Japan en Australië 1


DE situatie om Nederlandsch Indië heeft buitengemeen interessante aspecten. Daar is natuurlijk allereerst het probleem van den laatsten zeeslag in de Koraalzee, betreffende welken zeeslag gedurende een week een berichtgeving om den aardbol is geseind, die zonder parallel is wat duisterheid betreft, - of het zou de zeeslag in het Skagerrak moeten zijn. Wij herinneren ons, als den dag van gisteren, hoe, in de eerste dagen van de Duitsche invasie van Noorwegen, de aether weergalmde van Engelsche oog-, oor- en schietgetuigenverklaringen van een zeeslag in het Skagerrak, die ten zeerste werd bemoeilijkt doordat het Skagerrak ten naastenbij was gedempt met wrakken van Duitsche schepen. Deze vliegende reportage hield destijds dagenlang aan en getuigt voor het inventieve vernuft der Angelsaksische propaganda, daar er nimmer een zeeslag van eenig formaat in het Skagerrak is geweest ten tijde der Duitsche invasie.
      De Japansche berichten noemden namen en tonnage der in de Koraalzee tot zinken gebrachte schepen. De geallieerden hebben, tot op heden, geen enkele specificatie verschaft. Nu kan men in aanmerking nemen dat de Japansche letters der scheepsnamen moeilijk te ontcyferen zijn, een verklaring, die wij, tot ons niet gering amusement, dezer dagen met interesse vernamen, maar dit alleen kan nauwelijks een verklaring zijn voor het volkomen ontbreken van elke specificatie van geallieerde zijde. De meest verwoede Anglomaan kan, na het zoolang zwijgen der Angelsaksische admiraliteiten, op zijn hoogst aannemen, dat deze zeeslag onbeslist is gebleven, - hetgeen voor de geallieerden al erg genoeg zou zijn.
      Belangwekkender is echter het probleem, welk lot Australië te wachten staat. Voor de hand liggend is natuurlijk een Japansche invasie. Er is echter een tweede, zeer interessante mogelijkheid, die overweging verdient. Ten tijde van den Amerikaanschen Onafhankelijkheidsoorlog (toen de Amerikanen door Frankrijk werden gesteund) werd door een Franschman steeds betoogd, dat het in Frankrijks voordeel was, dat de Amerikaansche koloniën niet onafhankelijk werden. Dwaas als dit op het eerste moment ook moge schijnen, getuigde dit van een diep inzicht. Immers, op het oogenblik, dat Amerika onafhankelijk werd, zou Engeland vrij zijn geweest, zijn totale zeemacht tegenFrankrijk te keeren, ongehinderd door de noodzaak een leger in en verbindingen met Amerika te onderhouden. Identieke overwegingen kunnen in het geval: Australië voor Japan een rol spelen.
      Zoodra Japan Australië bezet heeft, kunnen de Vereenigde Staten zich terugtrekken op Hawaii, van welke basis uit operaties zouden kunnen worden begonnen zoodra de U.S.A.-vloot voldoende sterkte zou hebben bereikt. Anderzijds wordt Engeland ontheven van de noodzaak, de lange en gevaarlijke verbindingen met Australië via Ceylon en Zuid-Afrika in stand te houden. Van Japansch standpunt bezien, kan het strategisch veel profijtelijker zijn, Amerika en Engeland te laten varen op de geweldige verbindingslijnen Hawaii - Sydney en Ceylon - Kaapstad - Sydney, (we laten dan het toekomstige lot van Ceylon nog buiten beschouwing) en, zelf over centraal gelegen havens beschikkend, vrije jacht te houden onder de tonnage van de tegenpartij.
      Of dit een juiste politiek is, hangt volkomen af van de verhoudingen op het zee-oppervlak. Als Japan oppermachtig is ter zee, kan het de Amerikaansche pogingen, een expeditieleger en een luchtmacht in Australië gestationeerd te houden, tot een uitputtende en doellooze verkwisting maken. Japan kan zonder moeite een groot percentage van de Engelsche tonnage tot zinken brengen...... zónder zelf een expeditieleger in Australië op de been te moeten houden. Voelt Japan zich voldoende krachtig, dan kan het zelfs Australië tot een rattenval maken voor geallieerde troepen, door tot een tevoren bepaalde grens geallieerd materiaal in Australië toe te laten, zonder ernstig daartegen op te treden, om dan, tegelijk met een onverwacht offensief, alle aanvoerlijnen radicaal af te snijden.
      Deze politiek, die in harmonie schijnt met de Oostersche mentaliteit, wordt te aanlokkelijker, naarmate Japan zijn vlootsteunpunten verder naar de vleugels van het front verschuift. Heeft Japan eenmaal Ceylon in handen, dan kan het b.v. speelsgewijze de Engelsche verbindingen met Australië afsnijden. Op den anderen vleugel maakt het bezetten van Nieuw Guinea en de Salomons-eilanden de bedreiging van de Amerikaansche slagaders gemakkelijker.
      De Japansche inlichtingendienst in de Stille Zuidzee is steeds een wonder van accuratesse geweest: de Japanners wisten a.h.w. méér van Guam en de andere Amerikaansche steunpunten af, dan de Amerikanen zelf. Het is redelijk aan te nemen, dat Japan binnen zeer enge grenzen, weet, welke productie- en aanvoer-mogelijkheden Australië heeft en welke legersterkte er op elk bepaald moment aanwezig is. Beschikkende over deze gegevens, moet het voor Japan - bij beheersching van het zee-oppervlak - een aanlokkelijk spel lijken, in het centrum van het eigen front een vacuum te laten, waar de tegenstander onder luid gejuich zijn materiaal heen verscheept...... slechts om het Japan in handen te laten, als dit oordeelt, dat het moment voor toeslaan gekomen is.
      Immers: een snelle bezetting van Australië door Japan brengt het op dit oogenblik terreinwinst, zeker. Maar zij brengt tevens wél langere verbindingslijnen, doch niet bijzonder veel meer grondstoffen en zou een geweldige verlichting zijn voor den tegenstander, die zijn front tot op de helft kan inkorten, beteekenen.
      Bij deze verhoudingen is het zeer wel mogelijk, dat een bezetting van Australië door Japan oogenschijnlijk merkwaardig lang op zich kan laten wachten.

W. W. W.





[1]Artikel uit „De Residentiebode” (’s-Gravenhage , 21-05-1942).