Nieuwsbrief 30

Nieuwsbrief 31
als pdf

Nieuwsbrief 32

Register van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Apriana

Nieuwsbrief nr. 31
ISSN 1386-6451
juli 2008 - 15e jaargang nr. 2



Een uitgave van Hans & Ton Kleppe en Roger Schenk, buitengewoon honorair leden van het Bob Evers Genootschap
redactieadres: Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP PAPENDRECHT - internetredactie: nieuwsbrief@apriana.nl
http://nieuwsbrief.apriana.nl




INHOUD :
Nieuws van de redactieTon Kleppe & Roger Schenk
Column: Hoogst Conveniërende OmstandighedenGert Huber
Een grote fan van 16 jaarSamuël de Wit
Lang gewacht, stil gezwegen...Roger Schenk
Brief aan EsmeraldaWillem W. Waterman en Roger Schenk
Verslag van de tweede „Dag van de Jeugdhelden”Hans Kleppe
(Gast)column: Bunkers zijn weer helemaal in!Dolly Rijllart
Humbeek aan de Willebroekse VaartWilfried Igné
Bob Evers ook op hyves!Roger Schenk
Column: Onder het vergrootglas (nieuwe serie 4) :
Familieverhoudingen onder het vergrootglas
Geerten Meijsing
RedactievergaderingRoger Schenk




Nieuws van de redactie
Ton Kleppe & Roger Schenk


De tweede Dag van de Jeugdhelden

Op 26 april j.l. vond de tweede editie van de „Dag van de Jeugdhelden” plaats. Plaats van handeling was ditmaal Nieuwegein en het Bob Evers Genootschap had alleen Hans Kleppe afgevaardigd. Zijn (foto)verslag treft u elders in deze Nieuwsbrief aan.


De langverbeide CD „De schepper van Bob Evers leest voor en zingt” is verschenen!

In week 25 viel hij dan eindelijk in de bus: de CD die ons door Peter J. Muller en Frans Verpoorten jr. beloofd was op 9 december 2007!
„Wij van het Genootschap zijn tevreden met dit resultaat en spreken van een geslaagde actie,” aldus voorzitter Muller.
Roger Schenk, bij wie overigens nog een zéér beperkt aantal CD’s te bestellen is, recenseert deze eersteling van het Bob Evers Genootschap in deze Nieuwsbrief.


Nog meer bestelbaar spul.

Eveneens nog zéér beperkt verkrijgbaar zijn de vrijwel gratis boekjes met de puzzeltocht door Amsterdam, zoals die door de deelnemers aan de lustrumbijeenkomst op 9 december 2007 is afgelegd; deze zijn tegen vergoeding van portokosten à € 1,76 te verkrijgen bij Ton Kleppe.
Datzelfde geldt voor de Blijvende Herinnering aan die dag, zoals hiernaast afgebeeld. Hieraan zijn helaas wat meer kosten verbonden: € 15,00, inclusief verzending.


Peter de Zwaans nieuwste boek is verschenen.

En ook Peter de Zwaan heeft weer nieuw werk doen verschijnen, helaas geen Bob Evers, maar wel een thriller die er mag zijn: „De Charlsville Jackpot”. Als thrillerauteur ontwikkelt De Zwaan zich steeds verder; vrijwel elke nieuwe thriller is weer beter dan de voorafgaande... Dat had nog bijzonder leuk kunnen worden als hij niet na deel 50 met de Bob Evers-serie was gestopt...
Hoofdpersoon is wederom Jeff Meeks, die we ook al kennen uit „De voeder” en „Duivelsrug”. Op zijn tocht door de States komt Meeks toevallig in aanraking met Charls Crisp, die ettelijke miljoenen heeft gewonnen in de Amerikaanse lotto en die nu afgeperst wordt door een van zijn eigen zonen.


Hallo Hansweert.

Op 11 februari j.l. verscheen er op de website hallohansweert.nl een kort artikel, genaamd Bob Evers in Hansweert. Het artikel is te vinden in het Nieuwsarchief van voornoemde site en maakt duidelijk hoeveel moeite wij fans soms hebben om historische locaties uit de serie terug te vinden, omdat de situatie ter plekke vaak nogal veranderd is sinds het verschijnen van de serie.
De website is - aldus de toelichting - in het leven geroepen om Hansweert op een realistische, maar positieve manier onder de aandacht te brengen; een website die ook fungeert als een kruispunt van wegen of als wegwijzer om bezoekers door te sluizen (!) naar de websites van Hansweertse verenigingen.


The Making Of... De Bob Evers Strip als weblog.
Sinds 6 december 2007 is de weblog
The Making Of... De Bob Evers Strip online. Een weblog (meestal kortweg blog genoemd) is een elektronisch dagboek, dat iedereen kan inzien. Veelal wordt zo’n blog gebruikt door vakantiegangers, die het thuisfront op de hoogte houden van hun belevenissen. Wat zouden de ouders Roos, Prins en Evers een stuk rustiger geslapen hebben als hun zoontjes een blog hadden kunnen bijhouden vanaf hun onbewoonde eiland!
Maar goed, op de onderhavige blog houdt Hans van Oudenaarden de vorderingen van de nieuwe Bob Evers-strip(s) bij en gunt ons allerlei kijkjes in de keuken van de striptekenaar. Zo weet de hele wereld sinds kort dat het in de jaren ’70 zo populaire stripblad Eppo komend jaar weer gaat verschijnen én dat daarin de voorpublicatie van „Een overval in de lucht” zal plaatsvinden!
Overigens zal „De strijd om het goudschip” komend najaar in boekvorm verschijnen.
Hans van Oudenaarden is niet de enige striptekenaar met een eigen blog: ook Marc Verhaegen, jarenlang de tekenaar van Suske en Wiske, heeft zo’n elektronisch dagboek, waarin hij op 12 mei de loftrompet steekt over zijn collega Hans van Oudenaarden!

Advertentierubriek „In de Roos”.
In de vorige Nieuwsbrief wilde de redactie peilen of de behoefte bestond aan het opnieuw opnemen van de advertentierubriek „In de Roos”. Blijkbaar bestaat die behoefte niet, want aangezien de redactie het overweldigende aantal van nul reacties ontving, heeft zij besloten om geen nieuwe advertentierubriek op te nemen.
De redactie verwijst jullie graag naar sites als eBay, Marktplaats en Veilingkijker!

Merkwaardige manoeuvres rondom John Beringen.
John Beringen, onze gewaardeerde (en onderscheiden) mede-lijster die in december j.l. in Amsterdam zo aardig „preekte” en onlangs op de Bob Evers Mailinglist nog een thread opende m.b.t. de boeken Fort B en Ruilmatroos, schijnt in vreemde omstandigheden te verkeren.
De redactie kreeg een anonieme tip binnen waarin werd beweerd dat John tegenwoordig sekteleider is. De tipgever/-geefster heeft ons ook enige foto’s doen toekomen die e.e.a. zouden bevestigen. Naar verluidt zouden deze foto’s geschoten zijn op een afgelegen terrein dat door iedereen gemeden wordt en waar zich m.n. ’s nachts angstaanjagende (wellicht rituele) taferelen zouden afspelen. Wij hebben de foto’s bestudeerd en met zekerheid vastgesteld dat het inderdaad om John Beringen gaat die is afgebeeld en vragen ons o.a. af wat hier gaande is en vooral wie deze dame is. Uiteraard heeft de redactie contact gezocht met John. Na een moeizaam gesprek liet deze echter weten op dit moment geen commentaar te willen geven, maar later met een verklaring te komen. Wij houden u uiteraard op de hoogte, zodra wij naden van kousen weten!



In Nieuwsbrief 31 vindt u - behalve de al genoemde items - een bijdrage van een leerling van het Johan de Witt-gymnasium in Dordrecht, die uit de doeken doet waarom hij in deze tijd, waarin (te) veel van zijn leeftijdgenoten óf helemaal niet meer óf alleen hype-achtige boeken als Harry Potter lezen, zijn hart heeft verpand aan Bob Evers, een artikeltje van Roger Schenk over de vriendensite hyves, een pas ontdekte brief van onze eigen Willem, een nieuwe bijdrage van Wilfried Igné over Humbeek en natuurlijk de traditionele column van Gert Huber, de gastcolumn, die ditmaal verzorgd wordt door Dolly Rijllart, en alweer een nieuwe aflevering „Onder het vergrootglas” van Geerten Meijsing.
De eerstvolgende Bob Evers Nieuwsbrief, nr. 32 alweer (een wereldberoemd getal!), verschijnt in januari 2009.
Kopij graag uiterlijk in de maand december 2008 inzenden naar nieuwsbrief@apriana.nl.






Hoogst Conveniërende Omstandigheden
Gert Huber


In zijn boeken geeft Van der Heide herhaaldelijk af op zijn collega-schrijvers, die in hun werk te weinig rekening houden met de realiteit van alle dag. Zo zouden hun hoofdpersonen altijd voldoende muntjes voor de openbare telefooncel op zak hebben en immer direct een taxi vinden als de situatie zulks verlangt. Inderdaad worden onze helden meer geplaagd door de onvoorspelbaarheid van de werkelijkheid, maar er zijn ook bij hen wel degelijk uitzonderingen waar kunstgrepen nodig waren om een schijn van realiteit te handhaven.


In de BE-serie zijn veel beschrijvingen van niet voor ieder vertrouwde gebeurtenissen uiterst realistisch. Zo las ik onlangs een verslag van een ongeluk met een ertstrein in de Verenigde Staten. Door weigerende remmen op een heuvel ontspoorde één ertswagen, waarna alle andere wagens er door- en overheen geduwd werden, zodat een grote puinhoop van erts en verwrongen staal ontstond. Deze in detail beschreven gang van zaken komt uiterst nauwkeurig overeen met hetgeen Van der Heide over de Mexicaanse treinongelukken vertelt, hoewel het Amerikaanse gebeuren beduidend complexer was, met meerdere (radiobestuurde) locomotieven en een door een rubber afdichtring verstopte remslang.

Veel andere schrijvers van avonturenboeken hebben geregeld een min of meer bijzondere omstandigheid nodig om de verhaallijn de beoogde richting te geven. Ik zou een dergelijke constructie een Hoogst Conveniërende Omstandigheid willen noemen - kortweg een HCO.
Maar ook Van der Heide ontkomt af en toe niet aan de HCO - de duidelijkste plek die ik me zo herinner, is tijdens de juwelenjacht, na het kwijtraken van de bewegingsvrijheid en vijf kisten met lompen en metalen. Bij de ontsnapping uit de droogkamer zijn maar liefst twee HCO’s nodig.

De auteur had duidelijk lol in het aannemelijk maken van dit technische hoogstandje. Je zíet hem gewoon in de weer met melkflessen onder de kraan om het debiet ervan te meten. (Voor de jongeren onder ons: in die tijd werd melk verkocht in glazen flessen van precies een liter). Hij moet geschrokken zijn van de uitkomst van de berekening van het aantal uren of dagen dat het zou duren om de ruimte vol te laten lopen met behulp van normale waterkranen. De scène was echter te mooi om te laten lopen, dus moest er wat geforceerd worden.

De eerste HCO laat Dalmonte’s handlangers niet gewoon de kisten open maken om de juwelen te zoeken, waarna ze bij gebleken afwezigheid daarvan zeker teruggegaan waren naar ons drietal, maar stuurt hen met gevulde, onberoerde kisten de weg op naar Dalmonte, aldus de jongens ruim de tijd gevend voor hun tijdrovende en gecompliceerde ontsnapping.

De tweede HCO is het plotselinge opduiken van een soort brandkraan met een onwaarschijnlijke wateropbrengst (meer dan alle andere kranen tezamen!) in de droogruimte en zelfs de leergierige Jan vraagt zich niet af wat dat ding daar doet en hoe een eenzaam huis op een verlaten plek aan zoveel waterdruk komt. Deze laatste HCO zorgt voor een acceptabele vollooptijd, zodat de scène uiteindelijk min of meer realistisch kan worden gebruikt en de verhaallijn verder kan, tot lering en vermaak van de Gezonde Hollandsche Jongens, die zoals we allen weten zonder uitzondering opgegroeid zijn met en op het water, zodat ze geen enkele moeite hebben om het hele ontsnappingsgebeuren te volgen.





Een grote fan van 16 jaar
Samuël de Wit


Door mijn docent Latijn werd mij gevraagd een stukje voor de Bob Evers Nieuwsbrief te schrijven, wat ik natuurlijk erg leuk vind.
Al op jonge leeftijd werd ik door mijn ouders en mijn zus enthousiast gemaakt voor de Bob Evers-serie. Niet alleen die serie, maar nog vele andere leuke series overigens. En na het lezen van mijn eerste boek had ik geen verdere aanmoediging meer nodig. Het zijn stuk voor stuk boeken die waarin je niet kunt stoppen met lezen, bijvoorbeeld „Drie jongens en een caravan”. Het begint allemaal heel erg normaal wanneer zij een caravan moeten testen, maar het wordt een heel avontuur als er geld in een van de reservewielen van de bijbehorende auto blijkt te zitten.
Ik houd persoonlijk niet zo van die boeken die tegenwoordig grote hits zijn. Magie, fictie en thrillers zijn nou niet echt iets voor mij. Het schijnt allemaal heel bizar te moeten zijn voor het echt wil verkopen. De Bob Evers-serie heeft geweldige verhalen waar je als jonge jongen ook nog van kunt slapen.





Lang gewacht, stil gezwegen...
Roger Schenk


... en toen toch nog tamelijk onverwachts een CD gekregen!
Een CD die de betaalde 15 euro meer dan waard is.
Om bij de buitenkant te beginnen: bij de CD zit een boekje van 8 pagina’s: twee teksten, een van Peter J. Muller en een van Geerten Meijsing, die het hoe en het waarom van deze CD verklaren en acht foto’s.
De CD zelf laat Willem aan het woord, die de eerste 40 (Van Holkema & Warendorf)-pagina’s van „Arie Roos als ruilmatroos” voorleest. Wat een genot om De Meester Met De Grote Knevel vijf kwartier lang te horen voorlezen! Minstens net zo interessant is de inleiding van het verhaal, dat ons niet alleen een indruk geeft van de werkwijze van Willem, maar ook van zijn manier van praten, vol onafgemaakte zinnen en anakoloeten:

„Speciaal voor het Bob Evers Genootschap neem ik nu op: een groot gedeelte van het begin van Bob Evers dr... (!) vijfendertig, pardon, „Arie Roos als ruilmatroos”. De eerste 13 pagina’s hiervan zijn definitief, dus die eh... En de rest, na pagina 13, daar begint hoofdstuk (!) 14, Subtropische rausjpartijen, dat is wat ik noem het klad. Soms schrijf ik hele hoofdstukken vrijwel ineens in de schrijfmachine, maar als het moeilijk is, dan maak ik eerst toch een kladje. Namelijk het eerste hoofdstuk is altijd, bij elk Bob Evers-boek het lastigste, zeker bij de trilogieën, omdat ik er altijd op sta, dat a)   de actie zo snel mogelijk begint, maar ik dikwijls voor het probleem sta dat het een voortgang is, een continuatie dus, van daarvóór gebeurde scènes met ook intriges en personen die doorlopend in de serie voorkomen, waardoor ik genoodzaakt ben om op een zo gecondenseerd mogelijke manier de lezer in het verhaal te brengen.
We gaan dus nu van start.
Het is vandaag de 21e februari 1975, ik zit bovenop mijn werkkamer in Den Haag. Het eerste hoofdstuk heet: Schatgraven of schatduiken?.

Helaas zijn die eerste 13 pagina’s van het manuscript net niet definitief genoeg om de volgende prachtige passage, die duidelijk maakt waarom Willem niet bepaald geliefd was bij zijn collega-schrijvers binnen en buiten de grachtengordel, in de boekversie op te nemen:

„Cuba. Daar moeten we niet wezen.”
„Neenee, dat laten we aan Harry Mulisch over.”
„Och man, die heeft tegenwoordig wel wat anders aan zijn kop. Die heeft eindelijk een dochtertje gekregen en daar koopt-ie nou de hele dag bromtollen voor.”
„WAT een gedrag voor een revolutionaire intellectueel. Eh...”
Rikkers keek op van zijn geteken: „KIJKEN jullie nou of niet?”
„Jaja, oh, jaja.”
„Nou, vanaf de zuidpunt van Florida [...]”

In de Van Holkema & Warendorf-versie van deel 35 is bovenstaande passage als volgt samengevat op blz. 19:

„Cuba. Daar moeten we niet wezen.”
„Nee.”
„Maar vanaf de zuidpunt van Florida [...]”

Sinds het verschijnen van de CD is er op de Bob Evers Mailinglist reeds het nodige gespeculeerd over de datering van de typoscripten van de delen 34 en 35, mede naar aanleiding van een van de bijgeleverde foto’s, waarop Willem te zien is met de boekuitgave van „Bob Evers belegert Fort B” in zijn handen en die volgens het bijschrift gedateerd zou moeten worden in 1973, terwijl de eerste druk van dat deel het jaartal 1977 vermeldt. Maar: het gebruik van het woord „eindelijk” in de passage over Mulisch’ dochter wijst op de geboorte van zijn oudste dochter, Anna, in 1971. (Een tweede dochter, Frieda, werd geboren in 1974, maar in zo’n geval gebruik je niet de omschrijving „Die heeft eindelijk een dochter gekregen”). Zou Willem al in 1971 aan het typoscript zijn begonnen? Dat zou dan wonderwel overeenkomen met de periode van ca. acht jaar die Willem in het interview met Pamela Koevoets noemde; d.w.z. de periode tussen het schrijven van „Cnall-effecten in Casablanca” (en een deel van „Een zeegevecht met watervrees”) en van „Bob Evers belegert Fort B”!
In de beroemde Kleppemap III („Wetenswaardigheden over Willem Waterman”) is op blz. 259 een brief te zien aan de omslagontwerper van „Bob Evers belegert Fort B”, een zekere Marek. In die brief legt Willem uit hoe hij zich de omslagillustratie voorstelt, maar de brief is helaas ongedateerd.
Na exact 36 minuten is Willem op de CD toe aan hoofdstuk 2, dat hij als volgt inleidt:

Ja, nu begint het tweede hoofdstuk; dat heet Subtropische rausjpartijen. Ik heb al gezegd: „Het is een kladje, dus je hebt best kans dat de zinnen niet helemaal perfect lopen, maar dat maakt het wel origineler, dacht ik.”

Soms maakt Willem bij het voorlezen wel eens een klein foutje: „voetschorend” i.p.v. „schoorvoetend”, maar een kniesoor die daarop let. Nou ja, er is in elk geval één kniesoor die het hier opschrijft...
Onbetwist hoogtepunt van de CD is het moment waarop Willem zijn zelfgemaakte tekst van „Ketelmien” begint te zingen (Van Holkema & Warendorf-versie, p. 40-41; in de Eekhoorn-versie - waar het eerste deel van het hoofdstuk overigens Aanval op een doos wasgoed heet en het tweede deel Subtropische kloppartijen - ontbreekt het hele lied).
Maar Willems opmerking na dit lied is genoeg om je van spijt de steeds spaarzamer wordende haren uit het hoofd te trekken:

„Ja, en helaas is de tekst niet verder, het lied is wel langer, maar hier eindigt op dit moment de tekst van Bob Evers numero 35. Ik zal er zo snel mogelijk - nu heb ik er weer een enorme zin in, nu ik het voorgelezen heb - zien dat ik het boek af krijg, wat ook de bedoeling is. Dan heeft Zwaan [... onverstaanbaar ...]”

Wat als Willem nou meteen (in 1971) was voortgegaan met het manuscript? Dan was de tekst van „Ketelmien” waarschijnlijk nog een stuk langer geworden...
Maar wanneer is die dekselse Willem dan nou verder gegaan met het voltooien van „Arie Roos als ruilmatroos”? Dat moet welhaast vele jaren later zijn geweest: achter in het boek wordt deel 36, „Kloppartijen in een koelhuis” alvast aangekondigd. En aan laatstgenoemd deel is Willem pas in 1978 begonnen, want op blz. 9 van het typoscript - niet in het uiteindelijke boek - wordt de 5-1-overwinning van Nederland op Oostenrijk (Córdoba/Argentinië, 14 juni 1978) genoemd!
Hoe het ook zij, met die laatste opmerking zijn Willem en zijn luisteraars meteen bij het einde van deze CD, de eerste in een reeks Bob Evers Genootschap-edities, gekomen.
Die Zwaan, die Willem tenslotte noemde, is overigens niet de ons zo welbekende schrijver, maar de (toenmalige) eigenaar van Unieboek, die Willem indertijd had verzocht om nieuwe Bob Evers-deeltjes te gaan schrijven.






Brief aan Esmeralda
Willem W. Waterman en Roger Schenk


Vanzelfsprekend sloegen beide nieuwe Bob Evers-deeltjes „Bob Evers belegert Fort B” en „Arie Roos als ruilmatroos” in 1977 en 1978 in als een bom! Niet alleen bij Uitgeversmaatschappij De Eekhoorn, die de rechten op alle bestaande en toekomstige Bob Evers-boeken bezat en anno 2008 nog steeds bezit (overigens een merkwaardige constructie, die het verdient om eens nader bestudeerd te worden door kundige juristen: rechten op boeken die nog niet eens zijn geschreven?), maar ook in de toenmalige bestsellerlijsten, zoals onderstaande, onlangs boven water gekomen brief aan ene Esmeralda bewijst. De redactie weet niet wie er achter deze fraaie naam schuilgaat, maar omdat zij zeer geïnteresseerd is in dames in alle soorten en maten (en heus niet alleen beroepsmatig!), zou zij zeer graag in contact komen met genoemde dame, of op z’n minst met mensen die deze dame kennen of gekend hebben.
De brief stamt uit 1978, toen „Arie Roos als ruilmatroos” al een tijdje in de winkel lag. Willem is - terecht - nogal trots op de verkoopcijfers van zijn twee recente Bob Evers-titels, en kondigt in deze brief de verschijning van „Toen ik een nieuw leven ging beginnen” (waarvan de ondertitel door de uitgever enigszins is gewijzigd teneinde het germanisme uit te bannen) aan. Overigens kon Willem anno 1978 nog niet bevroeden welke vlucht de computer zou nemen en dat er fanatiekelingen zouden zijn die al zijn schrijfsels zouden scannen en/of downloaden, waarna het met een paar drukken op de knop eenvoudig is om te constateren dat zijn schatting van 90.000 woorden een beetje aan de ruime kant is: het zijn er op de kop af 76.262; zelfs met de 4260 woorden van het weggevallen hoofdstuk Orgie in een failliete kroeg erbij geteld, kom je bij lange na niet aan de 90.000.
Voor ik de brief hieronder (in facsimile en in transcriptie) weergeef, waag ik het om mijn droefenis uit te spreken over het feit dat het boek „De Man die Vrouwen Begreep” nooit is verschenen: Willem dacht nou wel dat alleen vrouwen een boek met een dergelijke titel zouden aanschaffen, maar ik kan de lezer verzekeren, dat ook wij mannen graag een paar nuttige tips hadden willen krijgen van die ene man die vrouwen begreep...


Willem W. Waterman
Per adres Henk Meier
Oldenzijlsterweg 1
Oldenzijl,(Groningen)
     9986 XM


Bijzondere Esmeralda,

          Waar moet ik nou godsnaam ergens beginnen?

Misschien is het kernpunt, waar alles om draait wel mijn diepe overtuiging dat voor een beroeps-boekenschrijver de noodzaak bestaat, om een hoop dingen mee te maken, want je kunt toch eigenlijk alleen maar goed schrijven over dingen waar je wat van àfweet, niet? Al die tegenwoordige melkmuilen komen niet verder dan het verhaal “dat ze zo’n ongelukkige jeugd hadden” en dat het hen een keer gelukt om een juffrouw in bed te smoezen. En dan zijn ze uitverteld. Bij mij doet zich het ongewone voor, dat het meemaken van dingen tot op de dag van heden dóórgaat (zonder dat ik daar krampachtige moeite voor hoef te doen) en tegen dag ik aan het ene einde materiaal in mijn boeken heb opgebruikt, is er méér aan het andere einde bijgegroeid.

          Wat dat betreft heb een pakhuis vol aan indrukken en belevenissen in het geheugen zitten, waar ik tot aan mijn dood mee vooruit zou kunnen. En ik weet zeker dat ik nog 30 jaar te leven heb - tot vreugde van mijn vrienden en woede van mijn vijanden - dus ze kunnen met mij hier in Holland nog wat meemaken.

          Ik heb nu eindelijk - want die dingen heb je niet vrij in de hand - twee verschillende en eerste klas uitgevers: Unieboek in Bussum en Peter Loeb. Bij Unieboek zit ik sinds maanden met twee titels van de nieuwe Bob Evers-serie op de Bruna Best-sellerlijst, met als gevolg natuurlijk, dat ze nu drammen en dwingen om me voor 1 januari twee nieuwe titels af te laten schrijven. Goed - dat doen we dan maar.
          Veel leuker persoonlijk vind ik, dat nu op de pers ligt een pil van 90.000 woorden bij Loeb, met de onmogelijke titel:

                    TOEN IK EEN NIEUW LEVEN GING BEGINNEN
                    en andere waar gebeurde verhalen
                         uit de 50-er jaren,

en dat moet in October in de boekwinkels liggen, met een inleiding van Joyce en Co. En Loeb zit óók alweer over een volgend boek te dwingen.

          Dat is nou allemaal heel leuk... maar het verrekte van uitgevers is nu eenmaal dat (tenminste bij mij is dat altijd zo geweest) ze me eeuwig en altijd boeken willen laten schrijven waar IK geen zin in heb. En als ik een roman klaar heb waar IK alles in zie, dan willen ze er niet aan... tot er jaren later weer een andere uitgever ontwaakt die loeit:

                    “Dat is het boek waar ik al jaren naar op zoek ben!”

De enige manier is dan maar, om koppig net zolang je eigen zienswijze aan te houden tot je uiteindelijk je zin krijgt. En tot dusver is me dat redelijk gelukt. Het is wel een heerlijk vak, hoor - daar niet van - ik zou geen ander willen, en waarom zou ik me druk maken? Om geld verdienen? Jezus, mijn vrouw erft vanzelf een smak geld - mijn zoon studeert in Delft en mijn dochter Sylvia zit als secretaresse op een van de duurste Haagse advocatenkantoren, en dat is ook nog een schoonheid om te zien. Auto’s heb ik gehad in mijn playboytijd en interesseren me nauwelijks meer en aan mooie meiden ben ik ook gewend. Dat ik kan schrijven hoef ik al lang niet meer te bewijzen, en indruk op mensen maken... daar lach ik om.

“Boeken schrijven is het eenzaamste vak dat er bestaat. Een kunstschilder kan rustig een gek verhaal aanhoren, en intussen gaat dat penseeltje rustig door. Een auteur kan helemaal geen gelul aan zijn kop hebben. Maar als dat boek eindelijk áf is, dan wil hij met duizend mensen achtereen praten en dat heeft hij ook nodig - en dan zit hij dagenlang in de kroeg.”

Nu heb ik - buiten de gewone productie om - twee boeken in mijn hoofd, met twee fascinerende titels:

“Het feest der Vaderlozen ”
En:
“De Man die Vrouwen Begreep”

Die tweede titel kan helemáál geen enkele vrouw laten liggen, want een man die vrouwen begrijpt...? dat bestáát niet. Zo’n boek móét gekocht worden.

          Die boeken wil ik samen met een vrouw schrijven. De geldcondities interesseren me niets... het gaat bij mij altijd weer om het spel en niet om de knikkers.

          Dáár wou ik het met jou in de eerste plaats eens over hebben. En kom nou niet aanzetten met de opmerking: “Hoe stel je je dat voor?” want er zijn vele manieren denkbaar om dat aan te pakken. En je moet ergens beginnen, nietwaar?

          Ik ga morgen hier uit Drachten weg, en werk verder bij mijn oude makker Henk Meier (feature-redacteur van het Nieuwsblad van het Noorden) adres zie boven. Eventueel antwoord dáárheen.

Oja. Zijn telefoonnummer (je weet nooit) is: 05954-4358.

Maar je hebt natuurlijk al wel begrepen, neem ik aan, dat ik niet eeuwig door Holland blijf rondzwalken - ik doe dat nu even om die twee Unieboek-boeken op gang te krijgen. Zogauw dat loopt, val ik terug in mijn normale tweespaltig patroon: Den Haag - Amsterdam - vice versa.
en nou maar zien
(ik hoop dat je er een touw aan kunt
vastknopen - voor mij is het heel logisch,
maar niet voor iedereen)



Willem.



Neenee - der is nog wat, sufferd die ik ben.

Ik heb altijd de intuïtieve indruk gehad, dat er diep in jou een talent zat, dat er nooit helemaal goed is uitgehaald. Vandaar. Dan hebben we er allebei een.
WWW

(Met dank aan Frank Engelen voor het ter beschikking stellen van deze brief).






Verslag van de tweede „Dag van de Jeugdhelden”
Hans Kleppe


Om meteen maar met de deur in huis te vallen: ondanks alle inspanningen van de organisatie was de opkomst, net als vorig jaar, uiterst teleurstellend.
Vorig jaar kon men de magere opkomst nog wijten aan de toenmalige locatie (Dinxperlo) of de extreem warme aprilmaand, maar nu was er een locatie, centraal in het land, maar ook dat was niet genoeg om de mensen uit de tuin of van vakantie te houden. Jammer toch weer, want het is een prima georganiseerd evenement!
Volgens een bekende voetballer: „Elk nadeel heb se voordeel”: dat ging in dit geval ook op, want door de teleurstellende opkomst was er weer net als vorig jaar voldoende tijd voor de liefhebbers om hun strips van teksten en tekeningen te laten voorzien door het duo Frank Jonker en Hans van Oudenaarden, zoals onderstaande foto’s laten zien.






Bunkers zijn weer helemaal in!
Dolly Rijllart


Onlangs verscheen in de pers het bericht, dat er kunstschatten met een miljoenenwaarde in een bunker onder de duinen bij Zandvoort zouden liggen. Helaas bleek dit bericht een 1 april-grap te zijn. Voordat dit bekendgemaakt werd, had ik al inspiratie gekregen om mijn gedachten over de bunker-trilogie eens op papier te zetten.

Schitterend, zoals Willy van der Heide dit nieuwe avontuur van Arie, Jan en Bob neerzet. Het eerste boek, „Kunstgrepen met Kunstschatten”, begint, zoals zoveel verhalen bij één van de jongens thuis. Jan is balkjes aan het zagen voor zijn bed, terwijl Arie bezig is om dubbel prikkende priklimonade te maken met behulp van een sifon. Een deskundige uitleg - typisch Van der Heide - over hoe de sifon werkt en dan staat Arie de fles ook nog eens te schudden! Het resultaat is prikkerig en plakkerig.

Arie’s vader vraagt de jongens bij hem op kantoor te komen en hier wordt alles even op zijn kop gezet. Tot nu toe rolden onze vrienden zelf in een avontuur, tot afgrijzen van hun ouders, maar nu zegt Pa Roos dat hij zelf maar eens voor een avontuur zal zorgen. Dit lijkt een slechte 1 april-grap, maar als Arie zijn vader vraagt, of dit een nieuw soort humor is, blijkt het bittere ernst te zijn!

Er wordt gesmokkeld, voor grof geld, aan boord van de Roos-boten en de vader van Arie is als de dood, dat dit zal uitlekken en dat zijn schepen aan de ketting worden gelegd. Hij vraagt het drietal dus, of ze erachter kunnen komen, wát en door wie er wordt gesmokkeld. Arie (wie anders) laat er geen gras over groeien en smijt de welbekende knuppel in dat inmiddels beruchte hoenderhok. Deze methode werkt echter ook averechts en wel zó, dat ze door kapitein Holdert van boord worden gezet.

Hierna komt er een nieuw soort personage ten tonele: iemand die nóg slimmer en nóg brutaler is dan Arie Roos. Jawel, de „kunstmagnaat” Kresse! Ach, die prachtige woordspelingen: „„Wat is een kunstmagneet?” vraagt Bob”. Deze Kresse die ijskoud de jongens afbluft (hoe kan het ook anders, als alles „vierkant” aan de man is) en Bob en Arie weet op te sluiten in die mooie hifi-kelder. De vrienden zijn ook niet voorbereid op de vechttechniek van de Amerikaanse militair genaamd Jerry.

In Tirlemont steken de drie het wèl slim aan de steel, zodat zij één schilderij weten te bemachtigen. Iedere keer als ik het stuk lees over het vastbinden van de hondenman op zijn hotelkamer, schiet ik weer in de lach. De jongens worden voor een nieuw probleem gesteld: hoe moet je iemand met een kunstgebit een prop in de mond doen?

Het tweede boek, „Bombarie om een Bunker”, speelt bijna geheel op één plek, het dorpje Humbeek in België. In de meeste verhalen wordt vaak en ver gereisd, maar in dit deel niet. Toch vind ik het ongelooflijk spannend. De scene met de geheimzinnige kamer met het matglas vind ik onvergetelijk. De gevechten in de modder, de stromende regen, het glibberen en glijden langs de dijk, het verdwijnen van de Ford (Jan is wanhopig: dekt de verzekering dit wel?), Bobs verzwikte enkel, Jans gebroken middenhandsbeentje, en Jerry die ervandoor gaat in de Ferrari, het ziet er wel héél slecht uit. Als dan ook nog het huis van Kresse in de fik vliegt, lijkt echt alles mis te gaan. Fantastisch zoals dit verhaal is geschreven, je voelt bijna zelf de bemodderde (lange onder)broekspijpen en de nattigheid. Dit verhaal schreeuwt gewoon om verfilming. Wel even iets anders dan Kapitein Rob of Pietje Bell.

Maar het brein van Arie Roos werkt onverminderd voort, ook al heeft hij alleen een bemodderd stuk kaas om op te kauwen. Als Kresse arriveert, weet Arie hem zó te bewerken, dat hij de jongens 10.000 gulden geeft! Daarna keert het tij en na wéér een gevecht in de modder en de truc met het ontstekingsveertje, heeft het drietal toch een voorsprong, nl. 10.000 gulden op zak, een pistool én een auto, een Ferrari nog wel.

De ontknoping in het derde boek, „Ali Roos als Arie Baba” begint ook weer met een prachtig idee van Arie Roos. Want, waar nu heen? Geniaal zoals Arie weer een oplossing vindt: met een briefje van duizend! Jan krijgt natuurlijk bijna een lekke hartklep, maar onze vrienden weten op deze manier, waar de twee bemodderde Amerikanen logeren in Antwerpen en ze gaan zelf ook op zoek naar een hotel aldaar.

Door de verschillen tussen de twee hotels aan te geven, wordt mooi verwoord, dat het de vijand niet meezit. Terwijl de jongens eten bestellen uit de nachtkeuken, kunnen badderen naar hartelust en voor een habbekrats wat schone kleren hebben aangeschaft, krijgt Jerry meteen ruzie met de hoteleigenaar, omdat er ’s nachts geen heet water blijkt te zijn. Bekvechtend met Parsons probeert Jerry zich op te knappen met lauw water en een miezerig stukje zeep, terwijl hij zijn maat eropuit stuurt, om wat te eten te halen. Bob en Jan gaan nog even de drie schilderijen uit de Ferrari halen. Deze ogenschijnlijk onschuldige handelingen zorgen er echter voor, dat het verhaal weer een heel andere kant opgaat en dus ook de hoofdrolspelers. De handdoek die Arie in een handomdraai weet om te toveren tot tulband, vind ik heel grappig, omdat ik het me herinner als iets, wat erg modieus was in die tijd, doordat sommige filmsterren (ik weet zeker: Lucille Ball) voor de camera verschenen met deze hoofdtooi. Ook past het natuurlijk prachtig bij de rol die Arie zichzelf heeft toebedeeld als „pasja Ali Baba”.

Het gevolg is dat Bob samen met Parsons in een stalen buis op een vrachtwagen terechtkomt, die helemaal naar Duitsland rijdt. Hoe verzin je het! Hiermee worden ook weer mooie woordspelingen gemaakt, verdwijnen door de pijp ín te gaan, in plaats van de pijp úít! Jan gaat met hangende pootjes terug naar het hotel, maar wordt er weer op uitgestuurd door Arie, omdat de schilderijen verdwenen zijn. In het café laat Jan weer eens zien, dat pijnlijk correct gedrag niet werkt, zeker niet bij een stel aangeschoten stamgasten. Ook de scène met het stuk worst is om te smullen! Als klap op de vuurpijl komt Jerry ook nog het café binnenwandelen, zodat Jan in wanhoop Arie te hulp roept.

Met een verhaal over een „partij van 60 Oude Meesters” belt Arie brutaalweg ruim 30 kunsthandelaren wakker midden in de nacht en slaagt erin, de opslagplaats te vinden, waarna alles soepel verloopt en het pistool komt goed van pas. De boeven worden opgesloten, de schilderijen én 39.000 gulden worden meegenomen, dit alles in een complete verhuiswagen. Tussendoor ventileert Van der Heide nog even zijn mening over de actualiteit. Jan merkt op dat men het niet eens kan worden, hoe meer er geconfereerd wordt, hoe minder er gedaan wordt, net als bij de Verenigde Naties. Bob heeft ondertussen Parsons als een wegloperige hond aan een stuk paktouw gebonden en uiteindelijk vinden ze de bunker. Een prachtig einde van een heerlijk verhaal en het doel is bereikt: er wordt geen ruchtbaarheid gegeven aan de smokkel! Arie’s vader kan weer rustig gaan slapen, tot het volgende avontuur, dat ditmaal door de vader van Bob wordt opgestart!





Humbeek aan de Willebroekse Vaart
Wilfried Igné
*


Humbeek was tot 31 december 1976 een zelfstandige gemeente en maakt sinds 1 januari 1977 deel uit van de fusiegemeente Grimbergen in Vlaams-Brabant. Het dorp is 7,87 km² groot en telt 3985 inwoners (506 inw/km²).
Humbeek behoort niet tot de algemeen bekende gemeenten. Het is eerder een bescheiden dorp aan de „Willebroekse Vaart”, tussen Mechelen, Vilvoorde en Brussel. Buiten de kleine dorpskern omheen de Kerk vindt men een sterke lintbebouwing langs verscheidene straten. Een tweede kern - karakteristiek voor de dorpen aan het kanaal - ontstond de wijk „Het Sas”.
Door de vernieling van de kanaalbrug tijdens de Tweede Wereldoorlog was de wijk aan de rechteroever van het kanaal, bijgenaamd „Muskepie”, zowat 20 jaar enkel via een veerpont te bereiken vanuit het centrum. Pas in 1968 werd de nieuwe brug geopend. Ten tijde van „Kunstgrepen met kunstschatten” en „Bombarie om een bunker” was er dus inderdaad géén brug, zoals Willy van der Heide het dus terecht beschrijft.
Dankzij de directe tramlijn „H”, (eerst stoom, daarna elektrisch) met terminus bij het kanaal, was Humbeek in de eerste helft van de vorige eeuw bij de Brusselaars een populaire bestemming voor een dagje uit en tijdens de Tweede Wereldoorlog vooral om de karige rantsoenen aan te vullen door „zwart” aan te kopen bij de lokale boeren. De tram werd begin jaren ’60 vervangen door de bus, maar het oude stationsgebouw (recent gerenoveerd als privé-woning) en het tramdepot zijn nog steeds aanwezig.

Westvaartdijk in Humbeek omstreeks 1960: terminus van tramlijn „H” Brussel - Humbeek.

Zicht op het kanaal en de Westvaartdijk tot 1960. Het groot wit gebouw is de Rijkswachtpost. Ter hoogte van dit gebouw lag het schip de Maia, dat Willem in 1951 kocht.

De Willebroekse Vaart (de oorspronkelijke naam voor wat nu officieel het Zeekanaal Brussel - Rupel heet en door de Humbekenaren „de Vaa(r)t” genoemd, maar door Willy van der Heide „de Maritiem” gedoopt) dateert van 1561. Het verbindt Brussel met de Noordzee en is toegankelijk voor kleine zeeschepen, vandaar de naam „Zeekanaal”.
Bij de moderniseringswerken begin vorige eeuw verdween de sluis in Humbeek en een nieuwe sluis kwam enkele kilometers verder, in Kapelle-op-den-Bos. De wijk aan de kanaaloever, het economische centrum van de gemeente, behield wel zijn naam „Het Sas”. De grote kermis op de eerste zondag van juli (St. Rumoldus, patroonheilige van Humbeek) wordt nog steeds „Saskermis” genoemd. De Varkensmarkt met allerlei nevenevenementen op maandag is DE dag om kennis te maken met de Vaartkapoenen of Brassers, zoals de Humbekenaren worden genoemd.
Humbeek, in origine een landbouwdorp, heeft de laatste decennia door de verkavelwoede rond de grootstad Brussel, ook duidelijk een residentieel karakter gekregen. Het landelijke karakter blijft niettemin behoorlijk bewaard, mede door het bijna 160 hectare grote Gravenbos rond het prachtige Gravenkasteel, bewoond door de familie Lunden. De oudste delen van het kasteel, dat niet toegankelijk is voor het publiek, dateren uit het begin van de 17de eeuw. Het onderging heel wat aanpassingen in de loop van de 18de en de 19de eeuw.

Bezienswaardigheden
*

Humbeek bezit naast het Gravenkasteel nog twee kastelen: het kasteel Ter Eiken en het classicistische kasteel Ter Wilder.

*

De Lourdesgrot met kruisweg, gelegen langs het kanaal, is een kopie van de grot in Lourdes, ingewijd in 1954 en gebouwd onder impuls van de kajottersbeweging (=Katholieke Arbeiders Jeugd, KAJ).
De grot werd opgericht door de plaatselijke KAJ als blijvende herinnering aan hun bedevaart naar Lourdes in 1952. Hiervoor stelde de rijke familie Timmermans wonende aan de Westvaartdijk (de vier huizen rechts van de voormalige Rijkswachtpost waren hun eigendom) een stuk grond ter beschikking. Het was een reuze taak dat moerassig stuk land aan de vaart op te hogen. Iedereen, groot en klein, deed aan het werk mee. Met een plechtigheid op 15 augustus 1954 werd de grot ingewijd door Kardinaal Jozef Cardijn, stichter en algemeen proost van de KAJ.
In 1958 werd bij de grot een kruisweg opgericht. De wijding had plaats op 15 augustus 1958 tijdens een plechtige misviering.
Nog elk jaar gaat op 15 augustus een kaarsjesprocessie naar de grot. Zij vertrekt om 20 uur uit de kerk naar de vaart waar men uit alle richtingen bijeenkomt om zich bij de processie aan te sluiten. Aan de grot wordt de predicatie gehouden waarna Marialiederen worden gezongen en aanroepingen gedaan zoals in Lourdes.


De grot van Lourdes te Humbeek, 1958.

De grot van Lourdes te Humbeek, 2008.

Kan. (Kardinaal) Cardijn spreekt de gelovigen toe.

Wetenswaardigheden
*

In Humbeek is de hoofdzetel gevestigd van de Elektro-keten Krëfel, die met 65 vestigingen in België en het Groothertogdom Luxemburg marktleider is.

*

Op 17 mei 1940 vond de slag om Humbeek plaats. Op die dag werd ook, door het terugtrekkend Belgisch leger, de oude vaartbrug opgeblazen. Het hield de Duitse troepen echter niet tegen. Het kwam tot een treffen en in de velden tussen het kanaal en het „Dorp” sneuvelden 39 Belgische soldaten.

*

De Stoeterij van Humbeek, verbonden aan het Gravenkasteel, heeft internationale faam in het kweken van renpaarden.

*

Humbeeks bekendste zoon is Hugo Broos (1952), een bekende Belgische ex-voetballer en voetbaltrainer. De ex-speler van FC Humbeek (één van de oudste Belgische voetbalclubs, gesticht in 1907, stamnummer 39) werd op jonge leeftijd getransfereerd naar RSC Anderlecht. Met Anderlecht won hij als verdediger twee keer de Europacup II en één keer de UEFA Cup. Hij speelde ook met de Rode Duivels (24x) en was er bij toen België als vierde eindigde op het WK in Mexico (1986). Zijn carrière als speler rondde hij af bij Club Brugge. Nu is hij een succesvolle trainer in de Belgische eerste klasse. Broos werd 4x trainer van het jaar: 1992 en 1996 met Club Brugge, 2004 met RSC Anderlecht en in 2007 met RC Genk.

*

Een andere bekende Humbekenaar is tekenaar en cartoonist Brasser, pseudoniem voor Paul De Valck (Humbeek, 6 maart 1937-2001). In 1969 kreeg hij erkenning toen hij de publieksprijs won van de wereldcartoonale van Heist. Later volgden nog andere prijzen. In 1980 kwam er de internationale erkenning in Japan. Paul De Valck was de zwager van Hugo Broos.

*

Humbeek had ook een wereldkampioen en dit in een on-Belgische sport: Bobsleigh. Baron René Lunden, die ook deelnam aan de Olympische spelen van 1936, werd in 1939 wereldkampioen in Sankt-Moritz. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam hij dienst bij de RAF. Hij overleed in 1942 aan de gevolgen van zijn verwondingen nadat zijn vliegtuig door Duits afweergeschut werd neergehaald.

*

Andere bekende Humbekenaren: Birgit Van Mol (nieuwsanker bij de commerciële zender VTM) en Jean-Pierre Van Rossem, de gevallen beursgoeroe en België’s bekendste republikein.

*

Humbeek bezat tot 1975 een Rijkswachtpost. De twee huizen links van het gebouw waren Rijkswachtwoningen. In één van die huizen woonde ooit Hugo Broos!


Willy van der Heide was zeker niet de bekendste persoon die Humbeek bezocht. Zelfs niet de beroemdste Nederlander! Willem van Oranje (1577) en Willem II (1827) waren hem voor. Ook Peter de Grote, Napoleon en Prins Umberto van Italië deden Humbeek aan!

Humbeek, een stil dorp vol verrassingen!

Het huis van smid Jef Verschueren („Jef van Kees”) in de Kerkstraat 229. Links de winkel in ijzerwaren, het café, de twee benzinepompen. De smidse bevond zich links van het café. Gerenoveerd tot woonhuis begin jaren ’70.

Kerkstraat 229 in Humbeek, 2008. Het gebouw tussen de twee huizen (witte poort) is de vroegere smidse van „Jef van Kees” Verschueren.

*

Schrijver dezes is medewerker van „De Dorpsvriend” en „grimbergsnet.com” en lid van de Heemkundige kring „Heemschut” van Groot-Grimbergen.







Bob Evers ook op hyves!
Roger Schenk


Sinds 1 oktober 2004 bestaat
hyves (vrij naar het Engelse beehives, hetgeen bijenkorf betekent), een gratis Nederlandse profielensite, die vooral gericht is op het onderhouden en uitbouwen van een vriendennetwerk. Hyves is vooralsnog met name populair onder studenten en scholieren. Hyves werd opgericht door Raymond Spanjer, Koen Kam en Floris Rost van Tonningen en heeft nu, medio 2008, zo’n 6.500.000 leden.
Het grote voordeel van deze site is, dat je geen kennis van html hoeft te hebben om een zogeheten profiel-pagina aan te maken: dat is een pagina, waarop je informatie over jezelf zet. Het voordeel van zo’n pagina is dat oude klasgenoten en reeds lang verloren gewaande vrienden jouw profiel-pagina kunnen vinden, waardoor oude contacten hersteld worden. Maar pas op! Werkelijk iedereen heeft natuurlijk toegang tot de gegevens die je op je pagina plaatst; zelfs de politie maakt gebruik van hyves om verdachten op te sporen.
Maar wat kun je nou eigenlijk nog meer, behalve honderden online „vriendschappen” sluiten of vernieuwen? Je kunt je eigen blog (zie stomtoevallig ook hierboven, bij Nieuws van de redactie) bijhouden, je kunt alle mogelijke en bij voorkeur onmogelijke polls starten dan wel invullen, je kunt foto’s en filmpjes laten zien, je kunt iedereen laten zien waar je op een bepaald moment bent en wat je doet, je kunt - als het moet - duizenden mensen tegelijk dezelfde boodschap sturen (een van de redenen waarom politici als Jan-Peter Balkenende, André Rouvoet, Rita Verdonk en Geert Wilders ook een eigen hyves-pagina hebben; maar het is natuurlijk nog maar de vraag of de genoemden daadwerkelijk zélf die pagina’s beheren; zo is er ook een 93-jarige Willem W. Waterman uit Den Haag actief op hyves, en ik kan jullie op een briefje - of desgewenst op 48 Hathaway-briefjes - geven dat die pagina in géén geval van de echte Willem is!) en... je kunt een eigen hyves starten over elk denkbaar onderwerp! Ideaal voor mensen die als hobby - pak ’m beet - het verzamelen van parfumkaartjes hebben of graag Ismalun-sigaretten roken, maar in hun kennissenkring helemaal niemand hebben met wie ze over die hobby of voorkeur kunnen praten: die mensen vinden op hyves een hoop gelijkgestemde geesten.
En je kon er „balkenbrij” op zeggen dat er vroeg of laat ook een Bob Evers-hyves ontstond. En inderdaad! Wat zeg ik? Twéé!
Eentje van Edwin Kort en eentje van Jan Roos; de naam van die laatste klinkt als een contaminatie van twee bekende figuren uit de Nederlandse (jeugd)literatuur, maar is dat niet! Ook op zo’n hyves-pagina kun je, zelfs al ben je niet de beheerder ervan, berichten - die heten op hyves om een of andere mysterieuze reden „krabbels” - aan de vaak honderden of duizenden leden van de betreffende „fanclub” sturen. Dat heb ik zelf ook al eens gedaan om bijv. de verschijning van nieuwe Nieuwsbrieven aan te kondigen of het lustrum van het Bob Evers Genootschap. Een ideale manier om, naast de welbekende Bob Evers Mailinglist snel veel mensen te bereiken!
Nu had ik het wel over honderden of duizenden leden, maar om een of andere rare reden hebben beide Bob Evers-hyves nog niet zoveel leden. Maar dat komt misschien nog wel: ik hoop met dit artikel in elk geval een steentje bijgedragen te hebben aan de bekendheid van deze hyves.





Onder het vergrootglas (nieuwe serie 4) :
Familieverhoudingen onder het vergrootglas

Geerten Meijsing


          Het is al vaker opgemerkt: veel leuke meisjes kom je in de Bob Evers-boeken niet tegen, terwijl nu toch wel hardop gezegd mag worden dat Willem W. Waterman een wijventoeker, rokkenjager en verzamelaar was.
Als ik zo even snel met mijn duim langs de titellijst naar beneden ga: een filmster in B4, Lois in de daaropvolgende trilogie, Yettie Sanders, de dochter van de oude heer met de verwisselde autobanden in B11 (ook al zo’n jongensmeisje, stoer en seksloos), mevrouw Straperli in B12 (die moet, met race-auto en al, wel aantrekkelijk geweest zijn, hoewel aan haar uiterlijk verder op geen enkele manier wordt gerefereerd), Lottie in het volgende drieluik over de Grimbosschat (moet ook wel iets aantrekkelijks gehad hebben, vrouw alleen met drie mannen, gangstermeisje, hoewel ook bij haar op geen enkele manier aan de eventuele aantrekkingskracht van haar uiterlijk aandacht wordt besteed). Dan is het pas in „Vreemd krakeel in Californië” dat we een echte interessante dame tegenkomen, het slangenmens Vera V., die ook als seksueel aantrekkelijk omschreven wordt, tussen de regels door, want kennelijk waren ze streng bij Postorderbedrijf van Bob Evers-boeken De Eenhoorn (uitdrukking van Willem zelf). En met Tootsie, het geilige gangstervriendinnetje in het avontuur van Specs Hildebrandt in Amerika, hebben we het wel gehad.
          Er komen wèl veel vrouwmensen of vrouwspersonen in de boeken voor, vaak treffend getekend, zoals de zuster van Hennie Schol of de aardige postmeesteres uit Bromborough, maar daarover een andere keer.

          Het gaat me nu om de families van de drie jongens.
          Laten we beginnen met Bob. Die heeft een kleurloze, patserige vader zonder verdere kenmerken, en een klein broertje dat altijd zei, als hij iets kapot had gemaakt, „Dat was al!” Volgens de voortreffelijke „Apriana” heeft hij ook een moeder, maar die kan ik me niet herinneren en heeft dus weinig indruk gemaakt; ze speelt in ieder geval geen enkele rol van betekenis.
          Interessanter is het bij Jan Prins, die alleen met zijn vader en de huishoudster Marianne in het grote huis aan de Prinsengracht woont. Vader is ex-colonel uit het KNIL. Die vader speelt in een aantal boeken een actieve rol, met name zijn inbraak in het Doelenhotel is spectaculair te noemen. Over de dode moeder van Jan wordt wel eens gesproken, maar meestal wordt het onderwerp kies vermeden. Ze moet jong gestorven zijn, misschien wel in een Jappenkamp en ik vermoed dat ze veel jonger was dan haar man en wellicht een klein beetje Indisch bloed had, dat je bij Jan alleen nog in zijn ogen en zijn haar terugziet. We vermoeden een drama, zeker ook voor de jonge Jan, die waarschijnlijk erg veel van zijn moeder gehouden heeft en voor wie de huishoudster zeker geen surrogaatmoeder is. Het zou kunnen dat door Jans traumatische jeugdervaring bij hem een latente vorm van homoseksualiteit aanwezig is, hoewel Jan tegelijkertijd degene is die het gevoeligst reageert op de aanwezigheid van vrouwen, door te gaan blozen, zijn tekst kwijt te raken, etc. Jan komt duidelijk uit het beste milieu. Ik geloof niet dat Jan en zijn vader over hun gevoelens met elkaar kunnen praten. Jan heeft ook een oom, Munno Prins, die kunstschilder is in Soest en die een akelige veganistische vrouw heeft. Ik denk niet dat ze aan de Prinsengracht veel achting voor deze tak van de familie hebben.
          En dan het enige ‘gewone’ of voltallige gezin, dat van reder Roos. Maar ook hier is de zoon weer enig kind (als we het één keer genoemde kleine broertje van Bob niet voor vol houden). Arie’s moeder wordt hier en daar sprekend opgevoerd. Je kunt je haar, met haar thee en taartjes en bezorgdheid om haar zoon, goed voorstellen; ze is niet onaardig, maar er wordt een klein beetje de draak met haar gestoken, niet in de laatste plaats door zoon Arie zelf, die weinig op heeft met het brave en welgedane gezinsleven (behalve wat het voedsel betreft dan). Arie’s vader, die twee verschillende namen heeft in verschillende boeken, is het oudere evenbeeld van zijn zoon (eigenlijk natuurlijk andersom), joviaal, jongensachtig en vol ideeën. Hij neemt, met desastreuze en komische gevolgen, deel aan de schatgraverij in Zeeland, nadat hij bij een verkleedpartij in een taxi zijn oude schoenen uit het raam van de auto op het Rokin heeft gegooid, iets wat ik hem héél graag na zou doen. Arie’s vader rookt natuurlijk dikke sigaren, rijdt in grote Amerikaanse auto’s, is net als zijn zoon gemakkelijk met geld en heeft duidelijk de meeste en de beste omgang met alledrie onze helden. Het is een geweldig en tegelijk gezellig persoon, iemand in wiens gezelschap je graag zou verkeren, en met zijn zoon heeft hij een continue en vaak geestige dialoog. Je kunt je voorstellen dat ze met elkaar stiekem lachen om de klassebewuste vrouw en moeder die alles wil doen zoals het hoort, en zelfs dat ze met elkaar knipogen om mooie meisjes.
          De lezer kan zelf zijn eigen psychologische inzichten botvieren op de gezinnen waaruit onze helden afkomstig zijn.
          De drie jongens, die verder geen vrienden van betekenis hebben (Jan herinnert zich een klasgenoot die een spreekbeurt had gehouden over de Beulaker en die wist dat je Ronduite gewoon als „Rondute” moest uitspreken), hebben echter nog een vader, vriend en vertrouwensman gemeen, en dat is Willy van der Heide, de auteur. Dat bedoel ik niet in de gebruikelijke zin dat Willem de geestelijke vader van zijn schepsels is. Nee, Willem, die bijna nooit het principe van de alwetende verteller gebruikt (in tegendeel ‘draait’ hij vaak verschillende keren dezelfde scène, steeds door de ogen van een ander personage - ook een geniale truc!), gebruikt in enkele deeltjes de geniale truc om zichzelf in te lassen, wanneer de jongens later het avontuur aan hem vertellen. Daarmee wordt het echtheidsgehalte van de avonturen aanzienlijk verhoogd, en bovendien kan er met afstand op worden terug gekeken, hetgeen ook altijd een verrijking betekent.
          Deze Willy heeft verder geen enkele kenmerken, behalve als ‘oor’; zijn omstandigheden of woonstee worden niet beschreven en hij geeft zelf nergens commentaar. Maar steeds is het een geweldige verrassing, wanneer bij voorbeeld Jan plotseling begint in een nieuwe alinea met „Nu moet u goed begrijpen, meneer Van der Heide ...” Ze zeggen dus meneer tegen hem en tutoyeren hem niet.
          Mijn theorietje is dat, omgekeerd, onze drie helden een soort wenszonen van de auteur zijn (Paul niet te na gesproken), zoals hij ons, de oorspronkelijke leden van het Bob Evers Genootschap, ook behandelde, gebruikte en hielp als een soort aangenomen zonen. Voor ieder van ons heeft hij veel betekend.
          Een en ander moge nog eens aantonen waarom dat oorspronkelijke Bob Evers Genootschap nooit kan aangroeien, alleen maar uitsterven.





Redactievergadering
Roger Schenk


Zoals u ziet, zit de redactie niet stil: tot enkele dagen vóór de verschijning is zij dag en nacht in touw om elk half jaar voor u een nieuwe Nieuwsbrief te vullen met wetenswaardigheden!
Op bijgaande foto (links) een sfeerimpressie van een vergadering ten huize van Roger: Ton Kleppe lijkt geheel verzonken in de lectuur van een deeltje uit de Philip Raack-serie (die gedeeltelijk door Willem is geschreven, zoals wij allen weten), maar blijft intussen opmerkelijk alert! De foto rechts toont u welk een Spartaans dieet de redactie zichzelf heeft opgelegd teneinde bovenstaande noeste arbeid tot een goed einde te brengen: talloze Droste-flikken en zo mogelijk nog meer party-bottles London Tonic, waar tegenwoordig, in deze barre tijden, God betere het, geen hele liters meer in-, pardon: úítgaan, doch slechts 0,75 liter! En mocht een der redactieleden de spontane en onaanvechtbare behoefte krijgen om (weer) te gaan roken, dan is er zelfs aan Prince Albert-rooktabak gedacht!







Nieuwsbrief 30

Nieuwsbrief 31
als pdf

Nieuwsbrief 32

Register van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Apriana