WIE IS DE AANVALLER?

Europa of Amerika?

De Vereenigde Staten van Amerika alleen al zijn een uitermate rijk land. Gezien in continentaal verband, samen met de Midden- en Zuid-Amerikaansche Staten, beschikken zij over alle grondstoffen die zij voor hun volksche en industrieele expansie noodig hebben, op drie na. Een van deze drie is rubber. De andere twee zijn van minder belang. Het overgroote deel van deze grondstofrijkdom wordt gevonden in den bodem van de Vereenigde Staten zelf. Zij hebben een overvloed van ertsen, metalen, steenkool, petroleum, onmetelijke hoeveelheden graan en vee, katoen en vetten. Als er één land ter wereld was, dat tevreden kon zijn met wat het bezat, was dit zonder eenigen twijfel Noord-Amerika. Het land was zoo rijk, dat het zijn „scrap-metal”, dat wil zeggen, zijn afgedankte auto’s, waarvan er vele nog in staat waren om te rijden, zijn oude schepen en oude machinerieën, aan Japan verkocht als afval. Japan had een nijpend tekort aan metalen, vooral aan staal en vulde dit tekort op deze wijze aan. Doch Japan had één geweldig voordeel over de Vereenigde Staten: zijn levensstandaard was buitengewoon laag. Waar een arbeider in Amerika veertig of vijftig dollar in de week verdiende, en in zijn eigen Ford naar zijn werk reed, was de Japansche arbeider tevreden met een dagelijksch maal, dat hoofdzakelijk uit rijst bestond en enkele centen kostte en een rieten dak boven zijn hoofd. Amerika is een land, waarin het gouden kalf boven alles wordt vereerd. Een Amerikaansch arbeider voelt zich pas gelukkig met een Ford, een electrische waschmachine voor zijn vrouw, een college voor zijn twee zoons en een baantje als secretaresse voor zijn vlotte dochter.

De Japanner daarentegen vindt zijn levenswaarde in toewijding voor de grootheid van zijn vaderland en in de vereering van zijn regeerders. De Amerikaan is nimmer verzadigd en wil steeds meer materieel genot. De Japanner is een van nature tevreden mensch. Maar dit diepgaand verschil in. levensstandaard leidde bij concurrentie op de internationale markt tot financieele verhoudingen, die voor de Vereenigde Staten zeer onprettig waren. Een meter bedrukt katoen voor een sarong, kostte aan grondstoffenfabricage in Amerika bijvoorbeeld vier cent, terwijl Japan voor vier cent tien meter kon leveren.

Japan’s Heilige Berg, de Fudsji Yama.


Bij een dergelijk prijsverschil valt er over concurreeren niet meer te praten. Hebben wij allen in Holland niet gereden op Japansche fietsen, onze kinderen niet laten spelen met bespottelijk goedkoop Japansch speelgoed en onze Kerstboomen niet versierd met Japansche ballen en slingers? En dan drukten op deze prijzen nog de transportkosten van Japan hierheen, een zeer hoog invoerrecht plus zeer hooge winsten gemaakt door de importeurs. Een groot gedeelte van de Engelsche en Amerikaansche industrieën, welke slechts werken konden als hun producten werden verkocht in Nederlandsch-Indië en China, Britsch-Indië en Afrika, zagen zich door deze, zich snel ontwikkelende situatie, bedreigd. Invoerrechten volgden snel op elkaar. Niemand hield er rekening mee, dat Japan ook fabrieken had, welke óók werken moesten......

De Japansche vloot in de Stille Zuidzee.


En vanaf het oogenblik, dat Japan gevaarlijk begon te worden als economisch concurrent, vanaf dat oogenblik begon de worging van Japan. Door de heftige beroering, welke wij in de laatste jaren in Europa beleefden, is een groot gedeelte van de prelude tot den grooten strijd in de Stille Zuidzee, welke thans wordt uitgevochten, aan ons voorbijgegaan. De grondstoffen, welke Japan voor zijn nationaal leven, niet eens voor zijn expansie maar alleen voor zijn leven, broodnoodig had, werden niet meer geleverd. Amerika verbood kortweg allen uitvoer van staalschroot, gevolgd door een uitvoerverbod naar Japan van alle metalen. De rubberleveranties werden beknot.
Reeds langen tijd daarvóór had Japan, welks eilandenrijk sedert enkele tientallen jaren niet voldoende ruimte meer bood voor de snel in aantal toenemende bevolking, zijn invloedssfeer, noodgedwongen, uitgebreid over Mantsjoerije.

De langzaam beginnende, maar steeds merkbaarder wordende, economische worging maakte het noodzakelijk, een afzetgebied voor de industrie veillg te stellen, en bepaalde bronnen van grondstoffen, koste wat het kost, te veroveren. Het was geen onberedeneerde machtswellust, welke Japan den aanval op China deed beginnen, het was een kwestie van „to be or not to be”. Japan was met den rug tegen den muur gedrukt. Het moest vechten voor zijn eerste levensbehoeften of.. langzaam worden doodgedrukt.



Economische wurging van Japan door U.S.A.



De opkomst van Amerika


De Vereenigde Staten zijn vanaf den dag van hun ontstaan, en in ruimen zin zelfs door de wijze van hun ontstaan, een expansieve, dynamische en domineerende natie geworden. De Amerikanen zijn een verwend volk. Vanaf den dag, dat de Pilgrim Fathers den Atlantischen Oceaan overstaken in de „Mayflower” en zich vestigden in een smalle strook land langs dien Oceaan, hadden zij voor zich, wat in dien tijd terecht genoemd werd: een land van onbegrensde mogelijkheden, waarvan de faam zich eerst langzaam, maar gestadig sneller over den wereldbol verspreidde. Amerika bood, wat nòch Afrika of Australië ooit hadden kunnen bieden. Het had een ongekend vruchtbaren bodem, wat Australië nimmer heeft bezeten. Het klimaat was in doorsnee gelijk aan dat van Europa. Er waren geen uitgestrekte woestijnen, tropische oerwouden of woeste bergketens, die een doortocht beletten. Het land lag geheel open. Wie avontuur zocht, kon het in onbeperkte mate vinden. Wie land wilde hebben, paalde een stuk af en noemde het van hem en het was van hem. Toen de geweldige stroom van landverhuizers begon, was Amerika grootendeels zoo „zu haben”. Uitgestrekte gebieden waren onbebouwd. Millioenen hectares werden spaarzaam afgegraasd door onafzienbare kudden runderen. Wie voelde, dat de beschaving met geordende steden en spoorlijnen hem vanuit het Oosten te dicht begon te naderen, trok verder naar het Westen.


En dit was Japan’s antwoord!



In Amerika bestonden, naast elkaar, rassen van menschen, die slechts één wet kenden: die der expansie. De wet van den roofbouw, de wet van het „Ga heen en neem”. In de laatste decennia van de negentiende eeuw was alles in opkomst. Goud was ontdekt in Alaska en in Californië. Duizenden „lumberjacks” trokken met uitneembare kampen door de uitgestrekte wouden en velden boomen bij millioenen, zonder te denken aan de consequenties. Alle steden in de Middle-West en het Westen werden in dien tijd van hout gebouwd. De vraag naar hout was voor Europeesche begrippen onvatbaar hoog. De „Cattle-kings”, baronnen van de prairie, die kudden van tienduizenden stuks vee en duizenden hectares grond bezaten, waren onbetwistbare koningen op hun grond. Zij vochten bloedige oorlogen met de overgebleven Indianen en met elkander.
De grootvaders van de huidige generatie van Amerikanen zijn opgegroeid in het besef, dat maar één wet oppermachtig is: die van den sterkste. Die wet gold in de cowboy-steden, in de kampen der lumberjacks, in de duizenden verplaatsbare houten kampen van de menschen, die de tallooze spoorwegen aanlegden. Die wet heerschte later onder die gelukkigen, die steenkool ontdekten op hun land, of petroleum, of koper. De Anaconda kopermijnen werden aangetroffen op het woeste land van den vader van William Randolph Hearst. Is het wonder, dat de zoon in de perswereld de wilde tradities van zijn vader voortzette?...... De Carnegies, de Rockefellers, de Goulds en de Morgans, zij allen brachten op de markt in Wallstreet, in hun financieele doen en laten, in, hun handelsmoreel en in hun inzichten betreffende de buitenlandsche politiek, eenzelfde basis-filosofie tot uiting.
Het is onmogelijk, Amerika goed te begrijpen zonder zich terdege rekenschap te geven van de geestesgesteldheid, waarin generatie op generatie van Amerikanen is opgegroeid. Deze mentaliteit bevat ten eerste een onbegrensde dynamiek en expansiedrang.

Het is het sinds eeuwen ontwikkelde besef, voortgekomen uit de ervaring der voorgaande generaties, dat nieuw terrein voor expansie kàn en mòet worden gevonden, zoodra een bestaand terrein is uitgeput of van bevolking verzadigd.

De Amerikaan kent ten tweede geen tevredenheid. Zijn voorvaderen hebben nimmer geleerd, zich beperkingen op te leggen. Waren zij niet tevreden met wat zij hadden, dan braken zij hun tenten op en trokken, eerst met huifkarren, later met auto’s en trailers, naar nieuwe gebieden, waar zij konden experimenteeren en zoeken wat hun hart begeerde. Dit volslagen gebrek aan beperking, aan zelfbedwang, deze volkomen afwezigheid van tevredenheid met het vele goede dat de aarde Amerika heeft geschonken, is nog steeds een typeerend kenmerk van den doorsnee-Amerikaan. Het kenmerkt den Amerikaanschen arbeider van thans. Het is ook de reden, waarom het gevaar van het communisme in Amerika vele malen grooter is dan in Engeland.

De Engelsche arbeider als Europeaan, is gevoelig voor autoriteit. Hij respecteert, te recht of ten onrechte, nog steeds zijn landheeren, den adel, die boven hem staat, de regeerders met de „Old School Tie”, zijn officieren van Eton en Harrow. Geef den Engelschen werkman zijn huisje, zijn thee op tijd, zijn „local pub” waar hij „ale” kan drinken, over politiek praten en „darts” gooien in het bord aan den wand en hij is tevreden. Hij kent zijn plaats als arbeider en als geen werkloosheid of krotwoningen hem tot wanhoop drijven, is hij volkomen tevreden met zijn lot. Op zijn hoogst droomt hij over een tweedehandsmotorfiets om met zijn vrouw op Zondagen mee naar den zeekant te tuffen. Maar zeg hem, dat hij eigenlijk een auto zou moeten hebben en een electrische ijskast en hij kijkt U aan of het U in den bol is geslagen. Tenminste, zoo was de situatie tot voor enkele tientallen jaren, vóór de gevloekte Amerikaansche film ook de zonen van den Engelschen werkmansstand met materialisme begon te infiltreeren.


Maar heel anders van mentaliteit is de Amerikaansche arbeider. Hij erkent geen sociale autoriteit. Hij gaat uit van het beginsel, dat elk Amerikaan president kan worden en vindt in zijn hart, dat hij, als zijn kansen op het presidentschap blijkbaar mis staan, zooveel mogelijk op andere wijze van dit leven moet profiteeren. Nauwelijks heeft hij een tweede hands Ford om mee naar de fabriek te rijden, of hij droomt al, niet onbelangrijk aangezet door zijn vrouw en zijn zoons en dochters, over een nieuwe Dodge, liefst om des Zondags mee naar een andere plaats te rijden, tweehonderd. mijl verder, waar niemand weet dat hij John Atkins is, arbeider in de staalfabrieken van Pittsburg, om daar met vrouw en kinderen tijdens een paar uur den grooten Hans te spelen. In Amerika ook wordt de vrouw veel meer vereerd dan in Europa het geval is. Ook dit is een rudiment, maar een zeer levend rudiment uit den tijd, dat de bevolking van Amerika in Middel-West en West overwegend uit mannen bestond. Elke vrouw was daar heilig en werd op de handen gedragen. Het gevolg is nog steeds, dat vrouwelijk huispersoneel, zooals wij het in Europa kennen, in Amerika niet te krijgen is. Een tweede gevolg is, dat bijna elke man van eenigen stand verwacht wordt zijn vrouw in het huishouden te helpen als hij thuis komt......


Iedereen en alles jaagt naar een steeds hooger liggend peil. Vreugde wordt alleen gevonden in een vermeerdering van materieel bezit. Een grootere auto, een mooiere radio of een duurdere ijskast. In meer zakgeld, mooiere vrouwen en minder werkelijken arbeid.


De derde kenmerkende eigenschap, die de Amerikaan van zijn voorvaderen heeft geërfd, is het intense gevoel voor de juistheid van het recht van den sterkste en Darwin’s theorie betreffende „The survival of the fittest”. Wie niet voor zichzelf kan zorgen is een sukkel en niemand hoeft medelijden met hem te hebben.


Tot het jaar 1929, het jaar van de groote beurskrach, bestond in Amerika geen staatssteun aan werkloozen, geen sociale wetgeving, geen ziekteverzekering of ouderdomspensioen. Het was nooit noodig geweest. Het land der onbegrensde mogelijkheden bood een ieder kansen, een ieder brood. „Ieder voor zichzelf en God voor ons allen” was bet slagwoord van bet „rugged individualism”. „Help U zelf en God zal U helpen” was de troost voor den ongelukkige, die zonder werk stond. Tot voor 1929 was de situatie, behoudens korte inzinkingen, steeds zoo geweest, dat de man die geen werk had, ook per se niet deugde. Hij was te lui, te oneerlijk, te verwaand of te stom. Wie handiger was dan de man naast hem, ging met den prijs strijken...... Op dezen rijken voedingsbodem groeiden verschillende soorten van extremistisch individualisme, die welig konden tieren, aangezien nergens ter wereld alle elementen van het individualisme zoo met zorg en liefde waren aangekweekt als in Amerika,. waar bovendien de rijpe vruchten zoo voor het plukken hingen.


Wij hooren in Europa veel over het „gangsterdom”, en daarmee bedoelen wij de benden georganiseerde bandieten, die rijk werden door het bedrijven van misdaad ten koste van iedereen, die te zwak was om zich te verdedigen. Maar dit „gangsterdom” bestond niet alleen op het gebied van bekende en aanwijsbare misdaad, zooals moord, afpersing en diefstal, om van kinderontvoeringen maar te zwijgen.


Precies dezelfde geest kwam tot uiting in de manipulaties van de financiers in Wall Street. Wie met aandacht leest de verslagen van ’t Senaatscomité tot onderzoek in de zaken van vele Wall Street financiers, die in de jaren na 1929 failliet gingen of zich voor hun hoofd schoten, denkt na enkele honderden pagina’s, dat hij de producten leest van een aan hersenkoortsen lijdenden, in een zenuwinrichting opgesloten oud-financier, die een soort van drie-stuivers-roman in eindelooze vervolgen schreef, spelend in de Haute Finance van Wall Street. Wij Europeanen, kijken tegen omkooperij aan, als iets wat onder corrupte ambtenaren bij geruchte ooit voorkomt. In Amerika is het een erkend systeem. New York werd tot voor zeer kort openlijk geregeerd door Tammany Hall, een kliek van politici, kranten-eigenaren en groot-financiers, die elkaar op alle mogelijke wijzen steeds steunden. Aangezien de partij, welke verkozen is, in geheel Amerika steeds ook de oude chefs van dienst ontslaat, en de chefs van de eigen partij, daarvoor in de plaats zet, kon het spel van Tammany Hall onbeperkt blijven voortduren. Zij benoemden den chef van politie, hadden rechters, die zij omkochten met een vast salaris, subsidieerden de kranten en hadden heel New York georganiseerd in blokken, met aan het hoofd van elk blok een Tammany-man, die had te zorgen voor een winnend aantal Tammany-stemmen bij elke verkiezing. Zij hadden het heft volkomen in handen. Zij kregen groote sommen geld van de organisatoren van den dranksmokkel, van de organisatoren en eigenaars van geheime nachtclubs, in ruil voor een oogje toeknijpen der politie. Groote bedragen werden betaald door de eigenaars der bordeelen, welker bedrijf in New York van alle onderwereld-bedrijven steeds het meest lucratieve schijnt te zijn geweest. Het leverde zelfs meer geld op en met minder risico dan georganiseerd dranksmokkel. Tijdens dit systeem was alles voor geld te koop. Bouwterreinen en concessies voor het venten met „popcorn”-licenties voor het openen van kroegen en vergunningen voor het aanbrengen van een Neonreclame - dat alles was voor geld te krijgen, mits men den man kende, die de concessies uitreikte.


En dit systeem had niet slechts burgerrecht verkregen in New York City, het was overal in zwang en is nog steeds in zwang, niet alleen bij de verkiezingen voor gemeenten, doch evenzeer bij de verkiezingen voor het presidentschap.
Men moet zich, ik herhaal het, terdege rekenschap geven van de collectieve geestesgesteldheid van het Amerikaansche volk, om de buitenlandsche politiek te kunnen begrijpen. Er is niet eens sprake van een bewuste en weloverwogen politiek, het is een politiek, welke even onverbrekelijk aan het Amerikaansche volk verbonden is, als zijn volkskarakter zelf.
Deze politiek vloeit voort uit het Amerikaansche volkskarakter, is onbewust en niets is onmogelijker daardoor, dan een Amerikaan te laten inzien, dat hij inbreuk maakt op de rechten en de integriteit van een ander volk.





De territoriale expansie


Er is geen van ons, die niet weet, hoe mijl na mijl het geheele gebied van wat thans de Vereenigde Staten is, op de Indianen werd veroverd. Het uitroeien van het ras der Indianen, een goed en krachtig en gezond ras, is een schande, waarover tegenwoordig iedereen zwijgt. De Amerikanen uiteraard, en de rest van de wereld, omdat zij in haar diepste innerlijk weet, dat er toch niets aan te veranderen valt. En waarom weeklachten aanheffen over een ras dat is uitgeroeid? De methoden, waarmee de Indianen werden verdelgd, waren niet van de fraaiste. Het gebeurde, dat strijd tusschen blanken en Roodhuiden werd gevoerd op een faire manier...... maar die keeren bleven uitzonderingen. De heele uitroeiingshistorie is één triest verhaal van het werken met vaten alcohol, waaraan de eene stam na den anderen verslaafde, het besmetten met venerische ziekten, omkoopen en bedriegen.

Generaal Custer’s laatste gevecht tegen het opperhoofd Sitting Bull (1776)


*   *   *


Louisiana werd in de eerste jaren van de negentiende eeuw voor een appel en een ei gekocht van Napoleon, die het te druk had in Europa om naar Louisiana om te zien. Een van de vele lessen waaruit wij, Europeanen, al lang leering hadden moeten trekken. Napoleon en Spanje vochten om een been, waarmee de Nieuwe Wereld lachend ging strijken. Onderdruk deed Mexico afstand van groote gebiedsdeelen. Alaska werd aan een niet bijster intelligent functionneerend Czarisme ontfutseld voor een lachwekkend gering bedrag aan geld. De algemeen verbreide gedachte, als zouden de Vereenigde Staten nooit oorlogen hebben gevoerd, behalve hun Onafhankelijkheids- en Burgeroorlog en dan, vanzelfsprekend, den Eersten Wereldoorlog, is een gevaarlijke dwaling.

Sinds de eerste Engelsch sprekende kolonisten zich vestigden in Virginia en Massachussets, hebben de Amerikanen deelgenomen aan. zeven groote Europeesche oorlogen!

En van alle zeven deze oorlogen zijn zij direct of indirect beter geworden. En steeds ten koste van een of ander Europeesch land. Als iemand deze feiten niet gelooft, laat hij ze dan naslaan in een goed werk over geschiedenis. Deze periode, van bemoeienis met Europeesche oorlogen, eindigde in 1823, na de verovering van Louisiana. Vanaf 1823 tot 1914 valt een periode van militaire rust te bespeuren, althans gezien vanuit Europeesch standpunt. Na 1823 sloot de U.S.A. een verbond met Engeland, betreffende de beheersching van de Oceanen. In die geheele periode dorst niemand de heerschappij van Engeland ter zee aan te tasten. „Bnittania ruled the waves”. De gecombineerde vloten van Engeland en de U.S.A. maakten het voor ieder land, dat wellicht geneigd zou zijn geweest ontfutselde koloniën terug te eischen, een onmogelijkheid iets van dien aard te ondernemen.


Het is omstreeks het jaar 1823, dat de befaamde Monroe-Leer, welke volgens den geest beteekent „Amerika voor de Amerikanen” ontstond en opgeld deed. De territoriale expansie van de U.S.A. vertoont een bijna bewonderenswaardige logica. Bijna alle gebiedsdeelen van Midden- en Zuid-Amerika waren koloniën van Spanje of andere Europeesche landen. Na de verovering van Spanje door Napoleon brak er revolutie uit in de Zuid-Amerikaansche koloniën, welke zich onafhankelijk verklaarden.

Doch onmiddellijk na het einde der Napoleontische oorlogen vertoonde zich in Europa een zeer toe te juichen eenheidsstrooming: verschillende landen wilden de handen inéénslaan om Spanje te helpen, zijn opstandige koloniën terug te winnen.

Op dát oogenblik sloten de Amerikanen overhaast een verbond met de Engelschen, op deze wijze bereikend, dat niemand het kon wagen, een expeditie te zenden naar Zuid-Amerika.

Het was een volgende stap in de verovering van het heele Amerikaansche vasteland. In de eerste jaren der 20e eeuw brak, na het beruchte incident van de „Maine”, waarvan velen beweren, dat het door William Randolph Hearst, den krantenkoning, is veroorzaakt, een kortstondige oorlog tusschen Spanje en de U.S.A. uit, waarbij het zwakke Spanje weer enkele belangrijke eilanden in de Caraibische Zee verloor.


In den oorlog van 1914-1918 viel er voor de Amerikanen aan den Oostkant van hun werelddeel weinig te plukken op territoriaal gebied. Daar plukten zij de renten van hun uitgeleende gelden. Aan de andere zijde was het echter beter. Zij verwierven belangrijke eilandengroepen in de Stille Zuidzee, vooral vroegere Duitsche mandaatgebieden.

Maar sindsdien is Amerika voor een dilemma komen te staan. Als er één land ter wereld is, dat met leuzen van Vrijheid en Zelfbeschikkingsrecht werkt, is het ongetwijfeld Amerika. Nu rijmt het zeer slecht met dergelijke leuzen, wanneer een volk te vuur en te zwaard zijn grondgebied gaat uitbreiden. Canada veroveren kwam niet ter tafel. Canada was alreeds meer Amerikaansch dan Engelsch ingesteld. Men kon trouwens nog geen slag met de oppermachtige Engelsche vloot riskeeren. Een overval op een der kleinste staatjes van Midden- of Zuid-Amerika zou stellig een gehuil van verontwaardiging hebben doen opgaan, over dergelijke wolvenstreken...... trouwens, het strookte niet met Amerika’s omgehangen schaapsvel. Maar tóch noopte de ingeboren en overgeërfde expansie- en veroveringszucht der Amerikanen hen, naar nieuwe terreinen en nieuwe gebieden om te zien. En dan breekt aan de periode der Economische Expansie.


De periode der economische expansie


De rustige periode van 1823 tot 1914, een tijdperk waarin de Amerikanen zich niet mengden in Europeesche aangelegenheden, maar, - beschermd door Engeland’s beheersching der wereldzeeën -, zeker waren van hun eenmaal verworven bezittingen, gebruikten zij voor de grootste economische en industrieele expansie, die de wereld ooit heeft gezien. Het inwonertal steeg met sprongen. Millioenen landverhuizers ut alle deelen van de wereld stroomden binnen. Mijnen werden ontdekt, spoorwegen aangelegd, schepen gebouwd. Amerika’s export begon. Het kon verschillende artikelen leveren tegen prijzen, waartegen geen ander land kon concurreeren. Nergens ter wereld werden runderen zóó vet en zwaar voor zóó weinig moeite en zorg.


Nergens ter wereld kon katoen worden verbouwd in hoeveelheden en tegen prijzen als in de U.S.A., dat honderdduizenden slaven liet jagen in Afrika om aan goedkoope arbeidskrachten te komen. Er was geen grens aan de uitbreiding van elken tak van industrie. Niemand wist op Maandag of hij over veertien dagen niet halverwege het millionnairdom zou zijn. Nergens ter wereld ook vonden landverhuizers zulk een land van melk en honing, zulk een rijkdom aan grondstoffen, die elkaar tot in het eindelooze schenen aan te vullen. Deze gunstige omstandigheden leidden er toe, dat Amerika ten allen tijde de meeste artikelen kon leveren tegen prijzen, welke lagen beneden het Europeesche productiepeil. En de Amerikanen zetten er alles op, om dien voorsprong in lage prijzen te behouden. In hun radio’s, automobielen, ijskasten, hadden zij steeds het voordeel van een geweldig groot afzetgebied. Dit maakt het financieren van groote laboratoria en het salarieeren van eerste klas ontwerpers mogelijk. Het loopende bandsysteem, tot in het alleruiterste doorgevoerd, deed wederom de productiekosten dalen, ook toen de loonen der arbeiders een stijging gingen vertoonen.

Het eerste gevolg van deze ongekende industrieele- en handelsactiviteit was een groote opeenhooping van rijkdommen in de United States. Dit niet zoozeer in den vorm van gebouwen, machines, bezittingen en luxe-artikelen, als wel in den vorm van kapitaal. In de eerste tientallen jaren vond dit verdiende kapitaal zijn weg binnen de grenzen der Vereenigde Staten. Wie geld verdiende, bouwde onmiddellijk een nieuwe fabriek, of een huis, of een winkel.


Er moesten millioenen huizen gebouwd worden, spoorwegen aangelegd. Het nieuwste ontstane kapitaal werd onmiddellijk omgezet en gebruikt als promotor voor nieuwe ondernemingen. Wie geld kon verdienen, kon onmiddellijk aan den slag. Er moesten wegen worden gebouwd, gas-, water- en electrische leidingen aangelegd, telefoonmaatschappijen verrezen. Meer dan een halve eeuw lang leverde het inrichten van het continent van Amerika voldoende werk op om het vlottende kapitaal bezig te houden.
En toen, plotseling, was het verzadigingspunt bereikt. Binnen enkele jaren zien wij, dat de groote levensnoodzakelijkheden van een moderne natie alle bestaan. Spoorwegen, autowegen, telefoonnetten en gebouwen, dit alles staat en behoeft alleen van tijd tot tijd te worden vernieuwd. Dan komen wij in de periode van „Het scheppen van een behoefte”.


Het scheppen van een behoefte

Het overvloedige geld, dat geen voor de hand liggend emplooi .meer kan. vinden, gaat zich werpen op het produceeren van nieuwe artikelen. En dan begint eerst recht Amerika’s „Voorsprong” op de Oude Wereld. Geld is in overvloed beschikbaar voor liet financieren van nieuwe artikelen. Automobielen, vliegtuigen, radiotoestellen, ijskasten en tallooze andere electrische apparaten worden gebouwd bij millioenen. Men rust niet. Er móéten nieuwe binnenlandsche markten komen. Elk Amerikaan een auto! Dan elk Amerikaan een radio en een ijskast. Tot ook hier het verzadigingspunt bereikt is. De vicieuze cirkel weigert zich verder te laten schroeven...... Er komt, onmiskenbaar, een overvloed aan vlottend kapitaal, dat op de binnenlandsche markt geen uitweg weet. Landen, zooals de armere Europeesche, die noch zelf, nóch uit hun koloniën een positieve exportbalans kunnen bereiken, hebben voortdurend te kampen met een gebrek aan contanten. Landen daarentegen, zooals Holland met zijn koloniën, Engeland en nu ook de Vereenigde Staten, beschikken over een geweldig export-overschot, hebben vlottend geld om te investeeren.


En één voor één zien wij nu landen geraken in het web van de Amerikaansche dollar-spin. De Zuid-Amerikaansche staten waren de meest voor de hand liggende slachtoffers. Fier voor zich uit dragend de vaan van de Monroe-leer en roepend:

„Amerika voor óns Amerikanen”,

begonnen zij alles te koopen en te financieren, wat in Midden- en Zuid-Amerika maar eenigszins kans op profijt opleverde. Zij boycotten mijnen tot deze op apegapen lagen, kochten die dan voor een appel en een ei, en gooiden het Chileensche of Urugueesche personeel er uit en plaatsten Amerikaansche ingenieurs er in. Zij kregen den lucratieven kunstmestuitvoer van Chili in handen en bijna alle Chileensche mijnen. Zij kochten wat er in Mexico was aan petroleumbronnen en financierden nieuwe. En langzaam, langzaam, trokken zij het net om de halzen van de regeeringen der Zuid-Amerikaansche republieken strakker aan. De Yankees zijn slim. Zij hebben van de Engelschen geleerd hoe verstandig het is, de wereld niet bruut voor het hoofd te stooten, zoolang het anders kan. Wat weet de gewone man in de straat van het trekken aan de financieele touwtjes achter de schermen? Alle Zuid-Amerikaansche Staten hebben te kampen met een voortdurend gebrek aan geld...... geld...... geld. Wie aan den leiband van Uncle Sam wilde loopen om geld te krijgen, kreeg het in den vorm van leeningen. Wie dat niet wilde, was stout en kreeg geen cent.
De situatie is in den loop der jaren steeds duidelijker geworden. Wat eens door particulieren achter de schermen geschiedde, gebeurt nu al in het openbaar. Het heet „Lend Lease Aid”. Iedereen kan alles krijgen van goeden Oom Sam...... als Oom Sam er maar „vastigheid” voor terug krijgt. Engeland stond voor de noodzaak, dat het onmiddellijk vijftig torpedojagers noodig had, om zijn konvooien te beschermen. Nu is 50 torpedojagers geen kleinigheid. Engeland’s werven waren overbelast en konden ze niet bijbouwen. Geen nood...... Oom Sam haalt ze uit een achterzakje te voorschijn. Vijftig torpedojagers. Niet splinternieuw, maar toch zoo goed als nieuw.


Ze drijven zelfs nog...... Hokus Pokus met het „Lend Lease”-stokje...... Hoepla. Engeland heeft ze. In ruil voor „steunpunten” op verschillende Engelsche grondgebieden. Het moet voor Engeland een bittere pil zijn geweest, een vreemd land, waarmee het economisch al sedert tientallen van jaren op voet van oorlog leeft, vasten voet te moeten geven op zijn territorium. Als er iets is, waarover de Britten in den loop der jaren met blanke wapens hebben gewaakt, dan is het wel over het volkomen integere behoud van hun kostbare steunpunten. Maar Engeland móét...... staat voor de barre noodzaak.
Het spel van Amerika is een wonderlijk spel. Nog nimmer is zulk een prachtig spel vertoond. Wapens leveren aan Jan en alleman. En hoe meer wapens er geleverd worden, hoe meer er verdiend wordt. Kunt U niet betalen? Niet erg. We geven onbeperkt crediet...... als Lend Lease. Na den oorlog rekenen we wel af. De Yankees hebben in den vorigen oorlog een les geleerd, die zij niet vergeten hebben. Zij leenden gigantische sommen uit. Gaven cred.iet aan iedereen, die koopen wilde...... en wilden hun geld na den oorlog terug. Zij hebben bitter ervaren in de jaren nà 1929, dat geld alléén niet gelukkig maakt. Ze weten dat al het goud der wereld in de kluizen van Fort Knox hun tien millioen werkloozen niet aan den slag help. Zij weten dat slechts één ding een natie en een volk baat, dat is werk! Werk voor alle hens. Dat houdt het dreigende communisme op een afstand, dat maakt een volk krachtig en steeds rijker.
En de Dollar-spin in haar web volgt nu een geheel nieuwe en véél duivelscher tactiek dan in den vorigen oorlog. Met Engeland is een overeenkomst afgesloten. Engeland bouwt de oorlogsschepen en Amerika de handelsschepen. Nietwaar?

Iedereen zucht van verbazing over die nobele Amerikanen, die Engeland zoover vertrouwen, dat zij het alle oorlogsschepen laten bouwen. Maar na dezen oorlog zijn het de Amerikanen, die lachen kunnen, als zij hem zouden winnen. Dan zijn Engeland’s slagschepen en kruisers evenzoo veel verloren kapitaal. Met een slagschip kan men geen graan of erts vervoeren en geen scheepsladingen auto’s naar Europa brengen...... Amerika verzekert zich een geweldige handelsvloot. Amerika verzekert zich nog meer. Als na den oorlog hier in Europa alle leege magazijnen moeten worden aangevuld met voor milliarden aan goederen, die tijdens dezen oorlog zijn opgebruikt...... dan zal het Amerika zijn, dat het leveringsmonopolie heeft. De landen van Europa kunnen, met een gedeprecieerde munt, betalen tot den laatsten cent toe...... Amerika levert.
De Amerikaansche Spin heeft alle uitgeweken regeeringen verklaringen laten onderteekenen, waarin zij zich verbinden, in ruil voor door Amerika tijdens en na dezen oorlog te verstrekken hulp, den economischen opbouw van alle Europeesche landen aan Amerika over te zullen laten: En ieder weet, wat dat zal beteekenen. Géén industrieën voor Holland. Philips mag niet worden opgebouwd...... Stilliggende fabrieken blijven stilliggen. Wilt U auto’s? Machines? Kunt U kant en klaar uit Amerika krijgen.

Iedere Nederlander behoorde te weten, wat een feit is, dat deze overeenkomsten bestaan óók voor kleeren, schoenen en meubilair.

Alles wordt gedaan om na den oorlog de Amerikaansche industrie aan het draaien te houden. Europa...... betaal. Maak zelf niets. Laat Uw eigen arbeiders werkeloos slenteren. Amerika’s industrie zal werken en leveren wat ge noodig hebt. Jas en broek? Een paar schoenen? Een radio?...... Geen geld om een radio te koopen? Geen zorg. Wij geven U crediet. In ruil voor wat financieele beleggingen in Uw land. Wij willen in Holland wel een fabriek bouwen...... met Hollandsche arbeiders. Maar met Amerikaansch kapitaal natuurlijk. De winsten komen in de zakken van Oome Sam.
Dit is geen gechargeerd beeld, voortgekomen uit het brein van een koortslijder, of een man, die lijdt aan een „Untergang des Abendlandes-roes”. Dit is een. heldere weergave van een duivelsch knap opgezet plan om, via het almachtige geld, de heerschappij over de wereld te veroveren. Dit plan is zoo knap, omdat juist is ingezien, dat alleen arbeid een volk rijk maakt. Amerika zal na den oorlog werken, produceeren en verdienen. De andere landen mogen koopen en betalen. En steun trekken. En zijn er thans nog menschen, die beweren, dat Amerika géén worgende greep toepast op ons allen?


Atlantic Charter is slechts vlagvertoon


Met deze wetenschap, zooals boven verduidelijkt in den geest, worden de fraai klinkende clausules van het befaamde Atlantic Charter, in Augustus van het vorige jaar door Churchill en Roosevelt plechtig afgekondigd, tot evenzoovele leege phrasen. Een vlagvertoon, bestemd om het volk in breede lagen te fascineeren, terwijl het in economische boeien wordt geslagen. Hieronder volgt de tekst van het Atlantic Charter. Links de vertaling van den letterlijken tekst, rechts het commentaar.

1)    Beide landen zullen geen enkele territoriale uitbreiding nastreven van welken aard ook.1)    Waarom ook? Brengt last en geen geld in het laatje. Veel beter om te verkoopen en met de vrijheidsvaan te wuiven.
2)    Zij wenschen geen enkele territoriale verandering te zien welke niet in overeenstemming is met de vrijelijk uitgesproken wenschen van de betrokken volken.2)    Prachtig, prachtig. Kost niets en klinkt mooi. Verkoop overzee gaat ongehinderd verder.
3)    Zij eerbiedigen het recht van alle volken om zich den regeeringsvorm te kiezen, waaronder zij willen leven en wenschen de souvereine rechten en de onafhankelijkheid teruggegeven te zien aan zoodanige volken, die daarvan door geweld zijn beroofd.3)    O yeah? Vermoedelijk zou er een lichte deining komen, als enkele landen zich een nationaal-socialistischen staatsvorm zouden willen kiezen? Of een staatshoofd, dat import uit Amerika botweg weigerde.
4)    Zij zullen, met gepasten eerbied voor hun bestaande verplichtingen, voor alle staten groot en klein, overwonnenen en overwinnaars op gelijke voorwaarden den toegang bevorderen tot alle bronnen der eerste grondstoffen, waaraan de wereld behoefte heeft in het belang van haar welvaart.4)    Natuurlijk. Vanzelfsprekend. Iedereen kan die grondstoffen...... koopen. Het crediet leveren de USA wel. De winsten nemen zij op den koop toe.
5)    Zij wenschen de volle samenwerking te bevorderen tusschen alle naties op economisch gebied teneinde aan allen verbeterende arbeidsvoorwaarden, economischen vooruitgang en de sociale zekerheid te waarborgen.5)    Je kunt iets wenschen te bevorderen tot je doodsbed toe. Het zal wel bij een vurig wenschen blijven. Tot iets méér verbinden de heeren zich tenminste niet.
6)    Zij hopen, dat na de definitieve vernietiging van de nationaal-socialistische tyrannie een vrede gevestigd worde, welke aan alle naties de middelen zal verschaffen om in rust te leven binnen haar eigen grenzen en aan alle menschen in de geheele wereld de garantie zal geven, dat zij hun eigen leven kunnen leven, bevrijd van vrees en bedreiging.6)    Hoort hen hopen...... Hoop kost niets. Van deze Geloof-, Hoop- en Liefdeclausules kunnen er onbeperkte hoeveelheden worden ingelascht, zonder dat het tot iets verbindt of verplicht.
7)    Een dergelijke vrede zal aan allen gelegenheid geven om de oceanen te bevaren zonder hindernissen of belemmeringen.7)    En hier bouwen we op bovenvermelde Hoop voort. Verondersteld dat een dergelijke vrede komt...... dan...... Rozig verschiet......
8)    Zij gelooven, dat alle naties ter wereld, zoowel om realistische als om geestelijke redenen zullen moeten komen tot een afstand van het gebruik van geweld. Daar geen enkele toekomstige vrede gehandhaafd kan worden, indien de wapenen te land, ter zee en in de lucht blijven aangewend door de naties die met geweld buiten hun grenzen dreigen of kunnen dreigen, gelooven zij, dat in afwachting van een zeer wijd permanent stelsel van algemeene veiligheid de ontwapening van zulke naties noodzakelijk is.8)    Zulke schurkachtige naties toch. Nee, dan de Vereenigde Staten. Die vechten niet met kanonnen die zoo’n akelig lawaai maken, dat het de heele wereld opvalt. De Amerikaansche Jood worgt met het zijden koord van zijn geldbuidel. Er moet méér en méér ontwapend en méér en méér economisch, geluidloos, uitgezogen worden.


Na dit zakelijk commentaar blijft er van de fraai klinkende Atlantic Charter weinig tastbaars over. Wij kunnen uit al deze, volkomen onweerlegbare feiten, slechts één conclusie trekken: De politiek van de Vereenigde Staten is de meest sluipend-agressieve, die mogelijk is. Zonder zelf al te veel te wagen, filtreeren zij binnen in het economisch leven van de wereld. Zij stelen, zij worgen. Geldmacht kan alléén met een andere geldmacht bestreden worden. Iedereen weet, dat de strijd van een klein lichaam tegenover een overmachtig geldlichaam hopeloos is. Dan kan men zich slechts op één manier verweren: met de wapens. Clausewitz zei eens, dat de oorlog een horizontale verlenging was van de diplomatie. Als deze faalde en een „deadlock” was bereikt, moest de zaak verder met de wapens uitgevochten worden. Zoo is er ook geen wezenlijk onderscheid in krachtmeting der volkeren tusschen den economischen en den militairen oorlog.

Wordt een volk, zooals het Duitsche of het Japansche, of een heel continent, zooals Europa, economisch aangevallen en doodelijk bedreigd, dan zal het, als het daar geen economische wapens tegenover kan stellen, zich met de blanke wapens moeten verdedigen.
Dit is, wat thans geschiedt.
En Amerika was en is en zal zijn:
DE AANVALLER!



K 1128