Amsterdam I Augustus 1944.1


Geachte Collega's,

Jullie "leader" over de labbekakken had ik zelf niet beter kunnen schryven en dat zegt wat, want ik ben ook journalist, uit welken hoofde jullie tot myn collega's behooren. Ik vind jullie een rotwoord, zoodat je zeker wel goed vind, dat ik tutoyeer, ook weer als collega, in het enkelvoud.
Of ik dien journalist, die o zoo verschrikkelyk anti-duitsch is (duitsch schryf ik altyd met een kleine letter, kwestie van niveau) en die toch maar zoetjes aan het eind van de maand zyn salaris opstrykt voor zyn hand- en spandiensten aan Z.H. Goebbels ken ? En òf ! Ik behoor zelf tot dat stelletje. Doodsbenauwd zyn we voor onzen N.S.B.- (kapitaal, zetter !) directeur, het zoontje, en voor broerlief en schoonzoon van den eigenaar, die deze keer op het verkeerde paard wedde. We loopen ze achterna en hebben een goeie dag als ze tegen ons lachen. In ons hart eten we ze rauw, doch toch maar doen wat er gezegd wordt. Bah, ik kots van mezelf. Kun je er tegen? En hoe is onze houding geweest toen je beschermers hier kwamen? Wy, mannen_ ik zeg: mànnen - van het vrye woord, dus altyd de grootste bek, wy waren de eerste groep lieden, die het fiere hoofdje bogen en zich beperkten tot het laf gelispel van ja en amen.
Wy, journalisten - ik heb het beroep trouwens altyd een vullesbak van mislukkelingen gevonden, doch ben zelf niet beter dan de vullesbak of de mislukkeling, net zooals je wilt - hadden een andere houding moeten toonen, die meer in overeenstemming is met de waardering, die onze stomme lezers nou eenmaal, de kaffers, van ons hebben. Onze houding is evenwel geheel conform onze innerlyke labbekakkerigheid en dat je ons te labbekakkek zet, ik geef ge groot gelyk. Want weet je wat er nog by komt en dat heb je vergeten te vermelden, doch doe het alsnog door plaatsing van dit stukje op de meest gelezen pagina van alle officieel verschynende bladen in de nog slechts korten tyd bezette gebieden. Waar was ik ook weer ? O ja.
Strakjes, als het vrye woord weer hersteld is, dan zetten wy, journalisten, weer de grootste bek op en zullen eventjes bepalen wie wel en wie niet een goede, Néderlandsche, houding heeft ingenomen. Past ons dat ? Om de dooie dood niet. Als er nog een klein teentje fatsoen in onze donder zit, dan dienen we en bloc, met uitzondering van enkele Ballusecks en Boskamps, onze vulpennen by den Commander in Chief of the Expeditionary Forces in te leveren en anders moet onze nieuwe Regeering ons maar de laan uitsturen. My persoonlyk kan het niks verdommen, (er mag niet meer gevloekt worden in je blad, verdomd jammer) ik heb geld van mezelf, doch duldde deze jaren alles vanwege een ietwat masochistischen inslag.
Eén ding is zeker: als ìk er wat aan kan doen, word jy strakjes hoofdredacteur van de kampkrant, die in de N.S.B.-kampen zal verschynen, want- en dat verzeker ik je uit den grond van myn hart- je bènt fout... maar verdòmd goed.
Met collegialen groet en de zenuwe, t.à.t.


neen, ik blyf liever anoniem clublid.




[1]Deze brief is met een andere typemachine geschreven dan de meeste overige brieven en documenten. Auteur dus waarschijnlijk niet Willem W. Waterman.
Links boven de brief is met pen of potlood aangegeven: "9/8 44. Blijkbaar van de Telegraaf".