Nieuwsbrief 27

Nieuwsbrief 28
als pdf

Nieuwsbrief 29

Register van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Apriana

Nieuwsbrief nr. 28
ISSN 1386-6451
januari 2007 - 14e jaargang nr. 1



Een uitgave van Hans & Ton Kleppe en Roger Schenk, buitengewoon honorair leden van het Bob Evers Genootschap
redactieadres: Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP PAPENDRECHT - internetredactie: nieuwsbrief@apriana.nl
http://nieuwsbrief.apriana.nl




INHOUD :
Nieuws van de redactieTon Kleppe & Roger Schenk
Column: Ad hoc trekjesGert Huber
Huren in de Hugo de Grootstraat?Roger Schenk & Lex Verhoeven
(Gast)column: Fantasieën over een filmRené Verhulst
Over Gelukkig Gisteren, de vernieuwde website van Marie-José van den HoutMarie-José van den Hout
Duistere Dingen op Duivenvoorde„Fritzi & Bubi”
Enige beschouwingen over Deel 31 en de (mogelijke) betekenis van het getal 411Roger Schenk




Nieuws van de redactie
Ton Kleppe & Roger Schenk



Dag van de Jeugdhelden en ...
Vrij veel verenigingen, clubs en organisaties worden de laatste jaren geconfronteerd met teruglopende bezoekersaantallen; lezen we niet meer of hebben de spaarzame, overgebleven lezers geen zin meer om bijeen te komen, bij te kletsen, te kopen en/of te ruilen? In elk geval heeft een aantal verenigingen, waaronder het jullie allen bekende Bob Evers Genootschap, zich daarom verenigd om op 22 april a.s. een mega-beurs te houden onder de noemer „Dag van de Jeugdhelden”.
En dat is nog lang niet alles! 2007 heeft ons op de valreep nog een jubileum te bieden: op 6 december van dat jaar bestaat het Bob Evers Genootschap op de kop af 35 jaar. Een heuglijk feit, dat onverwijld gevierd dient te worden! Houdt u daarom alvast een plekje vrij in uw agenda van 2007 op zondag 9 december voor een tochtje naar Amsterdam: Oude Storting, here we come...
Nadere informatie over beide evenementen zult u op internet en uiteraard in de volgende Nieuwsbrief aantreffen, maar het is wellicht handig om alvast rekening te houden met beide data.

Bob Evers-strip nr. 2 verschenen!
De Bob Evers-strips hebben eindelijk een nieuwe uitgeverij gevonden; ze zijn verhuisd naar Uitgeverij Boumaar uit Zutphen, die op 21 oktober j.l. het tweede stripverhaal, „Avonturen in de Stille Zuidzee” het licht heeft doen zien; de presentatie van de nieuwe delen vond wederom plaats in Zwolle bij De Boekenhalte; ja, u leest het goed: nieuwe delen! Naast de standaard-edities met zachte en harde kaft zijn er ook een luxe-editie van De Boekenhalte (oplage 250 stuks) en zelfs een super-de-luxe-editie (oplage 50 stuks) van De Boekenhalte verschenen.
Omdat Uitgeverij Boumaar niet actief is op de Duitse en Deense markt, zoals Uitgeverij Arboris, zijn er ditmaal evenwel geen Duitse en Deense vertalingen van de strip. Maar blijkbaar is Uitgeverij Boumaar heel wat van plan, want de delen 3 en 4 uit de stripreeks, „Drie jongens op een onbewoond eiland” resp. „De strijd om het goudschip” worden ook al aangekondigd.
De teksten zijn wederom van Frank Jonker en de tekeningen van Hans van Oudenaarden; in het colofon staat geschreven: „Deze strip zou er nooit zijn geweest zonder Caroline van der Lee”: dit is de inkleurster van de strip.

Peter de Zwaan allitereert niet meer, maar schrijft wel...
Al enige tijd geleden is er een nieuwe thriller van Peter de Zwaan verschenen. De redactie van de Nieuwsbrief vraagt zich vertwijfeld af wat er toch aan de hand is met de verkrijgbaarheid van Peters boeken: na het vrijwel geruisloos uit de schappen verdwijnen van de Bob Evers-boeken lijkt het nu haast alsof ook alle andere pennenvruchten van Peter de Zwaan verbannen zijn uit de boekhandels! Via een internetboekhandel kwam de redactie in het bezit van de inmiddels alweer tweede druk van „De voeder”, een thriller van grote klasse, die het verdient om ook gewoon in de winkel verkrijgbaar te zijn: voor het eerst in al zijn thrillers noemt Peter de Zwaan plaatsnamen, er zitten spanning en vaart in het boek en humor is in ruime mate aanwezig: het lijkt warempel wel een Bob Evers-boek. Een groter compliment kunnen wij de schrijver niet maken...

Buitengewoon Bloeddorstige Beringen?
Wat doet ons eigen buitengewoon honorair lid John Beringen met een Luger in zijn knuisten op een verlaten stationnetje?
De redactie van de Nieuwsbrief was net zo nieuwsgierig als u en lag dus met een telelens op de loer, maar de studiopolitie van ENS Film - collega’s van Kelly dus - wist te voorkomen dat wij dichterbij konden komen, dus u zult het met deze ietwat onduidelijke foto moeten doen. Een antwoord op bovenstaande vraag hebt u evenwel nog steeds niet gekregen, dus het wordt hoog tijd om John eens even aan klikken, om te zien wat hij nou precies uitspookte...


De redactie wenst u een gelukkig en gezond 2007, en deelt u mede dat de eerstvolgende Bob Evers Nieuwsbrief, nr. 29 dus, verschijnt in juli 2007.
Kopij graag inzenden uiterlijk in de maand juni 2007 naar nieuwsbrief@apriana.nl.







Ad hoc trekjes
Gert Huber


Van veel schrijvers is bekend, dat ze uitgebreide schema’s en tabellen maakten van de hoofdpersonen en gebeurtenissen in hun romans, dit om de consistentie en logica van de verhaallijn te waarborgen. Het lijkt er niet op, dat Van der Heide deze techniek ook gebruikte.


Tenslotte, zoals al door velen is aangetoond, wemelt het in de verhalen van onjuiste dialogen, onmogelijke tijdlijnen en rammelend gerommel met reservewielen, zonder dat het leesgenot daar overigens ook maar in het minst door wordt verstoord. Je zou daar een boek over kunnen schrijven en inderdaad heeft iemand dat gedaan.

Een bijzondere plaats in deze veelheid van inconsequenties wordt ingenomen door eigenschappen, vaardigheden en herinneringen van de jongens, die op een plotseling, de schrijver welgevallig moment, uit het Niets opduiken, vergelijkbaar met een snel groeiende paddenstoel uit een bomtrechter. Ik zou zoiets een ad hoc trekje willen noemen, kortaf een ahtrek. Vaak blijft het bij een eenmalige vermelding van een ahtrek; eerder noch later in de reeks is het te vinden.

Tamelijk geregeld worden de fluitsignalen genoemd, alhoewel er geen sprake is van een consequente duiding van de betekenis ervan. Ook wordt de uitgebreidheid van dit nuttige signalensysteem ons niet onthuld, maar gezien de soms tamelijk ingewikkelde betekenis van een signaal moet de fluithandleiding een redelijke omvang gehad hebben.

Als werkelijke ahtrek mogen we de gebroken lucifers of sigaretten betitelen, die plotsklaps een bepaalde, tamelijk uitgebreide betekenis blijken te hebben. Of Arie, die plotseling judo kent, en Bob, die al jaren over een vliegbrevet blijkt te beschikken zonder dat we er ook maar het flauwste vermoeden van hadden!

Pistoolschieten met de handen op de rug gebonden valt niet mee, dat hebben we jaren geleden persoonlijk in het gezegende Kruiningen aan den lijve kunnen ondervinden. In een van de laatste hardcovers horen we opeens dat de jongens er uitgebreid op geoefend hebben. „Madre de Dios” lijkt trouwens een nogal zwakke uitdrukking voor de onwaarschijnlijke vaardigheid om vanuit de genoemde houding een Amorhandje op meters afstand te kunnen raken. Wild Bill Hickok en Lucky Luke verbleken erbij.

Zelfs herinneringen ontkomen niet aan ahtrekjes: Tijdens Aries sollicitatiegesprek voor Geheim Agent wordt naar zijn vuurwapenkennis geïnformeerd, wat hij al verwacht had. Hoezo eigenlijk? Voor een geheim agent lijkt me vuurwapenkennis nu niet het eerste wat vereist is, maar dit terzijde. Merkwaardiger is dat hij zich details herinnert van het gebruik van de Mannlicher Schoenauer, in twee varianten, in de Stille Zuidzee. Nu werd er op die eilandjes aardig wat met wapens gerommeld, maar de uitgebreide ervaring met dit merk jachtgeweer (dat overigens veel meer dan twee modellen kende) die Arie met zijn uitleg openbaart heeft de schrijver bij zijn toch zo uitgebreide verslaglegging van deze woelige periode geheel voor ons verborgen gehouden. Wie weet welke informatie ons nog meer onthouden is - wellicht hield het drietal er wel Polynesische concubines op na en had de schrijver zich voorgenomen dit niet voor het veertigste deel te onthullen!





Huren in de Hugo de Grootstraat?
Roger Schenk & Lex Verhoeven


In 1938 begon Willem met zijn enorme boekenproductie („Een woestijn raakt zoek”), in 1938 ook begon de Nederlandse overheid persoonsgegevens te noteren op zogenaamde persoonskaarten: kaarten, die werden bijgehouden door het gemeentebestuur; bij verhuizing naar een andere gemeente werd zo’n persoonskaart overgedragen aan de gemeente van vestiging. Na overlijden en na statistische bewerking door het Centraal Bureau voor de Statistiek kwam de kaart terecht bij het Centraal Bureau voor Genealogie (
CBG).
Bij deze laatste instantie kan men tegen een geringe vergoeding persoonskaarten opvragen, vanaf het derde jaar na de overlijdensdatum. Met name genealogen, notarissen en medici (die onderzoek doen naar de bloedverwantschap tussen de dragers van bepaalde erfelijke kenmerken), maar natuurlijk ook historici en biografen maken dankbaar gebruik van deze service. Sinds vandaag mogen we daar nog een categorie personen aan toevoegen: de Bob Evers-fans!
De persoonskaarten van Willem van den Hout sr. (1882-1941) en Willem van den Hout jr. (1915-1985) mogen zich natuurlijk in onze warme belangstelling verheugen.
Het CBG mag alleen maar adressen verstrekken van personen die langer dan 20 jaar geleden zijn overleden, zodat wij sinds kort kennis kunnen nemen van een daverende verrassing!

De eerste twee afbeeldingen hebben betrekking op Willem van den Hout sr.: voor- en achterzijde van diens persoonskaart.
We komen te weten, dat de goede man - zoon van Adrianus van den Hout en Antonia Heesbeen - leefde van 27 juli 1882 tot 10 februari 1941, dat hij geboren en gestorven is in ’s-Hertogenbosch, dat hij op het moment waarop deze kaart werd gemaakt, zonder beroep was (gepensioneerd) en dat hij twee maal getrouwd is geweest: met Jantiena Henderika Bodéwes (op de kaart zonder accent aigu op de eerste „e”), geboren op 8 oktober 1886 te Appingedam (hun huwelijk werd net na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gesloten te ’s-Hertogenbosch, om precies te zijn op 20 augustus 1914, en werd op 9 september 1929 „ontbonden door overlijden” - zoals dat in ambtenarentaal heet - van Jantiena Bodéwes) en vervolgens met Petronella (”Nellie”) van Duijghuizen, geboren op 8 januari 1912 te Megen (hun huwelijk werd 11 februari 1931 gesloten te Appeltern en duurde tot Willem seniors dood).
De naam Appeltern zegt ons natuurlijk veel, zo niet alles: de plaats ligt in het ”Bonlooze Paradijs”, waar de oude huishoudster, „doof als een koppel kwartels en slechts geïnteresseerd in de keuken”, van de familie Van den Hout woonde; Petronella van Duijghuizen was inderdaad ooit de huishoudster van Willem sr., met wie hij na de dood van Jantiena Bodéwes in het huwelijk is getreden, maar niet tot genoegen van Willem jr. en Marie-José!
In „Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?” treedt voornoemde Petronella op onder de naam „Drika Ekster”; alle haat tegen zijn stiefmoeder heeft Willem in dat boek niet geprojecteerd op „Drika Ekster” zelf (Hoewel? „La Gazza Ladra”?), maar - veel subtieler! - op de achterlijkheid van de bewoners van Appeltern en omgeving.
Op zo’n persoonskaart staan in vakje 22 de opeenvolgende woonadressen van de betrokkene en in vakje 21 de verhuisdata. Van de adressen en data van vóór 1938 is evenwel vaak een puinhoop gemaakt. In het onderhavige geval komen wij te weten dat Willem sr. „oud 40 60” (wat deze opmerking inhoudt, zal wel altijd een raadsel blijven) woonde in Vlijmen, maar vanaf 12 januari 1914 in ’s-Hertogenbosch, maar dan blijkbaar slechts op 2 verschillende adressen: de Jan de la Barlaan 31 en de Graafscheweg 261. Dit laatste adres wordt ook vermeld op de persoonskaart van Willem jr. („onze” Willem), die tot 23 september 1937 eveneens op de Graafscheweg 261 woonde.
Helaas is de kaart verre van compleet, want zoals uit de geboorte-acte van Willem jr. - hiernaast gedeeltelijk afgebeeld - blijkt, is hij op 3 juni 1915 om 3 uur ’s middags geboren op het adres Zuid-Willemsvaart 3 (zie de foto hieronder), terwijl Marie-José van den Hout er vrijwel zeker van is, dat zij geboren is in de Peperstraat (op 17 april 1927), waar haar ouders toentertijd woonden.

Uit herinneringen van betrokkenen en andere officieuze bronnen kunnen we reconstrueren dat Willem sr. in elk geval van 1914 tot zijn dood in ’s-Hertogenbosch heeft gewoond; van 1914 tot 1922 op de Zuid-Willemsvaart 3 heeft gewoond, gedurende circa een jaar op de Jan de la Barlaan 31, tussen 1923 en 1929 achtereenvolgens in de Hinthamerstraat nr. 21 en de Peperstraat nr. 18 (het geboortehuis van Marie-José), waarna in 1929 een vrijstaand huis aan de Graafscheweg (nr. 261) werd betrokken in een destijds nieuwbouwwijk aan de oostkant van ’s-Hertogenbosch.
Op de achterkant van de persoonskaart van Willem sr. wacht ons een eerste verrassing: vader Van den Hout had niet alleen met zijn eerste vrouw Jantiena Bodéwes de drie ons bekende kinderen Willem jr., Joop (overleden op 10 juni 1975) en José Marie (die sinds haar verblijf in het land van Marianne Marie-José wordt genoemd), maar Petronella van Duijghuizen schonk hem nog een dochter: Maria Theresia, een halfzus van Willem, Joop en Marie-José dus.
In vakje 27 op diezelfde achterkant van de persoonskaart werden bijgehouden: de datum en de wijze waarop het kind het gezin van de persoon aan de voorzijde heeft verlaten; bij Willem jr. staat een „A” (afkorting voor „afgevoerd”, d.w.z.: uit huis gegaan om andere redenen dan „H” (=huwelijk) of „O”(=overlijden)) plus de datum 23 september 1937, de datum die we ook tegenkomen op de persoonskaart van Willem jr., benevens de plaatsnaam Eindhoven.

En dit gegeven brengt ons dan bij de persoonskaart van Willem jr. van den Hout, de ons zo welbekende Willem W. Waterman, Willy van der Heide, enz., enz.. Allereerst valt wellicht in vakje 5 op dat bij Willems nationaliteit naast „Ned.” (=Nederlandse) de toevoeging „art. 1a wet 92” is geplaatst, terwijl de nationaliteit van Willem sr. slechts „Ned.” was; de toevoeging „art. 1a wet 92” wil echter niets anders zeggen dan dat Willem een Nederlander van geboorte was, wiens vader tijdens de geboorte de staat van Nederlander bezat; „art. 1a wet 92” is een afkorting voor: „artikel 1 lid 1 sub a van de Rijkswet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap van 1892”.
Dat Willem jr. leefde van 3 juni 1915 tot 24 februari 1985, hoeven wij hier niet nader toe te lichten; de Bob Evers-liefhebber heeft die data uiteraard in zijn geheugen gegrift staan.
Dat de vakjes 9 t/m 17 te klein waren om alle (drie) echtgenotes van Willem te vermelden, is hilarisch, maar ook bekend. Achtereenvolgens was Willem getrouwd met:
*

Louise („Wiesje”) Petronella Grossouw, geboren te ’s-Hertogenbosch op 31 maart 1914 (overleden in 1986); het huwelijk werd op 28 juni 1937 gesloten te Vught en, eveneens te Vught, weer ontbonden op 27 juli 1948 door scheiding, al staat in vakje 17 vermeld: „afgevoerd, dagt. en gem.)” (voorgedrukt) resp. „1 Feb 46 Voorburg” (met potlood geschreven): bij deze datum gaat het om de scheiding van tafel en bed, oftewel de dag waarop Wiesje niet meer op hetzelfde adres als Willem ging wonen, maar naar Voorburg vertrok.

*

Anneliese Jülkenbeck (foto links: op dat moment nog dolverliefd op Willem), geboren te Münster in Duitsland op 21 november 1928; het huwelijk werd op 8 augustus 1952 gesloten en op 22 augustus 1956 weer ontbonden door scheiding; beide gebeurtenissen vonden plaats in ’s-Gravenhage; bij Anneliese is in vakje 17 de toevoeging „A 10 Feb 54 Asd.”: dus nauwelijks anderhalf jaar na hun huwelijk vertrok Anneliese al naar Amsterdam („Asd”).

*

Marjon Niemeijer (foto rechts: Marjon op jeugdige leeftijd), geboren te Wassenaar op 3 januari 1930 (overleden in 1988); zoals eerder gemeld, paste dit derde huwelijk niet meer op de voorkant, dus we zien deze toevoeging op de achterkant, net als de huwelijksdatum: 27 maart 1958 te Amsterdam; maar wat bedoelt de ambtenaar met de toevoeging „3 mrt 67”? Qua plaats op de kaart correspondeert dit gegeven met vakje 17 aan de voorkant en dan zou het dus gaan om een scheiding van tafel en bed, maar niet om een officiële scheiding.


Oud nieuws is verder natuurlijk ook, dat Willem twee zonen had uit zijn eerste huwelijk, t.w. Willem Peter Maria (geboren 24 november 1937 te Eindhoven) en Charles Paul Marie (geboren 26 juni 1939 te ’s-Hertogenbosch), en een zoon en een dochter uit zijn derde huwelijk, t.w. Michiel Meindert (geboren 20 augustus 1958 te Apeldoorn) en Sylvia Hermina (geboren 20 december 1959; inmiddels overigens Constantijn geheten).
Opvallend aan de geboortedata en -plaatsen van de vier kinderen zijn o.a. de datum waarop Willem-Peter is geboren - bepaald geen negen maanden na Willems en Wiesjes huwelijk -, de geboorteplaats van Paul (’s-Hertogenbosch, terwijl Willem toen in Amsterdam woonde vanwege zijn werk bij Sellmore, maar woonde Wiesje toen dan in Den Bosch?) en de geboorteplaats van Michiel (Apeldoorn, terwijl Willem toen in Den Haag woonde)!

Interessant is vakje 7: Willems beroep(en). Achtereenvolgens is hij journalist en reclame-adviseur geweest; beide beroepen zijn op de typemachine doorgestreept, waarna hij te boek stond als auteur. Met potlood is toegevoegd: „schrijft onder naam „Waterman”” en eveneens met potlood, maar nu in een ander handschrift: „zie telef.boek”. Tenslotte is met potlood toegevoegd: „zonder”, dus: zonder beroep, hoewel het beroep auteur niet werd doorgehaald.

Ronduit verbluffend is het aantal adressen waar Willem heeft gewoond (vakje 21 en 22 plus achterzijde), maar het allerverbluffendst is wel het feit dat Willem officieel nooit in de Hugo de Grootstraat in ’s-Gravenhage heeft gewoond, in het huis dat hij volgens eigen zeggen had gekocht van de opbrengst van de verkoop van de rechten op de Bob Evers-serie aan De Eekhoorn!
Een klein aantal andere adresgegevens komt niet bepaald overeen met Willems autobiografische werken „Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?” en „Toen ik een nieuw leven ging beginnen en andere waargebeurde verhalen uit de jaren vijftig”, maar er zijn meer (adres)gegevens die wèl overeenkomen met deze boeken, alleen vaak op een andere manier dan we misschien zouden denken.
Maar laten wij niet op de zaken vooruitlopen. We beginnen op het adres waar we bij Willem sr. van den Hout ophielden: Graafscheweg 261 te ’s-Hertogenbosch, met dien verstande dus, dat in elk geval de adressen Zuid-Willemsvaart 3, Hinthamerstraat 21 en Peperstraat 18 ontbreken op de persoonskaarten van beide Willems en de Jan de la Barlaan 31 op die van Willem jr..
*

Op 23 september 1937 verhuist Willem naar Eindhoven, naar de Sperwerlaan 15; opvallend aan de verhuisdatum is, dat Willem al sinds 28 juni van datzelfde jaar getrouwd was met Wiesje; heeft het jonge paar 3 maanden bij vader en stiefmoeder Van den Hout ingewoond? Op pagina 5 van „Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?” staat: „Wiesje en ik woonden oorspronkelijk in Den Bosch.” We weten (maar niet van deze persoonskaart) dat Willem sinds 1936 werkte bij Philips.

*

Vanaf 1 april 1939 was Willem werkzaam bij de Netherland’s Publicity Service N.V. Sellmore te Amsterdam; op 19 april kiest hij domicilie aan de P.C. Hooftstraat nr. 167 aldaar., volgens pagina 5 van „Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?” samen met Wiesje, maar de geboorteplaats van Willem-Peter doet dus anders vermoeden.

*

Op 24 augustus 1939 verhuist het echtpaar alweer, nu naar Naarden, in de Juliana van Stolberglaan 114; dit klopt wonderwel met pagina 6 van „Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?”: „Dat was in Augustus 1939”, inderdaad een week vóór het begin van de mobilisatie...

*

De volgorde Amsterdam, Bilthoven, Naarden-Bussum, zoals die genoemd werd in „Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?” klopt niet helemaal, want pas op 31 mei 1940 („Daarna gingen wij op kamers wonen”: „Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?”, p. 7) verhuist het echtpaar naar de Soestdijkseweg 32 Noord in Bilthoven (gemeente De Bilt); we kennen dit huis als de woning van Munno Prins, de oom van Jan, uit „Drie jongens als circusdetective”.

*

In „Drie jongens als circusdetective” figureert ook Willems volgende adres: Stationsstraat 26B in Amersfoort (vanaf 4 oktober 1940); in het genoemde Bob Evers-deel woont Luuk van Genderen hier, in „Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?” „kampeeren” Willem, Wiesje en de „staart” op de bovenverdieping van dat huis, tezamen met honderden nachtkastjes.

*

Het GROOTE huis in Den Haag, dat vanaf p. 16 van „Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?” gehuurd wordt, bevindt zich aan de 1e Van den Boschstraat nummer 11; vanaf 3 maart 1941 wordt dit huis gehuurd, noodzakelijk geworden door „extra werk in Den Haag”; in zijn eerste autobiografie wekt Willem de indruk dat hij hier met vrienden in een soort commune woont.

*

Het kleine huis („Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?”, p. 199 e.v.) bevindt zich in de Van Imhoffstraat nummer 31, eveneens te ’s-Gravenhage. Willem, Wiesje en de twee kinderen wonen hier vanaf 24 juli 1941. Uit de persoonskaart was al gebleken dat Wiesje op 1 februari 1946 naar Voorburg vertrekt, terwijl Willem blijkbaar op dit adres blijft wonen, althans...
Tussen 1945 en 1948 is Willem natuurlijk geïnterneerd geweest, o.a. in Amsterdam, Utrecht en Scheveningen, maar blijkbaar gelden de adressen van de gevangenissen waar hij in voorarrest zat, niet als officiële adressen, die op een persoonskaart vermeld dienden te worden.
Tussen de adressen uit de periode 1940-1945 is op de persoonskaarten ook vermeld of aan betrokkene een PB (persoonsbewijs) is uitgereikt. Deze persoonsbewijzen (identiteitsbewijzen) werden in tweevoud gemaakt. Het tweede exemplaar bleef bij de overheid, maar is later vernietigd. Willem had PB nummer 156880.

*

In 1948 komt Willem weer vrij uit zijn drie jaar durende voorarrest - overigens zonder ooit veroordeeld te zijn! - en hij neemt zijn intrek in de Van Alkemadelaan op nummer 850.

*

Twee dagen voor de kerst van datzelfde jaar gaat Willem bij zijn zus Marie-José wonen, op de Frankenslag 40. Het lijkt er welhaast op alsof broer en zus het exact vijf maanden met elkaar uithouden op hetzelfde adres, maar zoals we in Nieuwsbrief nr. 23 hebben kunnen lezen, woonde en werkte Marie-José rond die tijd in Bromborough! De in die Nieuwsbrief getoonde brief dateert tenminste van 29 april 1949 en is gericht aan - toen nog - José-Marie. Het commentaar van - inmiddels - Marie-José op onze vraag of zij en haar broer ooit samen hadden gewoond, luidde letterlijk: „God bewaar me, samenwonen met ene Willempie!!!”

*

Op 23 mei 1949 vertrekt Willem dan toch naar een nieuw eigen adres: Frederik Hendriklaan 23.

*

Daar houdt hij het bijna een jaar lang uit, tot hij op 26 april 1950 vertrekt naar de Van Aerssenstraat 263, waar hij een groot huis huurt; hij verhuurt daar een kamer aan de inmiddels overleden Jaap Nefkens (* 14/03/1926, † 29/09/1999), die in 1994 voor Radio Heuvelrug Centraal verslag deed van een meer dan kostelijk tuinkabouter-incident: Willems toenmalige vriendin Annelies (met wie Willem in 1952 trouwde, zie hierboven) dronk nogal veel; om daar voor eens en voor altijd een einde aan te maken, wilde Willem haar dusdanig laten schrikken dat zij voor eens en voor altijd van de fles zou afblijven: samen met een vriend, Jack Bendien, roofde hij zowat alle tuinkabouters van Scheveningen en zette die op Annelies’ slaapkamer. Bij het wakker worden schrok Annelies inderdaad enorm, maar of het geholpen heeft om haar verder nuchter te houden, zal wel voor altijd in nevelen gehuld blijven; in „Toen ik een nieuw leven ging beginnen” krijgen wij niet die indruk. Het gehele tuinkabouter-incident valt na te lezen op p. 52 e.v. van John Beringens „Bob Evers’ laatste ereronde”.

*

Op 27 november 1950 vertrekt Willem alweer naar een ander adres: Heemskerckstraat 38, een „kaarsrechte, statige, goedgeverfde Haagse straat”, aldus Willem in „Toen ik een nieuw leven ging beginnen” (p. 84). Zijn overbuurman aldaar was evenwel geen HoofdLegerAalmoezenier, zoals in het boek, maar in werkelijkheid dominee J.H. Sillevis-Smit, hoofdvlootpredikant der Nederlandse Marine (zie foto).

*

Op 15 november 1951 keert hij zelfs terug naar een van zijn vorige woningen: Frederik Hendriklaan 23, Ras Koeksa mag weten waarom.

*

Op 26 mei 1952 verlaat Willem Den Haag (voorlopig) en gaat wonen op Motorjacht „Maia”, dat naast het adres Poeldijk 13 in Rijpwetering (gemeente Alkemade) aangemeerd ligt, maar niet na met veel bombarie uit het verre Humbeek te zijn opgehaald. Hoe de barre tocht van Humbeek naar Nederland verliep, kunnen we nalezen in „De smokkelvaart van de Maia”, dat als feuilleton in de „Jeugdkampioen” en de „Panorama” en in boekvorm verschenen is, maar somtijds met andere hoofdpersonen...

*

Pas 2½ jaar later zet Willem weer voet aan vaste wal: hij huurt per 13 januari 1955 een woning in Kaagdorp, Julianalaan 60c (eveneens gemeente Alkemade). In „Toen ik een nieuw leven ging beginnen” (p. 173 e.v.) zien we welke uitwerkingen een verfpot kan hebben op de muren van dit pand èn op het kostuum van de hoofdboekverkoper van de firma Stenvert...

*

Ook uit „Toen ik een nieuw leven ging beginnen” (p. 140 e.v.) is Willems volgende adres bekend: van 18 april tot 13 juli 1955 woonde hij in de Herenstraat 4 te ’s-Gravenhage, boven de Horseshoe-Bar. Hier speelt het avontuur met kolonel Berndt Balchen („De Spionage in de Horseshoe-Bar”) zich af; dankzij Bob Evers-kenner Frank Engelen kunnen we nu ook beschikken over een foto van Berndt Balchen (rechts op de linkerfoto)!
Willems laatste bezoek aan de Horseshoe-Bar was, blijkens „Toen ik een nieuw leven ging beginnen” (p. 141), in het gezelschap van Raymond „Turk” Westerling, een goede vriend van Willem (zie de foto rechts, die volgens Jan Prins ook niet zou misstaan in het paspoort van „de Bolle” („Een dollarjacht in een D-trein”, p. 41 (hardcover)).

*

Op 13 juli van dat jaar keert Willem terug naar zijn woning aan de Julianalaan 60c in Kaagdorp (gemeente Alkemade); daar houdt hij het ditmaal anderhalf jaar uit.

*

Maar op 9 januari 1957 zocht Willem toch maar weer de warmte van Den Haag op; ditmaal in de Nicolaistraat nr. 76.

*

In 1958 trouwt Willem ten derden male, maar tot verhuisactiviteiten leidt zijn huwelijk met Marion Niemeijer vooralsnog niet. Ongeveer vijf maanden na het huwelijk wordt zoon Michiel geboren, zoals gezegd in Apeldoorn (Beekbergen), terwijl Willem toen officieel nog in Den Haag woonde! Pas op 12 juni 1959 neemt Willem definitief zijn intrek in Beekbergen (gemeente Apeldoorn), Lierderdrift 11, waar op 20 december 1959 dochter Sylvia geboren wordt. In het hoofdstuk „Toen mijn Vrouw zich verveelde” uit „Toen ik een nieuw leven ging beginnen” is sprake van een verregend jazzconcert met o.a. Roelof Stalknecht, dat plaatsvond op zaterdag 3 december; dat moet dan in 1960 zijn geweest, toen 3 december inderdaad op zaterdag viel.

*

Aangezien „de bomen rondom het romantische buitenhuis met rietdak, rozentuinen vol luis en met twee oprijlanen in het idyllische Beekbergen al in september beginnen te druipen en in één ruk doordruipen tot en met april” („Toen ik een nieuw leven ging beginnen”, p. 266), vlucht het echtpaar Van den Hout net vóór aanvang van het nieuwe druipseizoen 1961 - op 15 augustus, om precies te zijn - terug naar Den Haag; en wéér wordt de Frederik Hendriklaan aldaar uitverkoren, ditmaal echter nummer 119.

*

Nog geen 3 maanden later - op 1 november 1961 - verhuizen Willem en Marjon naar de Van Beuningenstraat 33 in datzelfde ’s-Gravenhage.

*

Op 13 maart 1964 komt de echtelieden terecht in de Heemskerckstraat; woonde Willem in een grijs verleden op nummer 38, nu wonen hij en zijn derde vrouw op nummer 38b. Dat de hoofdvlootpredikant, aan wie Willem een van zijn vele pseudoniemen ontleende, nu opnieuw hun overbuurman was, is zeer waarschijnlijk: het verhaal van de bij de secretaresse van deze predikant bezorgde encyclopedie (en bijbehorende flessen whisky) speelt natuurlijk niet in de jaren vijftig, maar rond de tijd waarin de Bob Evers-hardcovers werden omgezet naar pockets; toen is ook de „Encyclopaedia Britannica” - onder een wat andere spelling - een prominente rol gaan spelen in de serie.

*

Tussen 21 januari 1965 en 25 mei 1966 verdwijnt Willem naar Antwerpen.

*

Op 25 mei 1966 keert Willem terug naar de Heemskerckstraat 38b te ’s-Gravenhage; blijkbaar heeft Marjon hier al die tijd op hem zitten wachten.

*

3 maart 1967 is de datum die ook bij Marjon vermeld stond (op de achterkant van de kaart); aan de plaats op de kaart te zien ging het hier om een scheiding van tafel en bed, want Willem vertrekt op die datum naar de Denneweg 166 in Den Haag, terwijl Marjon blijkbaar gewoon in de Heemskerckstraat blijft wonen. Tenminste: officieel, want zoals hieronder nog zal blijken, woonden Willem en Marjon nog wel degelijk samen in één huis!
Maar het grootste raadsel uit het leven van Willem blijft toch wel het gegoochel rondom het huis aan de Hugo de Grootstraat 26. Volgens zijn eigen zeggen heeft hij dat huis indertijd gekocht uit de opbrengst van de verkoop van de rechten op de Bob Evers-serie aan De Eekhoorn, maar uit Willems persoonskaart blijkt nergens dat Willem ook maar één dag officieel op dat adres heeft gewoond. Er volgt nog een groot aantal adressen waar Willem sinds 1968 officieel heeft gewoond, maar een Hugo de Grootstraat in ’s-Gravenhage is daar niet bij (zie foto hieronder).

Sterker nog: uit bijgaande notariële bescheiden blijkt dat Willem hooguit één dagdeel - misschien zelfs maar een paar minuten - formeel eigenaar van genoemd pand is geweest! Op 31 juli 1968 kocht Marjon Van den Hout-Niemeijer het pand Hugo de Grootstraat 26, waar zij en Willem op dat moment al woonden, voor ƒ 60.000,- van Antonia Johanna van Duivenboden, in opdracht van haar niet bij de koop aanwezige echtgenoot. Op dezelfde dag en op hetzelfde notariskantoor (van Carl Heinrich Sigmund Aschermann) evenwel verkoopt Marjon het huis - eveneens in opdracht van haar man Willem, met wie zij buiten gemeenschap van goederen is getrouwd - aan haar eigen vader, dr. Meindert Niemeijer, oud-lid van de Raad van Bestuur van Nationale Nederlanden N.V., eveneens voor ƒ 60.000,-!
Wilde mevrouw van Duivenboden misschien niet rechtstreeks aan Meindert Niemeijer verkopen, of dreef het noemen van de naam Niemeijer de prijs soms nodeloos op?
Of heeft deze rare gang van zaken dan toch te maken met de rare manier waarop het langdurige contact tussen Stenvert/De Eekhoorn en Willem werd beëindigd? Daarbij moeten we dan denken aan een constructie, waarbij Stenvert Willem bijvoorbeeld had aangeboden om de koopsom voor de Bob Evers-rechten niet ineens te voldoen, maar in jaarlijkse termijnen, wellicht zelfs met de meest oirbare bedoelingen: Stenvert was misschien wel bang dat Willem, eenmaal in het bezit van 60.000 harde Hollandse florijnen, dit bedrag er binnen een half jaar doorheen zou jagen, en verlangde misschien juist daarom het zwart-op-wit bewijs in de vorm van een koopakte, alvorens hij - op Willems uitdrukkelijke verzoek - tot de uitbetaling van deze somma in één klap over ging.
Op pp. 30, 31 en 32 van „Het Stinkdier” van Ab Pruis blijkt echter dat reeds tijdens Willems leven iets bekend was over het feit dat iets vreemds aan de hand was met dat pand Hugo de Grootstraat 26; we lezen: Willem woonde in Den Haag, waar naast de deur een geweldige zwart marmeren plaat prijkt waarop in gouden letters staat vermeld: W.H.M. v.d. H. Pré-adviseur psychiatrie Mac.Inverness. New York Daarmee kreeg hij een woonvergunning om het later door zijn schoonvader voor zijn vrouw aangekochte pand te mogen bewonen. [...] In de tijd dat ik hem leerde kennen was Willem nog steeds onderhuurder in een pand in Den Haag. Plotseling kreeg hij een geweldig grote afrekening van een serie in pockets herdrukte kinderboeken. Die som was groot genoeg om een aanbetaling te doen voor de aankoop van een pand en het toeval wilde dat enige straten verder een pand te koop stond. Willem belegde zijn geld in de aanbetaling en sloot voor de rest van de koopsom een hypotheek af. Maar ja, zo’n hypotheek komt als een mokerslag ieder jaar terug en dat kwam Willem vaak niet gelegen. Schoonpapa moest inspringen en daar ging Willem’s gevoel van eigenwaarde weer aan flarden. Om zijn prestige nog enigszins te redden ensceneerde hij een geweldige verontwaardiging, maakte ruzie met zijn vrouw en balkte luidkeels wel duizendmaal uit: „Ik ga niet wonen in een huis dat toebehoort aan mijn schoonvader.” Hij toog naar Amsterdam teneinde daar onderdak te zoeken en zo belandde Willem bij mij.
Overigens blijkt hier uit Ab Pruis’ woorden, dat de verkoop van de rechten op de Bob Evers-serie Willem minder dan de koopsom van het pand Hugo de Grootstraat 26 (dus minder dan ƒ 60.000,-) heeft opgeleverd.
Dezelfde Ab Pruis weet op pp. 39 & 40 van zijn boek te melden: Willem had ondertussen een vriendin die hem achtervolgde, een schilderes met lang blond haar, het type vrouw waar de meeste mannen van wegkwijnen en dat wist ze donders goed. Vrouwen kiezen altijd de mannen en zij had haar zinnen gezet op Willem W. Waterman. Willem geloofde er niet in dat dit hem kon overkomen en om haar te beproeven maakte hij haar uit voor alles wat mooi en lelijk was, gaf haar kat op kat, liet zich op drie doeken tegelijk door haar vereeuwigen, sleepte een schilderij mee naar huis in Den Haag en maakte doorlopend ruzie met haar. Dit satanies geweld werd door Sylvia gelaten geaccepteerd en door deze mentale kastijding groeide haar genegenheid voor hem met het uur. Ze dronk de liefdepijn als ware het nectar. Al die mannen die haar altijd maar aanhaalden en bewierookten, daar walgde ze van, eindelijk had ze nu eens een echte kerel dacht ze. Maar de achtergrond van Willem’s gedrag was gewoon dat hij de diepgewortelde genegenheid voor zijn eigen vrouw niet wilde verliezen, al bestond het contact met haar slechts uit zijn wekelijkse weekendpelgrimage naar Den Haag. Vrijdags heen met de vuile was in een weekendtas en ’s Zondags terug met de schone, keurig gestreken en opgevouwen. Daar Willem’s vrouw niet kon koken, zorgde schoonpapa Schatrijk altijd voor gigantiese voorraden etenswaren in blik. De voorraden waren zo groot, dat in de tas met schoon wasgoed ook altijd een tiental blikken heerlijkheden waren ingepakt; zijn vrouw had dan de zekerheid dat Willem niet van de honger zou omkomen. De avonturen van Willem lieten haar Siberies en er was maar een voorwaarde aan verbonden: geen enkele vriendin van Willem kon ongestraft haar huis betreden. Wanneer een of ander avontuur Willem teveel werd, was zijn geijkte recept zijn geliefde mee te nemen om kennis te maken met zijn vrouw. Als een soort prooi werd het slachtoffer dan door Willem meegetroond naar zijn huis waar zij met dodelijke koele Haagse intelligente hooghartigheid psychies aan flarden werd gescheurd. Dit was de prijs. Willem was meestal direct van een hem te lastige vriendin af en zijn vrouw smaakte het genoegen van een triomfantelijke overwinning; de verstandhouding tussen de beide echtlieden bleef goed.
Maar ook Ab Pruis heeft in zijn stoutste dromen nooit kunnen vermoeden, dat schoonvader Niemeijer het huis al na een paar minuten van Willem heeft overgenomen! Een verklaring voor deze rare gang van zaken geeft dus ook Pruis niet.

Waarom al deze geheimzinnigheid rondom de aan- en verkoop van dit huis?
Waarom vertelde Willem overal dat hij niet wenste te wonen in een huis dat door zijn schoonvader betaald was, terwijl hij er officieus toch woonde en er zelfs gestorven is?
Heeft Willem het verhaal over opbrengst van de verkoop van de rechten op de Bob Evers-serie soms uit zijn Arie Roos-duim gezogen, omdat hij voor de buitenwereld niet wilde weten dat die rechten helemaal niet of wellicht te laag betaald waren?
Hoe komt het dat Willem volgens zijn persoonskaart nooit in het pand Hugo de Grootstraat 26 heeft gewoond, terwijl bijgaande notariële aktes, die bij het Haagse kadaster berusten, het tegendeel vermelden?
Ook in de telefoongids van ’s-Gravenhage e.o. (hiernaast is een deel van het exemplaar uit 1982 afgebeeld) stond Willem „gewoon” als bewoner van dit adres vermeld.
Hoe een en ander ook in zijn werk is gegaan, zal wel voor altijd in nevelen gehuld blijven; feit blijft dat Willems kinderen Michiel en - inmiddels - Constantijn het huis op 24 juli 1989 hebben verkocht voor ƒ 182.500,-, dus ze hebben het huis wel degelijk geërfd, waarschijnlijk van opa Niemeijer.

*

Officieel hield Willem zich echter vanaf 12 september 1968 op in Amsterdam, op het adres Nassaukade 7 II.

*

Op 20 januari 1970 werd Willems officiële adres gewijzigd in Leliegracht 17 ohs in datzelfde Amsterdam.

*

Vanaf 17 april 1972 bevond Willem zich officieel aan boord van woonboot „Marie van Mijdrecht”, die op de Prinsengracht, tegenover huisnummer 4 dobberde. Op dit adres was het dat Geerten Meijsing Willem voor het eerst bezocht en op de treeplank van zijn woonboot het overbekende briefje ontdekte met de onsterfelijke tekst:

Willen bezoekers, bestellers, belangstellenden, bezetenen, bedouïnen of wie ook
DIE MIJ NIET THUIS TREFFEN ALSJEBLIEFT
een briefje, hoe summier ook, in de bus doen?
Goedwillende buren verstrekken de meest verbijsterende signalementen, waar ik echter nachten van wakker lig. Wat dacht u van:
‘Heer met snor en dame met paardestaart’
Zoek dan maar uit.
Briefjes plus potlood aan touwtje in de bus.
Willem

Ook in Ab Pruis’ „Het Stinkdier” (p. 36) worden deze boot en dit adres genoemd, terwijl volgens genoemd boek een vorig adres van Willem geluid zou hebben: Constantijn Huygensstraat 69 in Amsterdam.
Hoe het ook zij, de ligplaats van deze boot moet voor Willem de meest ideale plek om te wonen zijn geweest, want de boot lag op loopafstand van zijn stamcafé De Oude Wester (op de hoek van de Prinsen- en de Rozengracht).

*

Des te verbazingwekkender is het dat hij met ingang van 6 augustus 1974 alweer verhuist, nu naar woonboot „Witte Raaf”, gelegen in de Nieuwevaart, tegenover het pand Wittenburgergracht 1.

*

Bij de datum 21 december 1977 worden op de persoonskaart de letters „VOW” vermeld; de afkorting staat voor „Vertrokken, Onbekend Waarheen”.

*

Op 12 juni 1980 komt Willem weer boven water en neemt domicilie in de Rozenstraat 131 hs.

*

Willems laatste officiële adres tenslotte luidt (vanaf 26 januari 1981) woonboot „Miltiades”, ook weer in de buurt van café De Oude Wester, en wel tegenover Prinsengracht 96.


Op 24 februari 1985 kwam Willem te overlijden aan een verwaarloosd hartinfarct; hij mag dan officieel nooit gewoond hebben in de Hugo de Grootstraat te ’s-Gravenhage, maar dit is wel het pand waar hij door de ambulance werd opgehaald. Dit is ook het pand waar het beroemde „prae-adviseur voor psychiatrie”-bordje naast de voordeur hing (zie foto hiernaast).

Wat exact de redenen moge zijn waarom Willem zo’n puinhoop heeft gemaakt van zijn adressenbestand, zal wel nooit bekend worden. De auteurs van dit artikel hebben alleen geconstateerd en verder niet of nauwelijks naar verklaringen gezocht; afsluitend kunnen zij uit de grond van hun hart beweren dat zij dit onderzoek met veel plezier hebben gedaan. In elk geval hebben zij geleerd dat in Willems geval een officieel adres volgens de Burgerlijke Stand niet gelijk was aan zijn werkelijke verblijfplaats.


De beide auteurs willen die schat van een Marie-José van den Hout van harte bedanken: niet alleen voor de schat aan informatie, die soms broodnodig was voor het nog enigszins in goede banen leiden van de warboel aan gegevens waarmee Willem de Burgerlijke Stand en ons heeft opgezadeld, maar vooral ook voor het welwillend ter beschikking stellen van de foto’s van Annelies en Marion!





Fantasieën over een film
René Verhulst


De opmerking is door de liefhebbers al veel gemaakt. Willem was een filmisch schrijver. De lezers van toen genoten van de beschrijving van het landschap van de Verenigde Staten of van het idee van onderwaterlampen in het zwembad van de familie Evers op de heuvel bij Pittsburgh. De vuilwitte bananenboot op Trinidad zie je gewoon dobberen.
Maar film is meer dan een plaatje, er moet ook een sfeer in gelegd worden. Dat deed Willem met een aantal vaste trucs zoals: in de verte blafte een hond, de sterren pinkten aan de hemel en het lampje van de telefooncel was van verre te zien. En wat te bedenken van het overbekende takje waarmee in de koffie wordt geroerd. Décor en warmte zijn daarmee een gegeven in de boeken. En het is daarom dat we zo heerlijk kunnen wegzinken in een stoel en worden meegesleept in de verwikkelingen van de drie jongens.
Karl May kon het ook, al gingen die beschrijvingen van immense ondoordringbare naaldwouden en uitgestrekte prairies wel eens te ver. De handelsreiziger in bakkerijproducten J.C. Pennings met zijn Boeren-verhalen over Spionkop en Modderspruit had voor zijn beschrijvingen van Afrika een Bos-atlas naast zich liggen: „De donder van het schot rolde van de heuvels van Oranje Vrijstaat tot de bossen van Middelburg.” De lezers van zijn boeken trilden bijna van spanning bij de oliekachel.
En Willems grotendeels zelf geschapen décors geven ons nog steeds stof. Hoe zagen de stations van Brussel-Zuid eruit, de kade van Humbeek en hoe liep de betonbaan van Hilversum naar Utrecht precies. Het is aan de groten voorbehouden dat décor niet de overhand te geven. Peter de Zwaans boeken over Bob Evers, zo noem ik ze maar, kregen niet voor niks kritiek van de fans vanwege het hoge reisgids gehalte. Niet in de laatste plaats omdat de auteur zelf die routes in de Verenigde Staten had afgelegd. Alleen de reisgids, de gevangenismuur of de Bos-atlas brengen kennelijk voldoende inspiratie voor het fijne resultaat.
De kritiek op de Bob Evers strips moet ook opgevat worden dat we in de plaatjes niet in terug vinden hoe het er in onze eigen beleving uit had moeten zien, de juiste sfeer wordt niet altijd opgeroepen. Soms wel, vind ik. In „Kabaal” lopen Jan en Arie van de Ford van Buikmans naar de ‘Modern-garage’ die in Ede staat. Je ziet ze in het schemerdonker naar de verlichte ramen van het pompstation lopen. Een natuurgetrouwe weergave van de tekenaar. Zo hoort het.
En dan is er de door velen gewenste Bob Evers film. De scenarioschrijvers waarmee ik ooit sprak konden de plannen niet doorzetten omdat er geen subsidie beschikbaar was. Maar de serie is er klaar voor. Er is een deel wat al een script is. Het ‘Seaview-hotel’ in Blackpool als locatie voor de film: „Tumult in een Toeristenhotel”. Niets meer aan veranderen. Er moeten regisseurs zijn die iets met de serie hebben en die onze fantasieën weer tot leven kunnen wekken. Wie durft?





Over Gelukkig Gisteren, de vernieuwde website van Marie-José van den Hout
(Een verantwoording door haarzelf)



DE TITEL EN DE INDELING

Zo’n doorsnee leven heb ik nou ook weer niet gehad, dat ik zonder enige ironie (of aarzeling) een uitroepteken achter GELUKKIG GISTEREN kan zetten. Dan maar een vraagteken, was mijn volgende gedachte. Stond me óók niet aan.
Dus werd het een uitroepteken dat verandert in een vraagteken, vice versa.
Ga dat maar eens bewerkstelligen in een gedrukte versie! Daarom is een website zo leuk.
Als je wat te melden hebt, tenminste.
En mijn-Boodschap-aan-de-Mensheid wil ik graag zo wijd mogelijk verspreiden.
Zo is het dus allemaal begonnen.
Zonder de tussenkomst van een of andere uitgever, die dan weer dit, dan weer dat heeft aan te merken, laat staan dat je je lievelingsfoto’s in je eigen boek kunt plaatsen.
Die foto-pagina’s worden overigens hoog gewaardeerd, heb ik zo de indruk. Wel heb ik ze enigszins onderverdeeld. De privé-foto’s van en over mezelf, en die van Willem, en alles wat daarmee samenhangt, staan zo veel mogelijk gescheiden. Zo is het geheel overzichtelijk gehouden.
Maar de website is nog niet zó oud, dus er moet nog heel wat aan gebeuren! Het is trouwens de bedoeling nog véél meer foto’s vrij te geven over mijn broertje en over mezelf, maar het is een heidens karwei dit alles eerst op te slaan en zo. En ik heb nu eenmaal geen secretaresse!
Als je op een foto drukt met je muisknop, krijg je een vergroting, maar dat weet zowat iedereen die gewend is met een computer om te gaan.
Toch wijs ik er voor alle duidelijkheid nog maar een keertje op, zulke kleine wondertjes zijn te mooi om niet nog eens genoemd te worden.
In zowat alle foto’s staat Gelukkig Gisteren geprint - hetzij in een rechter bovenhoek hetzij ergens onderaan - de bedoeling is een al te grote vermenigvuldiging ervan tegen te gaan. Niet dat het een waterdichte garantie oplevert, het doet eerder een beroep op eenieder’s fatsoen die een van deze foto’s zou willen gebruiken, mij hiervan eerst even op de hoogte te stellen.
Zoals gezegd, er zit uniek materiaal bij dat komt van de erven van de familie VAN DEN HOUT... ik hoop dan ook dat iedereen er net zo respectvol mee om zal gaan als ondergetekende dat zelf doet.

DE STIJL

Le style, c’est l’homme, zeggen de Fransen en daar valt alles voor te zeggen.
Gedeeltelijk is het een kwestie van temperament, maar ook van ervaring en... leeftijd. Zo had ik jaren geleden nooit met zoveel afstandelijkheid over mezelf kunnen schrijven als ik tegenwoordig doe... Ook hou ik van niet al te lange zinnen, hetgeen wel correspondeert met zoiets vluchtigs als een website.
En de humor dan, zag menigeen zich misschien afvragen. Ook die ligt, volgens mij, in de stijl besloten.
Zo hield mijn broertje van een nogal gezwollen stijl vol hyperbolen en overdrijvingen, en blijft ondergetekende liever tegen de noot aanzitten, zoals ik het graag uitdruk.
Maar Willem stond, toen hij zijn boeken schreef, dan ook middenin het leven.. ondergetekende is, door de jaren heen, wel wat beschouwelijker geworden en kan daardoor met veel meer ironie op bepaalde dingen terugblikken.
Verder heb ik een klein experimentje ingebouwd.
In de serie herinneringen die onder *TANGER* staan heb ik het gewaagd een en ander in de jij-vorm te schrijven.
Het is een zo objectief mogelijk verslag, voor zover dat gaat, met hier en daar een kleine sfeertekening.
En mijn eerste (jeugd)herinneringen heb ik ondergebracht onder de titel: *’s-HERTOGENBOSCH revisited* (met een knipoog naar Evelyn WAUGH, die „Brideshead revisited” schreef.) Zo, genoeg over mijzelf en DE SITE.
Iedereen kan desgewenst reflecteren naar mijn erin genoemd contact-adres.

En mijn BOODSCHAP AAN DE MENSHEID?
Hahaha...
Het is dezelfde als die van een van mijn lievelingsfilmers, WOODY ALLEN:
En die luidt als volgt:

Graag zou ik U één POSITIEVE boodschap overbrengen. Helaas heb ik die niet. Maar euh... TWEE NEGATIEVE... is dat óók goed?






Duistere Dingen op Duivenvoorde
„Fritzi & Bubi”


Omdat de laatste officiële Bob Evers-bijeenkomst („Mijlpaal in Mijnsheerenland”) alweer ruim drie jaar achter ons ligt en 9 december 2007 (jubileummanifestatie ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van het Bob Evers Genootschap) nog zo ver weg is, namen Foeke Zeilstra en Gerben Holwerda het initiatief om een officieuze Bob Evers-bijeenkomst te organiseren.
Eind september ontving een zeer „Select Genootschap van Raisonnabele Gekken” een geheimzinnig mailtje met de mededeling dat men op 14 oktober 2006 op de Orangerie van Kasteel Duivenvoorde te Voorschoten werd verwacht voor een bijeenkomst die geheel in het teken stond van „Arie Roos wordt geheim agent” Uitvluchten en smoezen werden niet geaccepteerd: de aanwezigheid van de door het lot uitverkorenen was verplicht!
Enkele dagen voor die 14e oktober werd de feestvreugde nog eens vergroot, omdat beide organisatoren ons ook nog eens een reiskostenvergoeding (een heus briefje van 25 D-Mark!) stuurden. De spanning steeg ten top...

En zo kwamen, als verschillend gekleurde ballen op een Russisch biljart, alle partijen tegen het vallen van de borreltijd in Voorschoten terecht; vrijwel iedereen had - conform het verzoek van Foeke en Gerben - een voorwerp dat te maken had met „Arie Roos wordt geheim agent” bij zich, variërend van „Geheim agent”-wijn met dito glazen tot 1 kilo appels en 1 kilo peren. Alleen
Marie-José van den Hout en Roger Schenk zaten in een verkeerd universum (of was het nou een verkeerd Bob Evers-deel?), want zij dachten klaarblijkelijk dat Talavera ook meedeed en kwamen met een enorme bos blommen naar Foeke’s rots, uh... orangerie.
Foeke en Gerben hadden kosten noch moeite gespaard: niet alleen was de catering meer dan uitmuntend, maar om eenieder in de juiste stemming te brengen waren terras en tuin voorzien van een koffer met 60.000 D-Mark, een „Nederlandse Staatscourant”, een oorkonde waarop de 400.000e bezoeker werd geëerd en last but not least een „Amor”-beeldje dat reikhalzend stond te wachten tot iemand met achter de rug gebonden handen zijn handjes ervan af zou schieten.

Na een borrel, waarbij grote en kleine runderen werden besproken, trakteerden de beide organisatoren ons op een rondleiding door kasteel en landgoed Duivenvoorde annex „Geheim agent”-quiz: in een van de twee koperen kanonnen (!) in het kasteel, in een bootje in een boothuis en in een kruiwagen in een stal lagen 3 x 3 vragen verstopt, die door alle aanwezigen werden beantwoord.

Voor armchair-avonturiers was deze rondwandeling blijkbaar een enorme inspanning, want na afloop ervan diende er onverwijld bijgekomen te worden op het terras.
Ter leering ende vermaeck werd de scène uit Digazo’s tuin nagespeeld door Roger (die tot zijn opluchting constateerde dat zijn speciaal voor de gelegenheid gekweekte ringbaardje niet naar uien stonk!) en Foeke (met achter zijn rug vastgebonden handen) en u raadt het al: het „Amor”-beeldje werd door Foeke’s pistool vakkundig van zijn handjes ontdaan!
De tijd vloog voorbij, toen „heel de club, allemaal gekken, allemaal gekken” zo met elkaar aan het kletsen was, want voor we het wisten, was het alweer tijd om aan tafel te gaan: het viergangen-menu mag men gerust als een typische Bob Evers-maaltijd kwalificeren: er was genoeg om zelfs een Arie Roos tevreden te stellen en van de kosten zou zelfs een Jan Prins gaan blozen: alles was gratis! Waar hadden wij dit toch aan verdiend?
Tussen de diverse gangen door las de bekende actrice Josephine van der Meer met verve het hoofdstuk „Old Shatterhand en Winnetou” uit Marie-José’s boek „Gelukkig Gisteren” voor en hield Roger Schenk een causerie over „Arie Roos als geheim agent” (hieronder weergegeven) en werd de winnaar van de eerder gehouden quiz bekend gemaakt: alweer die vermaledijde Roger „Apriana” Schenk! Ach, het zij hem gegund, want aan de vorige Bob Evers-quiz, in 1997 in Zeewolde, mochten hij en John Beringen per slot van rekening niet eens meedoen. De hoofdprijs was een schaalmodel van een Oldsmobile convertible, helaas niet roomkleurig, maar daar stond dan weer tegenover dat er geen kogelgat in de voorruit zat...

Met dat al werd het erg laat en erg gezellig: de laatste gasten vertrokken pas na afloop van het spookuur, maar niet nadat iedere aanwezige een speciale fles „Château 411”-wijn had meegekregen!
Wij sluiten af met een woord van dank aan de beide organisatoren, Foeke Zeilstra en Gerben Holwerda: jongens, jullie hebben ons een fantastische dag bezorgd! Er moeten meer en meer fantastische dagen bezorgd worden!

Foto’s van deze bijeenkomst staan elders op deze site en op Marie-José’s site.





Enige beschouwingen over Deel 31 en
de (mogelijke) betekenis van het getal 411

Tafelrede, gehouden ter gelegenheid van Duistere Dingen op Duivenvoorde
Roger Schenk


Kan men zich iets groteskers voorstellen dan de volvette, roodharige en sproetige Arie Roos in de rol van: Geheim Agent? Zijn massaal figuur was al van tientallen meters afstand in dichte mist herkenbaar - hij bood zelfs de meest erbarmelijke pistoolschutter een onmisbaar doelwit - zijn eeuwige honger en zijn voorliefde voor het praaien van taxi’s maakten hem kostbaar in de onkostenrekening . . . en toch was het deze lachwekkende Arie Roos, die hals-over-kop werd aangezocht, in dienst te treden als Geheim Agent.


Zo begint het avontuur met Digazo. De toon is meteen al gezet: Arie Roos zal Geheim Agent (met hoofdletters!) worden! Zoals iedere schrijver van kinderboeken zal ook Willem na 30 deeltjes Bob Evers de neiging hebben gekregen om meer „volwassen” boeken te gaan schrijven, iets wat hij in zijn carrière al eerder had geprobeerd, maar wat door diverse omstandigheden nooit echt gelukt is: of Willem verloor zichzelf in oeverloos, filosofisch getint gezwets („Taillehaeck”, m.n. deel 2) of hij schreef een boek dat an sich zeer succesvol had kunnen worden, maar dat nou net in een tijd verscheen waarin mensen wel iets anders aan hun hoofd hadden dan schaterlachen om de wederwaardigheden in „Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen?”.
Nee, het zat Willem niet echt mee in zijn drang om boeken voor volwassenen te schrijven. Dan moest het maar via de zo succesvolle Bob Evers-serie gebeuren. De parallel met Karl May, die ik elders heb getrokken (Βίοι παράλληλοι, elders op
deze site), valt ook hier te trekken: ook de even geliefde als verguisde Karl May had al diverse pogingen om boeken voor een volwassener publiek te schrijven op zijn naam staan, maar het wilde maar niet echt lukken. Na een reis door het Midden- en Verre Oosten, die een overweldigende indruk op hem maakte, begon Karl midden in de vierdelige cyclus „Im Reiche des silbernen Löwen” ineens een symbolische weg in te slaan: de eerste twee deeltjes waren nog een puur reisverhaal, met Kara Ben Nemsi (Mays alter ego) en Hadschi Halef Omar in de hoofdrollen, maar de delen drie en vier zijn in een heel andere stijl geschreven, terwijl het in het eerste deel begonnen avontuur in Perzië „gewoon” verder gaat; waar May zijn avonturen in de ik-vorm schrijft en zichzelf aldus vereenzelvigt met zijn eigen hoofdpersonen Kara Ben Nemsi dan wel Old Shatterhand - en zichzelf laat fotograferen in de kostuums van zijn helden -, past Willy van der Heide min of meer dezelfde techniek toe, met dit verschil, dat hij geen deel heeft aan de handelingen in de Bob Evers-serie, maar het wel doet voorkomen alsof Jan, Bob en Arie werkelijk bestaan en hem de verhalen persoonlijk komen vertellen.
In het derde deel van de cyclus „Im Reiche des silbernen Löwen”, zoals gezegd als „avontuur” een voortzetting van de eerste twee delen, neemt Karl May afstand van zijn eerdere alter ego’s: zij waren slechts „symbolisch” bedoeld en van nu af aan zou hij alleen nog maar van dergelijke symbolische romans schrijven. Het werd tot Mays eigen verbazing... geen succes, net zo min als een toneelstuk met figuren uit zijn romans als protagonisten.

Zo begint ook „Arie Roos wordt geheim agent” als een voortzetting van een voorafgaand avontuur: na het avontuur op Hawaii gaat Jan Prins in België een poging wagen om het schilderijen-avontuur 27-28-29 tot een bevredigend einde te brengen middels het uit het kanaal van Humbeek vissen van de Ford, terwijl Arie naar Londen gaat om die stad eens op zijn gemakje te bekijken.
Daar komt het niet van, omdat Arie’s bagage wordt gestolen. Aanvankelijk menen wij nog met een „normaal” Bob Evers-avontuur te maken te hebben: parallellen met „Drie jongens als circusdetective” en „Kabaal om een varkensleren koffer” dringen zich onwillekeurig op: Arie heeft miljoenen op de bank, maar kan daar op dit moment even niet bij: hij zit op zwart zaad.
Maar daar houden alle vergelijkingen met eerdere Bob Evers-delen eigenlijk meteen al op.

De door Willem geschetste sfeer in de Londense mist is niet bepaald prettig, en het wordt er niet vrolijker op als Arie tot drie maal aan toe op geheimzinnige wijze wordt geconfronteerd met het getal 411:
-

Hij blijkt 4 shilling en 11 pence op zak te hebben (p. 8 (hardcover));

-

Vervolgens pikt een taxichauffeur, Perkins, hem op, die hem 2 pond leent tegen Arie’s horloge als onderpand (p. 10 (hardcover)); deze Perkins blijkt te wonen op 411 South Tower Street (p. 11 (hardcover));

-

Arie krijgt een Oldsmobile cadeau van Digazo; de kilometerteller blijkt op 10.411 kilometer te staan (p. 42 (hardcover)) (geen wonder overigens dat Digazo aan de verkeerde kant wilde inhalen, want in Engeland zijn auto’s met kilometertellers net zo zeldzaam als auto’s met het stuur aan de linkerkant...).

Eigenlijk is het vrij jammer dat de magie van het getal 411 verderop in het verhaal niet verder wordt uitgewerkt, maar zelfs ruw wordt onderbroken door uitgerekend de nuchtere Jan Prins, die niet op kamer 411, maar 419 blijkt te wonen in het Century Hotel in Antwerpen.
Wat Willem met dat drievuldig noemen van dat magische getal 411 heeft bedoeld, zal wel altijd een goed bewaard geheim blijven, dat Willem met zich mee zijn urn in heeft genomen, tenzij...
Tenzij Willem inderdaad - zoals hij altoos beweerde - in het Engels dácht, al blijkt dit niet echt uit zijn Bob Evers-serie: van mensen die in het Engels denken, mag je toch verwachten dat ze Engelsen en Amerikanen niet in guldens of kilometers laten rekenen, of dat ze woorden als „boot” en „dood” in het Engels op elkaar laten lijken: in „Een meesterstunt in Mexico” ligt Masters volgens eigen zeggen op de boot te wachten, hetgeen door de hoteldetective wordt verstaan als „ik lig hier op mijn dood te wachten” (pp. 92/93 (hardcover)).
Maar goed, stel dat... In Canada en het grootste deel van de Verenigde Staten is het telefonische inlichtingennummer sinds jaar en dag... 411 (sinds de jaren ’80 is dit nummer in de gehele States ingevoerd als inlichtingennummer). Dat bracht met zich mee, dat „411” in Amerikaans slang is komen te staan voor „inlichtingen”, „informatie”. Welnu, de Digazo-organisatie, die overigens geen naam heeft, maar verderop schertsend het Frankforts Geheim Genootschap wordt genoemd, is natuurlijk een soort van inlichtingendienst, naar het model van de CIA.

Welnu, de afloop van het verhaal is bekend: Arie gaat naar Frankfurt am Main, niet te verwarren met Frankfurt an der Oder, dat in een later deel ter sprake zal komen, alwaar hij met vlag en wimpel slaagt voor de test en wordt aangenomen als lid van Digazo’s inlichtingendienst.
Een en ander zou nu hebben kunnen leiden tot allerlei James Bond- of wellicht zelfs Malko Linge-achtige avonturen, hetgeen natuurlijk wel te verklaren is: de jongens zijn nu van school af, maar zijn door hun avonturen nu eigenlijk niet echt geschikt voor het leven in de gewone, gezapige maatschappij (een soort Rambo-achtig syndroom). Willy had de jongens nu makkelijk in hun nieuwe rol naar allerlei brandhaarden in de wereld van de vroege jaren ’60 kunnen sturen: Somaliland (Deel 31, p. 194 (hardcover)) of Zanzibar (Deel 32, p. 15 (hardcover)), maar dit gebeurt niet. In plaats daarvan worden de jongens naar Casablanca gestuurd om een agent van het Digazo-genootschap te bevrijden.
Echt leuk wil het avontuur niet meer worden. Het is achteraf wellicht een zegen, dat Willem halverwege deel 33 knallende ruzie kreeg met De Eekhoorn, zodat het geheime dienst-verband van de drie jongens alras ten einde komt.
Een decennium later pikte Willem de draad weer op - nu voor een andere uitgever - en er wordt met geen woord meer gerept over de Digazo-organisatie en de manier waarop de jongens daaraan zijn „ontkomen”. Hoewel de delen 34 en 35 veel ruwer van toon zijn, heeft Willem zijn vergissing om de jongens „volwassen” avonturen te laten beleven blijkbaar ingezien, want de jongens beleven weer échte jongensavonturen. En zo hoort het ook!

Bob Evers blijft altijd jong, Bob Evers blijft altijd in onze harten voortleven!
Lange leve Bob en zijn geestelijk vader!







Nieuwsbrief 27

Nieuwsbrief 28
als pdf

Nieuwsbrief 29

Register van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Apriana