terzake overleg met den heer M.A. Cageling van groep-Vogel van den GDN. Hij verzocht mij om de Gilredactie zoo mogelijk uit te hollen. Ik kende W.H.M. v.d. Hout en was er van overtuigd, dat hij "goed" was, terwijl ik ook wist, dat deze reeds in deze richting aan De Gil werkte. Toen L. Thyssen, in Mei of Juni 1944 door den SD gearresteerd was, kregen wij gelegenheid om Cageling's plannen te verwerkelijken. Een jazz-rubriek van v.d. Hout, welke was ingesteld, schijnbaar om het "Anglo-Amerikanisme" bespottelijk te maken, werd door hem in serieuzen zin geredigeerd, terwijl hij van de gelegenheid gebruik maakte om er de programma's van NBC en BBC bij af te drukken. Ook de correspondentierubriek "De Gilclub" werd door hem op zoodanige wijze geredigeerd dat in haar kolommen doorloopend den draak gestoken werd met de Duitschers en hun handlangers. Verder legde v.d. Hout zich er tevens op toe om ook stof te leveren van volslagen onschuldigen aard, waardoor veel ruimte in beslag genomen werd ten koste van eventueele Duitsche propaganda. Ik gaf hem verschillende malen instructies namens den heer Cageling, die hij op bevredigende wijze uitvoerde. Bijvoorbeeld het maken van propaganda in De Gil voor de bevrijding van Ned. Indië.
      Ook in zijn algemeene artikelen voor De Gil toonde v.d. Hout een uitstekend begrip voor onze wenschen en geen angst voor de mogelijke gevolgen van dit gevaarlijke spel. Door hem via De Gil ingevoerde begrippen als "Labbekakken" en "Dollen Dinsdag" werden sindsdien gemeengoed van geheel Nederland. Vooral zijn acties tegen de Labbekakken waren een succes.
      Na Thijssen werd de N.S.B.-er A.R. Jonker, hoofdredacteur van De Gil. V.d. Hout slaagde er verschillende malen in om Jonker te overdonderen en zijn invloed op het blad door verschillende manipulaties voor een groot gedeelte te neutraliseeren. De N.S.B. als zoodanig was reeds aanstonds zeer fel tegen De Gil gekant en dit werd er in den zomer van 1944 niet beter op. De diverse hooibergen-incidenten in De Gil schijnen Mussert bij het verschijnen van het nummer van 2 Augustus, dat uitkwam met de mededeeling: "In dit nummer geen stom woord over hooibergen", den eed ontlokt te hebben, dat hij een verder verschijnen van De Gil zou verhinderen. Overigens vergeefs. V.d. Hout's artikel over de gebeurtenissen op Dollen Dinsdag, "Generale Repetitie", was tenslotte oorzaak dat Seyss Inquart's perschef, Dittmar, een stokje voor de uitgave stak.
      Aan de hand van eenige nummers van het blad, welke zich nog in mijn bezit bevinden, is het mogelijk voor de hand weg een aantal voorbeelden te noemen van v.d. Hout's invloed ten goede op dit orgaan.

‘s-Gravenhage, 6 September 1945.


A F S C H R I F T

(uit Proces-verbaal POLITIEKE RECHERCHE AFD. ‘s-GRAVENHAGE e.o., d.d. 23 Augustus 1945 enz. uit dossier SEYFFARDT)

Voorts hoorde ik, verbalisant, op 31 October 1946 den getuige       JACOB ANTONIE BOOGERMAN,
oud 33 jaar, van beroep journalist, tijdelijk wonende te De Kaag no. 60, die mij, nadat ik hem in kennis had gesteld met het feit, waarover ik hem wenschte te hooren, als volgt verklaarde:
      "H.A. SEYFFARDT, waarover U mij thans vraagt, ken ik reeds sedert begin 1942. Het is mij bekend, dat hij medewerker was aan het spotblad "De Gil". Dit blad is uitgegeven door de Hauptabteilung Volksaufklärung und Propaganda van het Reichskommissariat, alwaar het blad ook zijn oorsprong vond. Na het verschijnen van eenige nummers is in de uitgave er van de illegaliteit betrokken en kreeg ik, als haar vertegenwoordiger nauw contact met SEYFFARDT Jr., nadat hij in dit verband mijn aandacht reeds op het blad had gevestigd bij verschijning van het eerste nummer. De werkzaamheden van SEYFFARDT bepaalden zich tot de opmaak van het blad, het uitzoeken der illustraties, de plaatsing daarvan in "De Gil" en het ontwerpen van satirische advertenties. Ik bedoel hiermede advertenties, als die welke betrekking hebben op de Landwacht in verband met Consisigaretten en dergelijke. (Ik, verbalisant, verwijs in dezen naar het als bijlage S 19, zijnde no. 9 van "De Gil", bij dit proces-verbaal gevoegde stuk van overtuiging).
      Verder heeft H.A. SEYFFARDT Jr. de ridicule illustratie, verzorgd bij het artikel "Na Parijs Amsterdam bevrijd" met het bijschrift "Vermoeide landwachters op de terugtocht", (Ik, verbalisant, verwijs naar de de bijlage S 17, zijnde no. 13 van "De Gil", welke bij dit proces-verbaal is gevoegd). Toespelingen van SEYFFARDT in "De Gil" op hooibergen trokken de aandacht der Duitsche en N.S.B.-instanties en volgens mededeeling is Mussert hierover gepiqueerd geweest, tengevolge waarvan door den S.D. het gebruik van het woord hooibergen werd verboden.
Bij de opmaak bewees SEYFFARDT mij aanzienlijke diensten, door het dwarsboomen van plannen van pro-Duitschen aard, van den N.S.B.-hoofdredacteur van "De Gil", A.R. JONKER. Na verschijnen van het 14e nummer van "De Gil" hebben de Duitschers de uitgave ervan verboden, daar "De Gil" zich te openlijk aan geallieerde zijde schaarde. Naar mijn overtuiging heeft SEYFFARDT bij zijn werkzaamheden aan "De Gil" zijn best gedaan de geallieerde zaak te dienen, zoodat hij hierbij geen afbreuk heeft gedaan aan de werkelijke Nederlandsche belangen".
      Deze verklaring is in concept opgenomen en na lezing in concept geteekend.

3.      M.C. CAGELING.
A F S CHRIFT (Uit het archief POLITIEKE RECHERCHE AMSTERDAM)
Terzake W.H. v.d. Hout:
      Naar mij wordt medegedeeld is de heer W.H. v.d. Hout (pseud. W. Waterman) in arrest gesteld door een instantie der N.S.B.3 te Amsterdam, in verband met zijn medewerking aan "De Gil".
      Door omstandigheden ben ik in de gelegenheid in deze kwestie iets recht te zetten. Daartoe diene het volgende:
      "De Gil" is opgezet door het Duitsche Reichskommissariat en werd daardoor gefinancierd voor het voeren van anti-geallieerde propaganda. Door de waakzaamheid en de handigheid van eenige personen alsmede van een geallieerde informatie-instantie is echter geleidelijk, maar toch vrij snel, deze anti-geallieerde propaganda verkeerd in anti-Duitsche propaganda. Achtereenvolgens heeft De Gil onder hoofdredactie gestaan van den collaborateur Louis Thijssen en van den NSB-er Jonker. Beiden uiteraard geheel verkeerd en speelden in de kaart van de Duitsche propaganda.
      Een betrekkelijk groote ruimte van het blad werd ingenomen door een jazz-rubriek, waarmee de Duitsche propaganda het doel had de Britten en de Amerikanen belachelijk, althans onsympathiek te maken in de oogen der Nederlanders. De heer v.d. Hout werd met deze rubriek belast, doch hij heeft er juist propaganda voor de jazzmuziek gemaakt, aangezien hij een groot jazz-enthousiast en -kenner is, derhalve beteekende zulks in dit geval en onder de psychologische omstandigheden van de bezetting, pro-geallieerde propaganda. De jazzartikelen bewijzen dit voor zichzelf, terwijl er naar aanleiding van deze rubriek o.a. in Den Haag, door de jeugd verschillende 4 jazzclubs werden gevormd. Ook de Giluitzending over de radio-distributie werkte in deze richting: er werden nl. Volledig goede jazzplaten gedraaid - programma's samengesteld door den heer v.d. Hout - en geen karikatuur van de jazz en dit laatste was juist de bedoeling van de Duitschers.
      Door bemiddeling van den heer v.d. Hout slaagde de poging, ondernomen in overleg met een geallieerde informatie-instantie om een daartoe geschikt iemand uit de illegaliteit, die gedurende de bezettingsjaren illegaal werkzaam is geweest op informatiegebied, waarvan gedurende een zekeren tijd ook rechtstreeks voor bovenbedoelde geallieerde informatie-instantie, in De Gil te krijgen. Dit begon met een groot opgemaakt bericht over de annexatieplannen van minister van Kleffens en eindigde met het Dolle Dinsdagnummer, dat zoo volledig antiduitsch was gesteld, dat de perschef van Seys Inquart, Dittmar, het blad maar ophief.
      De Duitsche propagandaplannen met De Gil zijn derhalve mede door de activiteit van den heer v.d. Hout, geheel verijdeld. De heer v.d. Hout verdient dan ook terzake van de Gil-affaire lof in plaats van blaam, om van de rest maar heelemaal niet te spreken. Ik moge U daarom adviseeren te willen bevorderen, dat de heer v.d. Hout zoo spoedig mogelijk uit arrest wordt ontslagen. Mij tot verdere inlichtingen gaarne bereid verklarend, teeken ik, hoogachtend,
w.g.
M.A. Cageling.
Correspondentieadres:
Laan van Meerdervoort 173
Den Haag.
      Ondergeteekende was tot Sept. 1944 buitenl. en militair overzichtschrijver van het illegale blad "Je Maintiendrai", is thans hoofdredacteur v.h. tijdens de bezetting illegale blad "Op Wacht" en van "Nederland Vecht".

‘s-Gravenhage, 1 Juni 1945.

4.      R.L.A. NIEUWENHUISEN.

A F S C H R I F T
(Uit het proces-verbaal van de POLITIEKE RECHERCHE AFD. ‘s-GRAVENHAGE)
      Het onderzoek voortzettende hoorde ik, verbalisant, op 23 Augustus 1946 den getuige
      RUDOLPH LODEWIJK ALEXANDER NIEUWENHUISEN,
oud 55 jaren, van beroep decoratieschilder en wonende de la Reyweg 252 alhier, die mij desgevraagd als volgt verklaarde:
      "In de eerste helft van 1944 ben ik ongeveer twee maanden in loondienst geweest van het Nederlandsch Reclame- en Avertentiebureau "Ecvo" (Economische Voorlichting), gevestigd Laan van Meerdervoort 19 alhier waarvan op dat moment W. JANNINK en H.A. SEYFFARDT de leidende en dus de verantwoordelijke figuren waren.
      Ten einde mijn zoon J.C. NIEUWENHUISEN, die daar eveneens werkzaam was, voor uitzending naar Duitschland te vrijwaren, ben ik, op aandringen van H.A. SEYFFARDT, in loondienst der firma "Ecvo" getreden. Door mijn in diensttreden bij "Ecvo" kwam volgens SEYFFARDT een "oudere" in de zaak (er werkten nl. in hoofdzaak jongere personen), waardoor de kans van uitzending van deze laatsten geringer werd. Hoe hij dit beredeneerde weet ik niet. Voor dien tijd had ik een zelfstandig atelier en voerde ook reeds werkzaamheden voor de firma "Ecvo" uit. Zoo heb ik aan ongeveer een 6 à 7 tal tentoonstellingen het schilderwerk helpen uitvoeren. Vanwege welke instantie(s) die tentoonstellingen werden georganiseerd weet ik niet. Ik veronderstel wel, dat dit Duitsche- of NSB-instanties betrof. De tentoonstellingen waren van folkloristischen aard en gaven een beeld van Nederland in de oudheid.
      In den zomer van 1941 werd door de firma "Ecvo", die toen nog bestond in de combinatie A.G.L.M. VAN DIJK-W. JANNINK ongeveer 5- à 60 tal spandoeken geschilderd voor de Duitsche V-actie: "V - Victorie, Duitschland wint op alle fronten". Ik heb hieraan zelf meegeholpen.
Ik meen mij te herineeren, dat in de Apollohal te Amsterdam, waar een bijeenkomst van de Hitlerjugend werd gehouden, het versieringswerk door "Ecvo" is uitgevoerd.
      Omstreeks 1943 heb ik eens meegeholpen aan het inrichten en versieren van een terrein in Hilversum, waar sportwedstrijden tussen den Nederlandschen Jeugdstorm en de Hitlerjugend werden gehouden. De versieringen bestonden uit Duitsche en Nede rlandsche vlaggen enzoovoorts. Het is mij bekend, dat er ook een afdeeling in de "Ecvo" was, die affiches ontwierp en deze uitwerkte. Dit waren dikwijls aanplakbiljetten in Duitschen geest. Dit ging echter geheel buiten mij om, zoodat ik hierover geen nadere inlichtingen kan geven. Over de inkomsten van de zaak kan ik U geen gegevens verstrekken, daar ik daarmee niet op de hoogte ben. Evenmin was ik van de administratie op de hoogte".
      Na voorlezing en volharding teekent hij in concept,
R. NIEUWENHUISEN.


5.      J.A.A. LEARBUCH.

A F S C H R I F T
(Uit het Politie proces-verbaal, ‘s-Gravenhage)

Hierna hoorde ik op 15 Januari 1947 als getuige:

      JOHANNES ANDREAS ANTONIUS LEARBUCH,

oud 35 jaar, van beroep journalist en wonende Laan van Meerdervoort 420 te ‘s-Gravenhage, thans gedetineerd in de Cellenbarakken te Scheveningen, die als volgt verklaarde:
"Gedurende de bezettingsjaren was ik bestuurder van het Persgilde en zakelijk leider van het Verbond van Journalisten. Als medewerkers aan het door U genoemde blad "De Gil" zijn mij de navolgende personen bekend: van den Hout, Seyffardt, Thijssen en mogelijk ook een zekere Boogerman.
Ook is het mij bekend, dat een zekere C. Kierdorff zijn medewerking aan het blad verleende. Het blad zelf was een uitgave van het Rijkscommissariaat. Alhoewel de andere in Nederland verschijnende bladen in contact stonden met het Persgilde, is dit met de Gil nimmer het geval geweest. Het was een zuiver Duits blad onder toezicht van Dr. Haagn. Het is mij bekend, dat het blad naar de mening van Dr. Haagn tot het einde toe aan het gestelde doel zijn - de Duitse propaganda beantwoord heeft. De opheffing van het blad vond zijn oorzaak in het volgende. Het Persgilde ontving regelmatig een opgave van de hoeveelheid papier, welke voor de Gil gebruikt was. Daar in September 1944 de voorraad papier voor dagbladen zoo gering werd, dat de uitgave hiervan gevaar liep, heb ik de reeds aanwezig zijnde hoeveelheid papier, welke gereed lag voor de uitgave van een nieuw nummer van de Gil benut voor de uitgave van dagbladen, er bij de Perschef Dr. Dittmar op aandringende, dat de uitgave van de Gil stopgezet zou worden. Inderdaad werd kort daarop door bemiddeling van Dr. Dittmar de uitgave stopgezet. Zulks leidde tot grote conflicten met de opdrachtgever van de Gil, Dr. Haagn, daar deze de Gil als een belangrijk blad beschouwde. Hieruit blijkt dus, dat het blad de Gil niet opgeheven werd doch een gevolg was van een tekort aan papier.
Na voorlezing en volharding tekent hij, in concept,
J.A.A. LEARBUCH.

6.      Jhr. Mr. C.H.M.J.J. VAN NISPEN TOT SEVENAER.

(Uit het proces-verbaal POLITIEKE RECHERCHE AFD. ‘s-GRAVENHAGE)

      In dit verband hoorde ik, verbalisant, op 7 October 1946, den getuige
      Jhr. Mr. CAREL HERMAN MARIA JOSEPH JAN VAN NISPEN TOT SEVENAER.
oud 53 jaren, van beroep directeur der N.V. "Residentiebode", wonende Prinsenweg 28 te Wassenaar, thans om politieke redenen gedetineerd in de Cellenbarakken te Scheveningen, die mij desgevraagd het volgende verklaarde:
      "Sedert 1933 ben ik (tot op heden) directeur der N.V. "Residentiebode" te ‘s-Gravenhage. Begin 1943, juisten dag en datum kan ik mij niet meer herinneren, zijn er besprekingen geopend tusschen den auteur W. VAN DEN HOUT, gewoond hebbende in het Bezuidenhoutkwartier, alhier en thans naar ik meen gedetineerd te Amsterdam en mij, om te komen tot oprichting van een camouflage-spotblad contra de Duitschers, met de bedoeling om, na het verschijnen van enkele nummers, die moesten dienen om de Duitsche autoriteiten een rad voor de oogen te draaien en erg meegaand waren met de Duitsche propaganda, de illegaliteit in de uitgave er van te betrekken en er dan een soort "legaal-illegaal" blad van te maken, met sanctie der Duitschers. VAN DEN HOUT, die van het plan en later de uitgave, de geestelijk vader was, ging zelfs zoover, om pogingen in het werk te stellen, voor financiering van Duitsche zijde van de uitgave. Na een periode van voorbereiding kreeg het plan vaster vorm en zoo verscheen ongeveer eind 1943, juisten dag en datum kan ik mij niet meer herinneren, de eerste editie van het bovenbedoelde orgaan, onder den naam "De Gil". De tekst van het blad werd, voor zoover mij bekend, opgesteld door VAN DEN HOUT, terwijl later H.A. SEYFFARDT er bij gekomen is, en de opmaak van "De Gil" verzorgde, zooals het aantrekkelijk indeelen der diverse artiekelen. Voor zoover ik weet strekten de werkzaamheden van SEYFFARDT zich niet verder uit.
      Na het verschijnen van enkele nummers is er inderdaad de illegaliteit in betrokken. Ik kan me een naam in dit verband herinneren, namelijk CAGELING, nadere gegevens zijn mij niet bekend. Volgens mededeeling van mijn advocaat is dit het geval geweest vanaf het negende nummer. Inderdaad is de uitgave van het blad gefinancierd van Duitsche zijde, het Rijkscommissariaat Abteilung Volksaufklärung und Propaganda. "De Gil" werd gedrukt op de drukkerij van de "Residentiebode" tot een oplaag van naar ik meen te herinneren 100.000 exemplaren, terwijl het meermalen voorkwam, dat er moest worden bijgedrukt. Ik was daar alleen bij betrokken, voor zoover het zetten, drukken en papierleverantie betrof. Ongetwijfeld is door de Duitschers onder onder wier auspicien het blad werd uitgegeven, flink verdiend. Hoe de financieele regeling was tusschen VAN DEN HOUT en SEYFFARDT eenerzijds en de Duitschers anderzijds, is mij in het geheel niet bekend. De exemplaren van "De Gil", die U mij thans laat zien, herken ik als te zijn de bladen, die ik in mijn verklaring noemde (Ik, verbalisant, toon getuige VAN NISPEN, de als bijlagen S 10 tot en met S 19 bij dit proces-verbaal gevoegde stukken van overtuiging)".
      Na voorlezing en volharding teekent hij in concept,

C.H.M.J.J. VAN NISPEN TOT SEVENAER 5.
14 uur n.m.
7.      G.J.N.M. RUYGERS.
A F S C H R I F T
MILITAIR GEZAG
DISTRICT AMSTERDAM
      AFDEELING
COMMISSIE VOOR DE VRIJLATING
      VAN GEVANGENEN

Onderwerp: onderzoek naar de antecedenten van Wilhelmus Henricus van den Hout wonende van Imhoffstraat 31 te Den Haag.

PROCES-VERBAAL.

      Ik, ondergeteekende Willem Jan de Ruiter, rechercheur bij opgemelde commissie, tevens onbezoldigd veldwachter der gemeente Amsterdam, verklaart het navolgende:
      In verband met bijgaand schrijven, van het M.G., heb ik verbalisant op 8 Aug. o1945 gehoord:
Gerardus Johannes Nicolaar M. Ruijgers.
geb 21 Aug. 1911 te Rotterdam,
van beroep journalist en te wonen Huis te Honk 66 te Rijswijk (Administratieadres Keizersgracht 452 te Amsterdam), die mij verklaarde:
Den heer Kageling 6 heeft enerzijds vanaf 1943 belangrijk illegaal werk verricht (illegale pers, spionnage etc.)
Anderzijds heeft hij de eerste periode van de bezetting wel een zodanige dubbelzinnige houding aangenomen, dat het oordeel van een dergelijke toch ietwat onevenwichtige figuur, mijns inziens onvoldoende grondslag biedt, om een politieke gevangene in vrijehid 7 te stellen, in casu in het geval van den Hout is zijn verklaring dat verdachte nooit lid is geweest van een politieke partij en dat hij altijd fel anti-Duits zou zijn geweest wel enigszins gekleurd. v.d. Hout is n.m.l. lid geweest van het Nationaal Front, ook nog na de beruchte actie van Arnold Meyer voor de oprichting van het Russisch legioen en ook nog naderhand heeft hij met verschillende Duitsche instanties veelvludig contact gehad. Zijn rol in "de Gil" onttrekt zich, wat zijn persoonlijke instelling hiertegenover betreft, aan mijn beoordeling, maar vast staat, dat "de Gil" een van de gevaarlijkste middelen is geweest van de Nationaal-Socialistische propaganda, ontsproten uit de brein van zekere geraffineerde Duitsche instanties en dat de medewerkenden van "de Gil" voor dit werk ruim zijn betaald. v.d. Hout heeft inderdaad daar een weinig succes mee gehad, zodat vele lezers en hoorders deze rubriek met groote belangstelling volgden en de droppels vergif, die hier doorheen werden vermengd gaarne op de koop toe namen. Het is mij niet bekend of den Heer v.d. Hout zelf deze functie bij "de Gil" verworven heeft in opdracht van de Geheime Dienst Nederland. Wel was mij bekend, dat den heer Cageling daarvoor werkte. Mijn persoonlijke meening is, dat v.d. Hout niet een zoodanige figuur is, dat hij op het oogenblik nog langer moet worden vastgehouden. Wel dat tegen hem een journalistieke tuchtmaatregel genomen wordt. Hiervan op afgelegde ambtseed opgemaakt dit proces-verbaal en geteekend te Amsterdam, 7 Augustus 19458,

de rechercheur
w.g. W.J. de Ruiter
Voor eensluidend afschrift
Conform het oorspronkelijke proces-verb.
De ambtenaar van politie
w,g.


8.      A.J. Meijer.
AFSCHRIFT.

POLITIEKE RECHERCHE AFDELING       ‘s-Gravenhage e.o.             Dienst A.

PROCES-VERBAAL.

      Naar aanleiding van het mij door het Bureau Nationale Veiligheid toegezonden bewijsmateriaal, betrekking hebbende op de politieke activiteiten van W.H.M. van den Hout, geboren te ‘s-Hertogenbosch, den 3den Juni 1915 en de hierbij behorende processen-verbaal. opgemaakt door: H.D. Kerkhoven, rechercheur van Politie, Willem Jan de Ruiter veldwachter, Antonie Johan Gerhard Lemmers en Salvador Hertog, respectievelijk hoofdrechercheur en rechercheur bij het B.N.V., tevens onbezoldigd rijksveldwachter en Jan Bentem, Wachtmeester der Rijkspolitie heb ik, Wilhelmus Theodorus Hendrik Vollebregt, rechercheur bij de Politieke Recherche Afdeling te ‘s-Gravenhage e.o., tevens onbezoldigd ambtenaar van Politie, het onderzoek voortgezet.
Tot vaststelling van verdachte's werkzaamheden tijdens zijn lidmaatschap van "nationaal Front" hoorde ik, verbalisant, op 11 November 1946 als getuige de leider van Nationaal Front:
Arnoldus Josephus MEYER,
41 jaar oud, van beroep landbouwer, thans gedetineerd in de Cellenbarakken te Scheveningen, die verklaarde als volgt:
      Ik ken de door U genoemde W. van den Hout vanaf ongeveer begin 1941. Deze van den Hout heeft in mijn organisatie, waarvan hij reeds voor voornoemde datum lid was, slechts een ondergeschikte rol gespeeld. Op 10 Mei 1941 is hij aangesteld geworden als lid van de z.g. publicatieraad. Dit hield slechts in dat hij de vergaderingen bijwoonde, waarbij de richtlijnen van ons handelen werden vastgesteld. Hijzelf heeft hier zeker op generlei wijze invloed op gehad. Op de vergaderingen werd hem medegedeeld in welke richting de propaganda welke door hem verzorgd werd zijnde het maken van teksten voor strooibiljetten enz. moest worden gevoerd. Daar voor het z.g. legioen-plan geen propaganda gemaakt is, heeft van den Hout voornoemd hiermede niets uit te staan gehad. Mijn artikel daaromtrent verscheen in Juli 1941. Op 31 Augustus 1941 is hem als lid van de publicatieraad ontslag gegeven. Zulks op grond van het feit dat hij in zijn betaalde functie zeer tekort schoot. Van een buitengewone activiteit van van den Hout in mijn organisatie is dus geen sprake, wel van het tegendeel. Lid van Nationaal Front is hij voor zover mij bekend tot het einde toe gebleven.
      Na voorlezing en volharding tekent hij in concept,
w.g. A.J. Meyer.

9.      H. Pétillon.
AFSCHRIFT.

      Vervolgens hoorde ik op 12 November 1946 als getuige:
Henri Pétillon.
35 jaar oud, van beroep uitgever en wonende van Lansbergenstraat 43 te ‘s-Gravenhage, voorheen secretaris van Nationaal Front, die als volgt verklaarde:
      Wat betreft de werkzaamheden van W. van den Hout in Nationaal Front kan ik als volgt verklaren. Zoals bekend werd hij aangesteld als lid van de z.g. publicatieraad. Dit hield slechts in, dat hij de vergaderingen van voornoemde raad kon bijwonen. Het betrof hier uit de aard der zaak slechts publicatie-aangelegenheden. Enige invloed op de organisatie zelf heeft van den Hout nooit of te nimmer gehad. Hij was slechts een betaalde kracht, die wat propaganda-materiaal ontwierp, waarvan de inhoud door de organisatie werd voorgeschreven. Van eigen initiatief van van den Hout, waarmede hij de propaganda in een bepaalde pro- of anti-Duitse richting kon drijven, was geen sprake. Uit het bovenstaande blijkt, dat van den Hout verklaringen, betreffende een door hem gevoerde actie, waarbij hij pro Duitse elementen uit de organisatie gewerkt zou hebben, volkomen op fantasue 9 berusten. Van huiszoekingen in de woning van van den Hout naar aanleiding van daar aanwezige zijnd propaganda-materiaal is mij niets bekend.
      Na voorlezing en volharding tekent hij, in concept,
w.g. H. Pètillon.




[1]Met pen toegevoegd: "= R.v.B." (D.w.z.: Raad van Beroep).
Dit document hoort bij het Proces-verbaal van de openbare zitting van de Raad van Beroep voor de Perszuivering van 29 & 30 december 1949.
[2]Met pen onderstreept, zoals zoveel onderstrepingen in dit document.
[3]Met pen is een vraagteken achter "N.S.B." geplaatst. In de marge staat bovendien met pen geschreven: "Wat beduidt G.D.N.? Geheime dienst Nederland".
[4]In de marge staat met pen een enorme accolade getekend (vanaf Een betrekkelijk t/m jeugd verschillende), maar zonder verdere toevoeging of verklaring.
[5]Tussen de naam C.H.M.J.J. VAN NISPEN TOT SEVENAER en de opmerking "14 uur n.m." is met potlood een dikke streep getrokken; dit tijdstip hoort dus bij het verhoor van Ruygers.
[6]De "K" van "Kageling"is met pen doorgehaald en verbeterd in een "C".
[7]"vrijehid" is met pen middels een | verbeterd in "vrijheid".
[8]Degene die dit proces-verbaal heeft opgesteld, was niet alleen een taalkundig genie, maar beschikte ook nog eens over profetische gaven: op 7 augustus maakte hij proces-verbaal op van Ruygers' verklaring van 8 augustus (vgl. hierboven bij het begin van het PV van Ruygers)!
[9]"fantasue" is met pen verbeterd in "fantasie".