31 October 1938....


„Amerika maakt zich gereed om
Duitschland, Italië en Japan te bevechten”.


Met dezen slagzin opende het titelblad van het bekende Amerikaansche weekblad „Life” bijna een jaar voordat de oorlog op het Europeesche continent uitbrak. Juist op het moment, dat het accoord van München een opluchting in de gespannen atmosfeer van het oogenblik bracht, treedt Amerika voor het voetlicht van de wereld en onnonceert boudweg: „Ik zal oorlog maken, hoe dan ook!”



Geef mij maar Amerika!


CULTUREELE PENETRATIE



Van alle volkeren en landen, die in den loop der wereldhistorie naar de overheersching der geheele wereld hebben gestreefd, is het plan van het Amerikaansche volk, dat op het oogenblik door de Vereenigde Staten van Noord-Amerika systematisch wordt doorgevoerd, ongetwijfeld het meest gevaarlijk, omdat het op een waarlijk duivels knappe manier is uitgedacht en wordt uitgevoerd.

Het is doelloos, als een struisvogel den kop in het zand te steken en minachtend de schouders op te halen over wat er aan de andere zijde van den Oceaan wordt geproduceerd en uitgedacht. En bij dit minachtend schouderophalen denken wij vooral aan de cultureele prestaties van „God’s Own Country”, zooals de Noord-Amerikanen hun land hebben gedoopt.

Men kan namelijk van meening zijn, - en elk waar Europeaan zal van meening zijn - dat het algemeen cultureel peil der Europeesche landen beduidend hooger ligt dan dat der Vereenigde Staten. Allerminst mag dit echter een reden zijn om door dit schouderophalen het inzicht in het buitengemeen gevaarlijke der Amerikaansche „cultuur” te verliezen.

De oorlog, die op het oogenblik woedt, is de meest intense die ooit heeft gewoed. En deze bewering is niet bedoeld als slappe gemeenplaats. Een kind weet, dat de strijdmethode en de tooneelen van den strijd van ongekend grooten omvang zijn. Elke volwassene weet, dat aan weerszijden een mobilisatie van arbeidskrachten plaats heeft, die twintig jaar geleden volkomen onmogelijk zou zijn geacht. Deze oorlog is evenzeer een economische als een militaire krachtmeting. Maar daarenboven, - en dit is een zeer belangrijke facet van het geheel, die maar al te dikwijls over het hoofd wordt gezien of niet voldoende op waarde geschat - deze oorlog is een strijd tusschen twee culturen en twee wereldbeschouwingen!
In de brochure „Balans der Fronten” is de militaire situatie in groote lijnen uitgeteekend en zijn de kansen, militair en economisch, tegen elkaar afgewogen.
De brochure „Dus tòch Amerika” analyseert het Amerikaansche dollar-imperialisme en legt het geheele, sinds enkele tientallen jaren in uitvoering zijnde plan om de wereldmacht in handen te krijgen, voor een ieder open.
Dit plan, dat in den beginne - dat wil zeggen kort voor den eersten wereldoorlog - nagenoeg onbewust in uitvoering was, wordt sedert het aan het bewind komen van Franklin Roosevelt doelbewust en met meedoogenlooze consequentie voortgezet. En wij zien, hoe de cultureele penetratie, die wij genoeglijk „cultureele propaganda” kunnen noemen, fungeert als wegbereidster van dit economisch imperialisme. Het geheele probleem van de verhouding van Amerika tot de rest van de wereld en in de eerste plaats tot Europa, kan nimmer goed en grondig bezien worden als wij niet de noodige aandacht besteden aan Amerika’s cultureele propaganda.



Het bekende Liberty standbeeld, dat elke reiziger begroet, die de haven van New York binnenvaart, is daar geplaatst als zinnebeeld van de gedachte, dat Amerika het land is, waar de persoonlijke vrijheid ten troon is verheven. De stelling, dat de menschen vrij en gelijk in rechten zijn geboren, ligt aan deze gedachte ten grondslag.
Het is in Amerika, dat de sinds eeuwen zich gestadig ontwikkelende stroomingen van humanisme en individualisme ten slotte konden samenkomen in een gedachtengang en een levensbeschouwing, die de belangen van het individu plaatsten vóór nagenoeg elk ander belang. De Fransche revolutie is altijd veel meer een geleidelijke ontwikkeling dan een omwenteling geweest. Sinds de middeleeuwen heeft zich met horten en stooten een ontwikkelingsgang voltrokken, welke, over de achter ons liggende eeuwen gezien, van eeuw tot eeuw vrijheid en rechten toekende aan het individu. De befaamde Fransche revolutie was slechts een zeer groote sprong voorwaarts in deze zelfde richting. De geest der massa’s over het heele continent van Europa was in dien tijd doordrongen van de ideeën, dat „de menschen vrij waren en gelijk in rechten geboren”. Toen deze denkwijze diep genoeg was doorgedrongen, bleef slechts de vraag over op welk tijdstip de massa’s zich zouden verheffen om met geweld (ten koste van de hoogere klassen) dát te nemen waarop zij meenden, recht te hebben: n.l. vrijheid en gelijkheid.



DEMOCRATEN DINEEREN VOOR HONDERD DOLLAR.
James Farley (midden) voorzitter van de Democratische Partij en politieke gangmaker voor Roosevelt tijdens
een „vriendschaps”-diner met eenige van zijn politieke vrienden. Binnen een uur verorberde elk dezer ware democraten
een oester-cocktail van $ 20, een schildpadsoep van $ 20, een filet van tong van $ 20, een biefstuk van $ 20
en een ijsje van $ 20. Dit heeft niets met „zwarte” prijzen te maken, want dit feesteten had nog plaats in 1938.

De tienduizenden, die in de daarop volgende jaren naar Noord-Amerika emigreerden, droegen in hun hart alle deze ideeën met zich mee...... en deze denkbeelden vonden in Amerika een reincultuur. Zij konden zich daar, onbelemmerd en op een zeer gunstigen voedingsbodem tot in het uiterste ontwikkelen.



Dat juist in de Vereenigde Staten een zoo druk gebruik - misschien kan men beter zeggen misbruik - gemaakt werd en wordt van het middel van afdekking der werkelijke roerselen der staatkunde door een tot het gemoed sprekende humanistische phraseologie, vindt zijn grond in verschillende feitelijke omstandigheden van binnenlandschen aard: het nog volkomen liberale economische bestel, de betrekkelijk geringe ontwikkeling en sentimenteel-Angelsaksische instelling van liet gros der bevolking, de meedoogenloosheid der staatkundige en commercieele methoden en den zeer nauwen samenhang tusschen politiek en handelsbeleid, terwijl al deze factoren onderling in bestendige wisselwerking staan.

Een liberaal economisch bestel brengt mede politieke instellingen, die de „vrijheid” van het individu - in den grond dus zijn zoo groot mogelijke ongebondenheid - intact laten; een buitenlandsche politiek, die den individueelen staatsburger de gelegenheid schept ook buiten de grenzen van eigen land zoo min mogelijk gebonden te zijn aan voorschriften eener vreemde overheid; de erkenning ten slotte van een volkomen individualistische levenshouding. Anderzijds wordt van de eigen overheid de krachtigste bescherming verlangd van particuliere handelsbelangen en industrieele investeeringen in den vreemde. Het lage ontwikkelingspeil der burgers van de Vereenigde Staten maakt het mogelijk een dankbaar gebruik te maken van hun geneigdheid tot de aanvaarding van theorieën, welker hoofdverdienste is, dat zij tot het gemoed spreken, zonder dat men er toe overgaat haar inwendige waarde met verstandelijke kritiek te lijf te gaan, om dan tenslotte haar voosheid zonder groote moeite te doorgronden. Amerika is daardoor het paradijs geworden eener verregaande geestelijke kwakzalverij, het klankbord bij uitstek voor leuzen en holle phrasen. Aldus is het ook weer mogelijk de uiterst weinig kieskeurige dollar- en revolver-diplomatie in moralistische windselen te hullen en den volke als de geheiligde methoden eener voortschrijdende moderne Amerikaansche beschaving voor te stellen. Men gelooft immers toch maar al te graag, dat de U.S.A. de draagster zijn eener super-cultuur en met de verbreiding daarvan een hoogere bestemming volgen.



Het is dus voldoende om de ware oogmerken eener volkomen immoreele politiek ten aanzien van vreemde mogendheden te verbergen onder een moralistisch voorwendsel, om de doelstellingen van het grofste materialisme en de zuiverste commercieele expansie-zucht voor te stellen als een missie van hooger orde in dienst der beschaving. Dit heeft men, vooral in de jaren na 1914 dan ook braaf gedaan bij de handhaving der Amerikaansche neutraliteit.



Terwijl hier, in Europa, steeds een redelijke verhouding bleef bestaan tusschen de rechten en plichten - het genoegen en het werk van elk individu - ontwikkelde zich in Amerika een denkwijze, waarbij alléén gelet werd op de rechten van het individu....... op zijn bandelooze vrijheid en op zijn genoegens. Deze ontwikkeling is voor een belangrijk deel in de hand gewerkt door den geweldigen rijkdom van den Amerikaanschen bodem en de pracht van het land. Het was tot voor zeer kort voor iederen handigen jongen in Amerika mogelijk in tien jaar rijk te worden en verder in ruime mate te genieten van het zoete der aarde. De ontzaglijke mogelijkheden van het land deden een ideaal ontstaan van een Utopia, - een land zóó rijk, dat elke arbeider kon beschikken over een auto, een eigen huis met badkamer en electrische machines, radio’s, gramofoons en een bankrekening. Amerika schiep een levensopvatting, welke de genieting van het materieele geheel ten troon verhief. Het ideaal van den arbeider is, zooveel mogelijk geld te verdienen met zoo weinig mogelijk werk, indien mogelijk zonder de handen vuil te maken.....



De Amerikaansche vrouw ziet de waarde van het leven op den dag van heden in het bereiken van een positie, waarin zij een minimum aan werk behoeft te doen en daarbij een maximum aan uiterlijk schoon kan behouden. Haar ideaal is éénmaal per week naar den kapper en den schoonheidssalon te gaan, liefst in een eigen auto. Haar ideaal is een minimum aan kinderen, die toch maar last veroorzaken en het slanke, jeugdige figuur bederven..... Zij wil in den morgen laat opstaan, in den middag winkelen, naar de bioscoop gaan, cocktails drinken en ’s avonds dansen of naar een revue.



Het ideaal van de Amerikaansche vrouw, een cocktail van verveeldheid, standaardschoonheid uit
tube of pot, onbeduidende handen met roodgeklodderde nagels, het geheel gehuld in dierenvellen.





„I HAVE THE KEY TO A LOT OF FUN” -
Ik heb den sleutel naar een heeleboel lol, zegt de jonge vrouw hiernaast. En dat is in Amerika
ook het allerbelangrijkste, het leven is een permanent dansfeest...... als je het kunt betalen!
En wie zal beweren dat een dergelijk leventje niet zijn aantrekkelijke zijden heeft? Er is een zeer belangrijk verschil in de verhouding man-vrouw hier in. Europa en die in Amerika. In een land als Frankrijk bijvoorbeeld, dat sinds eeuwen vermaard is om de luchtigheid en occasioneele wuftheid van zijn vrouwen, heeft toch deze vrouw haar plaats in het huishouden. Zij verricht haar werk en is en blijft ondergeschikt aan de autoriteit van den man.
Amerika vaagt dit alles weg en propageert het standpunt dat de vrouw minstens gelijk is aan den man, dat elk mensch een maximum aan genot behoort te beleven bij een minimum aan werk en zorg.
En hier raken wij een heel belangrijk probleem. Wat wij met een vagen trem bestempelen als „Amerikanisme” is in wezen niet anders dan een geestesgesteldheid, welke het najagen van genoegen en geld als hoofdrol van het leven voorstelt, een mentaliteit, die den ernst des levens probeert te verdoezelen, die lacht om godsdienst, tradities of plicht, die loyaliteit, schouderophalend behandelt en het volk slechts ziet als een gemeenschap van individuën, die een handige jongen zooveel mogelijk moet zien te plukken teneinde zichzelf te verrijken. Deze geestesgesteldheid, welke is voortgekomen uit een extreme doorvoering van humanisme, liberalisme en individualisme, is de voedingsbodem, waarop alle ons bekende verschijnselen van het „Amerikanisme” welig tieren. Ten eerste het ontbreken van sociale wetten, volgens den stelregel „Ieder voor zich en God voor ons allen” en „Help Uzelf en God zal U helpen”. Het kwam er weliswaar voor 12.000.000 Amerikanen op neer, dat totaal niemand hen hielp, maar consequenties trok de Amerikaan uit dezen catastrophalen toestand niet. Deze consequenties zouden trouwens van veel grooter draagwijdte zijn geweest. Elke willekeurig opgeslagen advertentie-pagina van een Amerikaansch blad is één groote voorspiegeling van de heerlijkheden des levens. Het beruchte „scheppen van een behoefte” berust op niets anders dan het zoo lui, heerlijk en gemakkelijk mogelijk voorstellen van liet leven van alledag. Nóg grootere radio’s, nóg weelderiger ijskasten, nóg dunner ondergoed, nóg dunnere zijden kousen, nóg mooier en verleidelijker makende poeders, creams, lipsticks, kapsels en toiletwaters....... Het leven moet vooral zoo gemakkelijk en genotvol mogelijk zijn. Over de zorgen en de plichten wordt alleen gesproken als iets, dat iedereen zoo snel mogelijk moet zien te vergeten...... dingen die hij ook kàn vergeten, mits hij maar de zeer voortreffelijke artikelen koopt van de firma Zus & Zoo!



Er zijn talrijke menschen in Europa, die van nature een gezonden afkeer hebben van een dergelijke levenshouding, die uit zichzelf en instinctmatig voelen dat een dergelijke mentaliteit een volk en een beschaving uiteindelijk naar den ondergang moet voeren. Maar het is een onmiskenbaar feit, dat de overgroote meerderheid van het volk en van elk volk - al loopen de precentages nationaliteitsgewijs uiteen - een sterke neiging vertoont om zich een dergelijke levenshouding eigen te maken. Wij hebben de waarlijk ontstellende snelheid, waarmede deze Amerikaansche mentaliteit Europa infiltreert, kunnen waarnemen in de jaren na 1918. Vóór den eersten wereldoorlog wist men van Amerika weinig anders, dan dat het een land was waar een bloedige strijd werd gevoerd met Indianen en tusschen cowboys onderling, welhaast een legendarisch gebied, waar menschen tusschen naar bed gaan en opstaan schatrijk konden worden en waar elke jongen van het platteland de kans had om op den zetel van den President te komen zitten.

Binnen enkele tientallen jaren was echter met behulp van de machtige propagandamiddelen radio en film en - niet te vergeten: de gramofoonplaat - de ver-Amerikaniseering van Westelijk-Europa een heel eind gevorderd. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat na nog één generatie van Amerikaansche cultureele dominatie, de volkeren van West-Europa een volkomen Amerikaanschen levensstijl zouden zijn gaan vertoonen, een stijl, welke in de geheele opgroeiende jeugd reeds aanwezig was en op den dag van heden bij een aanzienlijk deel aanwezig is.

Als iemand uit deze generatie deze brochure leest zal hij opmerken: „En wat is daartegen?” Waarom zal de mensch niet van het leven profiteeren zoolang hij kan? Waarom zullen wij niet alle hulpmiddelen der moderne techniek te baat, nemen en aanwenden om het. leven te maken tot één permanente vreugde voor alle individuën?.....

Het antwoord op deze vraag is zeer eenvoudig: Omdat dit Amerikanisme de volkskracht volkomen ondermijnt. De democratie als staatsvorm is niet alleen organisatorisch een onding, maar heeft bovendien geen enkel corrigeerend vermogen. Als een volk zich eenmaal op een hellend vlak bevindt, kan het zich zelf niet tot stilstand brengen, aangezien zijn regeerders percentsgewijs uit dat volk worden verkozen. Het Amerikanisme stelt steeds de vreugde en het genot vóór den plicht. Het stelt vijfhonderd gulden per jaar méér, boven een derde kind. Het Amerikanisme schept millioenen huwelijken met één, twee of drie kinderen. Het Amerikanisme lacht om de wijsheid „Si vis pacem, para bellum.........” (Indien ge den vrede wilt, bereid U op den oorlog voor). Als Europa en dus het blanke ras zich in den loop der eeuwen staande wil houden tegenover andere rassen, zal het een radicaal andere levenshouding moeten kiezen dan het Amerikanisme...... of ten onder gaan.
De ondergang van het Romeinsche Imperium, van het Grieksche Imperium - wij willen hier geen overzicht in vogelvlucht geven over de verschillende werelddomineerende beschavingen uit de historie - zij allen zijn ten onder gegaan volgens het zoo afgezaagde beginsel, dat het sterke beenen zijn, die de weelde kunnen dragen. Als een volk of een ras zijn hardheid verliest en het leven gaat zien als een korte periode tusschen geboorte en dood, die zoo vroolijk mogelijk moet worden doorgebracht, is zijn ondergang als wereldmacht nog slechts een kwestie van tijd.


Mooie Jongens!

Het tijdschrift „Journal and American” wijdt een speciale r e p o r t a g e aan de New Yorksche „Glamor Boys” (Mooie Jongens). Ziet hier wat de Society medewerker van het blad en expert op dit gebied over zijn Glamor Boys heeft te vertellen: „Een Glamor Boy behoeft niet jong of knap te zijn, evenmin is het noodig, dat zijn verschijning alleen al een vrouwenhart sneller doet kloppen. Hij mag weinig haar hebben en desnoods een buikje. Maar hij heeft charme, is amusant en vrij intelligent. Alhoewel hij in de h o o g e r e   s o c i e t y verkeert, blijft hij democraat. (Dit is of wel een bewuste beleediging voor de society, dan wel voor de democraten. Schr.) Hij is aardig voor vrouwen en deze voelen zich wederkeerig tot hem aangetrokken. Sommige Glamor Boys werken vrij hard, sommige zijn niet schatrijk, maar geen enkele hoeft voor zijn champagne te zingen, want Glamor Boys moeten zich beslist op het niveau der champagne-economie bewegen. Algemeen wordt verwacht, dat zij een feestje opvroolijken. Te betreuren valt dat sommige gastvrouwen Glamor Boys steeds probeeren te paren met Glamor Girls. Hoewel dit ongetwijfeld goed geslaagde feesten tot resultaat heeft, verhindert zulks toch dat Glamor Girls in nauwer contact komen met huwbare mannen, welke laatste - alhoewel de eigenschappen van een Glamor Boy missende - toch uitstekende echtgenooten kunnen worden. „Wat voor kans heeft een Glamor Girl een echtgenoot machtig te worden, wanneer zij geen nieuw materiaal toegevoerd krijgt om mee te werken?” zoo besluit de Glamor expert zijn relaas.

Hier volgen enkele meer persoonlijke beschrijvingen van vooraanstaande Glamor Boys.

Deken der Glamor Boys is William Rhinelander Stewart. Hij heeft de meest gracieuze manieren, de meest bewonderde kleeren en de mooiste vrouw van de café-society.

Een vroegere gouverneur van de New Yorksche Beurs, Bertrant L. Taylor, behoort tot de rijkere Glamor Boys, daar hij een groot fortuin in de papierindustrie erfde. Hij organiseert prachtige feesten.

T. Suffien Tailer, een kei van een golfer, tweemaal amateur golfkampioen, werd geschrapt van de lijst der Glamor Boys omdat hij te jong is (26 jaar), toegewijd is getrouwd en vrijwel altijd in gezelschap van zijn eigen vrouw wordt gezien. Volgens een bepaalde definitie moet een Glamor Boy meer keeren zonder zijn eigen vrouw, dan mèt haar gezien worden.


De „politieke” gedachtengang van thans in de landen van West-Europa, welke door Duitschland zijn bezet is in wezen deze:
„De Duitschers nemen ons alles af, wat het leven kleurig, prettig en aangenaam maakt. De Engelschen en Amerikanen daarentegen leveren ons Amerikaansche films, sigaretten, boter en jazzmuziek. Wèg met de Duitschers, geef mij maar Amerika.....”


Dit probleem is van geweldige beteekenis. Als een mensch volgens de zuivere rede te werk gaat, na dagen en nachten peinzen uiteindelijk tot de conclusie komt, dat inderdaad Duitschland’s oorlogsdoel gerechtvaardigd is........ als een mensch verstandelijk onderschrijft, dat het in ons aller belang is het internationale Jodendom den nek te breken en het Bolsjewistisch gevaar af te wenden..... als de mensch dus rationeel dit alles onderschrijft, dan komt plotseling de bijna niet te bedwingen neiging naar de kleurrijke verderfelijkheid van het Amerikanisme boven...... het gedurende enkele tientallen van jaren ontwikkelde gevoel voor pret en genoegen laat hem zeggen:
„Maar die Duitschers met hun plichtgevoel liggen mij niet.....” en wij zijn uitgepraat.




Het is zeer jammer, dat zoo weinig menschen op de hoogte zijn van den inhoud van de befaamde Protocollen van Sion. Het is tot op den dag van heden nimmer definitief vastgesteld of deze protocollen, welke een gedetailleerd aantal richtlijnen bevatten om te geraken tot werelddominatie, authentiek zijn, of slechts een mystificatie. Indien wij aannemen, dat deze Protocollen niet echt zijn, dus dat er géén Internationaal Syndicaat bestaat van Joden en Jodenvrienden, dat de uiteindelijke macht in handen heeft in de Angelsaksisch-geallieerde wereld en daarmede ook de bewindhebbers van Sovjet-Rusland ten nauwste zijn verbonden, dan rest ons althans nog te constateeren, dat de richtlijnen hierin aangegeven, moeten zijn opgesteld door een van ’s wereld’s grootste genieën op velerlei gebied. Een helderheid en diabolische veelomvattendheid van inzicht, als waarvan deze Protocollen blijk geven, kan nauwelijks het werk zijn van één man. Maar wat nog meer te denken geeft is, dat wij sinds enkele tientallen jaren en van jaar tot jaar duidelijker de Angelsaksische en democratische landen zien handelen volgens deze richtlijnen!

In de geheele wereldgeschiedenis is steeds getracht de wereld-dominatie te verwerven door militair geweld. Op dit oogenblik zien wij voor het eerst een grootsch opgezette poging om hiertoe te geraken..... via cultuur en economie. De overgangsphase is gevormd door het Imperialisme van Engeland. Engeland’s vreemde macht in de laatste eeuwen werd niet slechts gevestigd en in stand gehouden, door militaire-, maar door economische banden. Amerika heeft thans het niet-militaire imperialisme overgenomen en werkt met een uiterst gevaarlijk cultureel-economisch apparaat. Het streeft er naar de volkeren der toonaangevende landen op te voeden tot een bewondering voor Amerika en alles wat Amerikaansch is. Het moet zoover komen, dat men naar New York en Hollywood opziet als de toonaangevende centra van wereldbeschaving, vrijheid, humanisme en cultuur. Op het totale cultureele terrein is het offensief lang geleden begonnen en het maakte tot voor enkele jaren snelle vorderingen.

Het basis-thema van de geheele campagne is: „Geef liet publiek alles wat het graag leest, ziet of hoort. Steun het in zijn wenschdroomen, wijs nooit op plichten, maar alleen op rechten..... schilder rozige verschieten van kleurrijke levens!”

HOLLYWOOD VEROVERT EUROPA

Droomfabrieken werken dag en nacht


CLARK CABLE ADORATIE BEREIKT KOOKPUNT

Nieuwe levenswaarden:
Gangster-weelde en Overspel-aanbidding

Jeugd Capituleert voor Neger-jazz als Hoogste
Cultuuruiting van het Democratische Amerika


NIJPEND GEBREK AAN JOODSCHE FILMREGISSEURS



(Van onzen specialen verslaggever)

HOLLYWOOD (p e r   t e l e f o o n). - Zooals op zoovele terreinen had Amerika ook op het gebied der film alle omstandigheden mee. Een der eigenaardigheden van de filmindustrie is haar geweldige afhankelijkheid van de zon. Er zijn tot op den dag van heden maar twee methodes om te filmen; n.l. in den zonneschijn en in een studio onder het licht van felle straallichten. Het is zonder meer duidelijk, dat het ideaal is, te kunnen filmen in een land waar 360 dagen van het jaar de lucht helder is en onbewolkt, waar het practisch nooit regent, waar men elken willekeurigen dag in de toekomst kan vaststellen voor elke willekeurige opname. Deze voorwaarden zijn in Californië aanwezig. Daarom kon van het eerste begin af een filmindustrie juist dáár met zeer geringe kosten een productie opzetten. Voor een film was weinig anders noodig dan een camera, een paar acteurs en wat costuums op een vrachtauto. Décors konden gewoon in de openlucht worden gebouwd en scènes gedraaid onder het prachtigste licht dat denkbaar is: zonlicht.

Nu is het een typische eigenschap van den Jood, dat hij meesterlijk kan profiteeren van de minder gunstige neigingen van den niet-Jood. Het is niet voor niets dat de Joden toonaangevend zijn in de amusementswereld, de film, de revue, kortom in alle takken van „cultureel” leven, welke bij mogelijkheid maar kunnen leven door en van de menschelijke neiging naar pret en zingenot. Geef enkele Joden gunstige economische omstandigheden, zooals in Hollywood aanwezig waren, duizenden mooie vrouwen om mee te werken en zijn ingeboren handigheid in het ruiken wát het publiek „lust”..... en het resultaat is: Hollywood de „Droomfabriek”.

Hollywood levert ons een onafgebroken stroom van wenschdroomen. Groote luxueuze huizen, arme meisjes die rijk worden; misdadigers die een weelderig leven leiden, soldaten in het vreemdelingenlegioen, wier leven géén groote kaleidoskoop is van avontuur en romantiek..... Hollywood’s legers zijn romantische benden, samengesteld uit humoristen en vrouwenhartenbrekers. Een taxichauffeur in Europa heeft een eentonig en hard leven. Niet aldus de taxichauffeur in Hollywood en Amerika. Hij beleeft elk uur wat anders. Mooie vrouwen vallen hem in den schoot en millionnairs beloonen hem vorstelijk.
Een journalist in Europa beleeft wel eens wat, maar zijn leven is een dorre woestijn, vergeleken bij het leven van den Amerikaanschen verslaggever, die met zijn hoed op het bureau van zijn chef binnenloopt, hem buiten westen slaat, zijn baan verliest, maar onveranderlijk wordt teruggenomen op dubbel salaris, of beter nog, een rijk meisje trouwt, als hij op zijn eentje een bende gangsters arresteert.

De misdadiger, bezien door Hollywood’s bril, is een vele malen geïdealiseerde soort van Lord Lister, hij staat buiten alle wetten en regels, heeft mooie meisjes aan zijn voeten liggen en als hij sterft, komt hij om als een vrijbuiter, die den dag en de vreugde des levens heeft geplukt, zoolang die voor het grijpen waren.

In Hollywood zijn alle vrouwen mooi.... het heele leven is één permanente lol. Als het gewone volk enkele jaren achtereen Amerikaansche films heeft gezien, denkt het aan Amerika als een vèr-verwijderd droomland waarin ellende ondenkbaar is en iedereen met schoudermeppen wordt begroet en waarin de fortuin op straat ligt.






De jazzmuziek kwam Amerika in den schoot gevallen als een kostbaar wapen in den cultuurstrijd. De zuivere jazzmuziek, als interessant cultureel product van een negerras, kan men waardeeren.
De liederen der negers op plantages behooren ontegenzeggelijk tot het mooiste, wat ons in de laatste eeuw door een ander ras is gebracht. Maar met deze „spirituals” heeft de dansmuziek van tegenwoordig niets meer te maken. De muziek, die ons via films en gramofoonplaten bereikt, is eveneens een product van weer een andere droomfabriek..... gelegen in „Tin Pan Alley”. Het rhythme en de vreemde harmonieën, waarvan de mogelijkheden door den neger waren getoond, werden overgenomen door de Joden. Voornamelijk door Joden. Benny Goodman is een Jood en George Gershwin was een Jood. De Andrews Sisters zijn Jodinnen. Andrew Kostellanetz, die de filmmuziek arrangeert, is een Poolsche Jood. Meer dan de helft der arrangeurs voor bands zijn Joden. Bijna alle tekstschrijvers zijn Joden en vele van hen houden zich angstvallig op den achtergrond. Hun instinct waarschuwt hen, het niet ál te bont te maken. Het verschil tusschen de jazz der negers, die ons vreemd blijft, en de „swing” van de laatste jaren is zeer groot. Het laatste is een door Joden geadopteerde sterk rhythmische dansmuziek, die volgens precies hetzelfde recept wordt bereid als de films in Hollywood. De songs van 42nd Street en Tin Pan Alley en 52nd Street, de centra van de Amerikaansche song-productie, zijn rosekleurige cocktails van een beetje borrel en een beetje maan, een beetje bed en een massa onverantwoordelijkheid.



Wij zijn sinds enkele jaren zoover gevorderd, dat practisch elke song op liefdesgebied onverbloemd buitenechtelijke sexueele verhoudingen verheerlijkt, sommige (vooral de Engelsche, welke nog steeds rekening hebben te houden met de Engelsche schijnheiligheid) in bedekte termen - weer andere op soms adembenemend-flagrante en directe wijze.
Van jaar tot jaar wordt deze „cultuuruiting” nieuw leven ingeblazen door verandering van stijl en rhythme. De Jazz-mode verandert. Gegeven een voldoend-romantische geestesgesteldheid, welke vanaf het tiende jaar van het kind door magazines en romannetjes is voorbereid en door de film in de juiste banen wordt gehouden, gegeven voorts een gramofoon met love-songs, enkele flesschen whiskey of de ingrediënten voor cocktails, een ruimte van twee kamers en twee slaapkamers om ongestoord in tekeer te kunnen gaan en enkele pakjes sigaretten..... en alle elementen zijn daar om de jeugd een hemelsch leven te laten leiden..... volgens Amerikaansche opvattingen.







Uitkleeden als Kunstuiting


Een algemeen bekende Amerikaansche uiting van Theater-cultuur is het z.g. Burlesk-theater, dat non-stop revues opvoert van ’s morgens 10 uur tot middernacht. In dit soort revues, die in het vertoonen van grove naaktheid, de vroeger zoo bekende Parijsche revuetheaters verre in de schaduw stellen, zal de „strip tease act” nimmer in het prograrnrna ontbreken. Deze „uitkleed-plagerij” bestaat daarin, dat eenige meisjes (soms blanke, soms negerinnen of halfbloeden) zich tergend langzaam op de maat van zwoele jazz-muziek op het tooneel uitkleeden, zoo mogelijk onder het zingen van de meest schunnige liedjes. Juist als de „actrice” haar allerlaatste kleedingstuk uittrekt, gaat het licht uit of verdwijnt zij van het tooneel onder het hysterisch gekrijsch van de toeschouwers-massa, die van dergelijke kunstuitingen nimmer genoeg krijgen.
Deze foto toont zulk een Burlesk-theater in het hartje van New York. De titel van de revue is „Drie aardige gordeltjes” en als speciale aanbeveling voor het kunstlievend publiek wordt met koeien van letters bekend gemaakt: Waar de „strip tease” Amerikaansche Kunst is!




Typeerend is, dat elk beginnend verval van een cultuur door de geheele wereldhistorie heen werd gekenmerkt door een losbandigheid op sexueel gebied. Dit geldt met absolute striktheid, zoowel voor de cultuur en de hegemonische hoogtepunten van geheele rassen, als voor die van bepaalde volkeren. De ingewijden weten wat er in Athene omging voor de Grieksche cultuur samen met het intern verrotte rijk ineenzeeg. Het verging den Romeinen in den tijd na Julius Ceasar niet anders. Namen als die van Caligula en Messalina zijn spreekwoordelijk. De Italiaansche laat-Renaissance en Frankrijk ten tijde van Louis XIV..... hetzelfde. Als juiste graadmeter fungeert niet zoozeer wat er gebeurt, dan wel wat er geschreven wordt in literatuur en tooneelkunst van die dagen. De literatuur kan pas met wufte geschriften te voorschijn komen, zoodra bepaalde verhoudingen universeel worden goedgekeurd. Als wij dezen graadmeter aanleggen, is het oordeel tevens geveld. Practisch alle tooneelstukken (buiten de Peter Pan’s en een enkele herleefde Shakespeare) in de Londensche theaters handelen over sexueele verhoudingen van iedereen met iedereen. De befaamde tooneelstukken van Noel Coward en andere der „sophisticated briljant young writers” hebben als éclatant einde, dat iedereen met iedereen blijkt in bed te hebben gelegen.





Een advertentie voor het maandblad „LOOK”...!

Als belangrijkste artikelen worden op den omslag aangeprezen een veelbelovend verhaal „Waarom geboorte-beperking” en een reclame-artikel over Sovjet-Rusland. Het blad kondigt trots aan, dat het een oplaag heeft van meer dan anderhalf millioen en dat het Amerikaansche publiek (bij uitstek de jeugd!) in de eerste zes maanden van 1939 bijna twee millioen dollar betaalde om dit sluipend gif in zich op te nemen. Of het ook werkt, als er maar Joden achter zitten!


In Amerika is de situatie enkele graden erger. Waar Theodore Dreiser begon en een storm van verontwaardiging verwekte met „The Genius”, volgen nu dichte drommen met aan het hoofd Ernest Hemingway, John dos Passos, en de meer moderne der detectiveschrijvers, die hun romans verluchten met veel cocktails en veel korte, doch hevige verhoudingen. Een blad als „Esquire” bevat meer duivels suggestieve pornografie in één aflevering, dan alle clandestiene blaadjes in Holland tijdens hun heele leven bij elkaar gezameld hebben.

Hand in hand met dit algemeene verval van zeden gaat een langzaam verworden der kunst op alle gebied. In bladen van „standing” als de „New Yorker” bijvoorbeeld, en „Esquire”, waarvan vooral het eerste speciaal lezers heeft in de kringen der New Yorksche Society, treffen wij teekeningen aan van zulk een Jiddische afstootendheid, dat ons de haren te berge rijzen. Het blad „Esquire” moet, dit is bij den eersten blik duidelijk, redactioneel, zoo niet financieel, in handen zijn van Joden.



Een helder inzicht in het sluipende gif, dat op deze wijze, via zinnenprikkeling, of liever, samen met zinnenprikkeling, den lezer wordt ingegeven, krijgt men, bij het lezen der vele artikelen. Niets doet een intelligent mensch méér gelooven aan het bestaan van een internationale Jodencentrale, werkend volgens de richtlijnen, belichaamd in de protocollen van Sion, dan het onverbloemd nihilisme van deze artikelen. Zij breken alles af. Schrijvers als een mijnheer „Nathan”, welke zijn artikelen pousseert als „saytre”, trekken van leer tegen het leger, tegen deugd, tegen godsdienst en tegen eergevoel. De opgave om één opbouwend artikel in „Esquire” aan te wijzen zou een onmogelijke taak zijn. De jeugd, die honderdduizenden exemplaren van „Esquire” gretig leest, is na enkele jaren van deze lectuur rijp voor alles...... behalve voor een redelijk staatsburgerschap.









Maar het gevaarlijke feit blijft bestaan, dat dit soort van Amerikanisme een ontzaglijke aantrekkingskracht heeft. De jeugd, die nog geen gave des onderscheids bezit en niet met een bepaalde traditie is vergroeid geraakt, likt dit Amerikanisme op zooals een hond bouillon. Alleen met dit verschil, dat de hond van bouillon aansterkt en de jeugd van dir soort geestelijk voedsel tot geestelijke ontbinding overgaat.

Wie enkele jaren lang en van jongs af aan, dit laatste is een zeer belangrijke restrictie, dit soort „cultuur” heeft genoten, is er met geen stokken af te slaan. Onze geheele jeugd, vooral die uit de zoogenaamde betere kringen, is ook thans met geen stokken van dit Amerikanisme af te slaan. Een mensch verslaaft en aan, zooals aan cocaïne en gaat er aan ten onder, zooals hun geliefde Bix Beiderbecke er aan ten onder ging. De moeilijkheid is echter de oude waarheid: „men vangt meer vliegen met een lepel honing dan met een vat azijn”.

Het plichtsgevoel, dat van den mensch in nieuw Nederland en nieuw Europa zal worden vereischt, is bij lange niet zoo zoet-aanlokkelijk als de Amerikaansche cocktail en song-stroop. Elke propaganda voor een krachtig Europa stuit op de van Amerikanisme verzadigden af. Zij haken met hart en ziel naar hun gramofoonplaten, naar Geraldo en „The sensational trumpet of Henry James”. Zij zwijmelen bij Dina Shaw en drinken de geschriften van Hemingway, de zoetigheden van Michael Arlen, en de experimenteele waanzinnigheden van James Joyce.



Uit dit gezichtspunt bekeken is het een daad van wijs beleid geweest de radio’s verbeurd te verklaren. De jeugd van H.B.S.-en, Gymnasia en Universiteiten voerde een permanente anti-demonstratie in het fluiten van de laatste songs van de overzijde van den oceaan, van „Dark Magic” af tot en met „Coming in on a Wing and a Prayer”.

De radio stelde hen in staat het cultureele contact met de Angelsaksische wereld levendig te onderhouden en zoolang dat contact tevens bestaat, worden zij elken dag verstevigd in hun bestaande mentaliteit. Er bestaat geen kiem van verrotting zoo gevaarlijk en zoo besmettelijk als die van het Amerikanisme.

Men kan van de verdwaasden zelf niet verwachten, dat zij hun fouten zullen zien en het contact afsnijden. Daarom wordt het thans voor hen gedaan. Maar wij mochten wèl verwachten, dat de ouders, die nog in de ware Europeesche tradities geworteld zijn, het dreigende gevaar van het Amerikanisme zouden onderkennen. Er bestaat hier geen tusschenweg. Er moet gekozen worden:

Een Europeaan zijn, die zich bezint op zijn plichten als zoodanig.... of in een rozigen cocktail-roes ten onder gaan met land en volk.... met Europa!